De Nieuwe Stem. Jaargang 6(1951)– [tijdschrift] Nieuwe Stem, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 640] [p. 640] Hieke de Jong Mist Een dichte mist omsingelde de dingen, een witte schimmel op de najaarsnacht. Aan bomen en aan huizen had de gracht slechts doezelig een paar herinneringen. De glazen kooitjes van lantarens hingen bewasemd langs de wanden van de nacht. Een klein, geel lichtje was in elk gebracht als een ziek vogeltje, dat niet kan zingen. Wat ik bezat is langzaam uitgewist en niets wordt door mijn aandacht meer betast. Maar deze innig dichte, witte mist heeft mijn gemis tot een bezit verdicht, dat me geheel vervult en droef verrast. Ik voel me zo bezwaard en toch zo licht. Ik ben het open strand Ik ben het open strand tussen de klippen van mijn trots, wachtende langs de eeuwigheid. Het water reikt zo dikwijls tot mijn lippen, ik moet de ziltheid smaken van de tijd. Het ruisen der seconden moet ik horen, maar nochtans blijf ik open als een vraag. Gedachten gingen over me, hun sporen worden door elke vloed weer weggevaagd. Toch zal het antwoord eenmaal komen later. Ik weet, dat het allang gesproken is. Het wordt gedragen door het grote water: een fles waarin een brief verstoken is. Vorige Volgende