Sovjet-satelietstaten, waartegen, in naam der menselijkheid, de actie zich zal richten, en wel onder het geuzen-motto: ‘Waar bemoei je je mee?’
Dat klinkt kranig, maar de tekst doet naast deze onschuldige vraag, die aan tegenstanders in de mond gelegd wordt, de, minder onschuldige, vraag opkomen: ‘Wat kan het je schelen?’
Uit een oogpunt van menselijkheid is er geen reden trots te zijn op de strafrechtspleging, waar ook ter wereld. Uit hetzelfde oogpunt is er geen reden gevangenissen te prefereren boven arbeidskampen; in beginsel geldt veeleer het omgekeerde, maar de praktijk beslist over wat in beginsel beter kan zijn, en wij maken ons volstrekt geen illusies over de Russische praktijk. Zou ons een weg gewezen worden ons met deze praktijk te bemoeien, zó, dat zij anders wordt, wij zouden hem zeker begaan! Een dergelijke benadering van Rusland, in naam der menselijkheid, heeft alleen zin, als volkomen overtuigend blijkt dat geen andere beweegreden dan de rechten van de mens de actie heeft ingegeven. Twijfel hieraan wettigt het volgende citaat uit deze brief die het Nationaal Comité aan een aantal ‘Weledelgeboren Heren’ richt: ‘De actie, die wij via onze meetings en manifesten onder het Nederlandse volk voeren, betekent ook dat er meer rust komt in het bedrijfsleven, omdat nu reeds de ervaring heeft geleerd dat mensen die aanvankelijk het Communisme steunden, zijn gaan inzien dat zij voor dit smartelijk lijden in de kampen geen verantwoording mogen dragen’ [cursivering van ons, ter vergelijking met het motief der menselijkheid].
Er is anti-communisme in soorten, van goed tot slecht, maar de politieke aap, die uit de humane mouw komt, riekt wel erg naar apenliefde tot eigen jongen. Het zij intussen erkend: het ‘wereldgeweten’ ziet scherp waar het geld vandaan moet komen. Maar wat zullen de arbeiders denken van deze omweg naar de arbeidsvrede? Zou 't niet wenselijk zijn, dat uit degenen, die hun naam [met kwaliteit] aan dit Comité hebben gegeven, een kleine commissie werd gevormd, bestaande bijv. uit Prof. Mr Dr G. van den Bergh, Mr A.L. Donker, E. Kupers en mevr. Dr H. Verwey-Jonker, om te overwegen deze hele passus maar te schrappen? Aan de grote werkgevers kan immers toch altijd nog vertrouwelijk geschreven worden wat men op het hart heeft. Maar in afwachting dat deze goede raad wordt opgevolgd stellen wij aan de nette, toffe jongens met hun ‘Waar bemoei je je mee?’ onze rhetorische vraag: ‘Wat kan het je schelen,’ en wij doen dit in naam der menselijkheid.