De Nieuwe Stem. Jaargang 7(1952)– [tijdschrift] Nieuwe Stem, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 5] [p. 5] Willy J. Elsman Het bataljon Ballade Ze stappen een hagel van schoenen een veld van benen een muur van harten ze trappen de wegen achter zich weg Ze stappen vijfhonderd de helmen waaronder de ogen de monden De armen de handen de ransels een lied Vijfhonderd maal twintig in jaren vijfhonderd maal vader en moeder vijfhonderd maal vrouw of lief of kind De wegen de zomen de pleinen De mond de ogen wijzen naar 't einde en thuis Maar ziet Onder 't stappen een hagel van schoenen een veld van benen een vaandel van monden en ogen verzakken hun voeten in de aarde de schenen de knieën de dijen vergaan De vijfhonderd soldaten blijven gaan: een helling onder de aarde als water doorwaad De vijfhonderd soldaten blijven op maat De romp zinkt de ransel het hoofd de helm de piek van 't geweer: de aarde is effen [pagina 6] [p. 6] Ze stappen daaronder per formatie van honderd de ogen bewust de helmen recht tot Halt Boven hun hoofden staan vijfhonderd kruisen geplant [pagina 7] [p. 7] Het appèl Johnson. Yes, sir. Waar zijt gij? Hier, sir. Waar is dat? In coördinaten vijf vijf en zeventig, drie acht en veertig, sir: vijf voet onder d'aarde, gestrekt oost zuid oost. Wie was het die daar de taak voor u koos? Uzelf, kolonel. Uw opdracht? De vijand te doden; tot uw bevel! Flügelmann. Jawohl. Waar zijt gij? Hier, herr oberst. Waar is, om de duivel, dat hier? In coördinaten vijf zeven vijf, drie negen vier: het eerste graf links, langs de zuidelijke muur. Wat was u geboden? U zei me de vijand te doden. Johnson. Zijt gij het, sergeant? Ei, Flügelmann. Jawohl, luitenant. Schrik niet: wij moeten u storen, het is onze plicht: alle graven worden hier gelicht. Wij liften elkeen naar het dorp van weleer. Doch weet van tevoren: 't is niet om de eer, het gaat om de plaats. Voor obersten- en kolonellenplezier vallen er weldra andere hier. [pagina 8] [p. 8] Glorie der vaders Gij, die op de slagvelden kruipend sterft, gedenkt hen op 't laatst, die niet waard zijn uw lijken te bergen: vader en moeder. Al die vaders en moeders uit de straat, die bleven en in stoeten gaan, uw eretekens dragen, om uw pensioenen gaan. Gij sterft verlaten. Van de dag dat men u baarde. Vader die zijn handpalm op uw haarken lei, klein ventje-mijn, dat hij liet wandelen 's zondags in de straat. Moeder die uw hemdekens stikte per dozijn. Gij waart in stilte hun wordend heldje reeds. Men voedde u, gij werd gekleed voor 't uitgesteld vertrek. Uw vaders pijp was rook van glorie voor de zoon, die op het sein van de trompet te grabbel werd gegooid aan de uitgelaten pret. Teelt voort, patriotten. Perst de buit uit uw balgen, moustaches, kale hoofden, gilets met gouden brelokken waar de zonen in te bengelen hangen! Gedenkt hen, gij die kruipend sterft. Ligt neer zoals voor 't laatst verlaten stakkers liggen gaan. Bergt het hoofd in uw helm. Gij sterft zoals 't altijd zal moeten zijn: glorie der vaders, mest voor de akkers aan de Rijn. Vorige Volgende