dit voor de Sowjet-Unie veel moeilijker is, zal het er dus op uit zijn om de Ver. Staten en het Westen overal de voet dwars te zetten, waar hun economische politiek deze doeleinden nastreeft.
Ook de Sowjet-Unie zal zijn economische grondslagen willen verbreden. Het zal daarom de Ver. Staten niet slechts dwars zitten, maar ook zelf trachten over meer grondstoffen de beschikking te krijgen.
Hoe dit steekspel zal aflopen kan niemand zeggen.
Welke gevaren vloeien hieruit voor de wereldvrede voort? In de eerste plaats is daar het gevaar dat overal waar de respectievelijke vlaggen waaien, uitsluitend nadruk wordt gelegd op die elementen uit de ideologie van het andere kamp, welke men niet wenst te assimileren. Elementen dus waartegen men strijd voert.
Die tegenstellingen worden opgeblazen door belanghebbende, machtige groepen. Daardoor wordt het steeds moeilijker om de elementen te zien, die de Ver. Staten en de Sowjet-Unie misschien met elkaar gemeen hebben of tendenties in hun ideologische ontwikkeling die gelijke trekken vertonen. Met andere woorden, het gevaar dreigt dat teveel in de termen van wit-zwart wordt gedacht, terwijl de fijnere nuances in grijs aan de aandacht van de verhitte of beangste gemoederen ontsnappen.
Wanneer men echter probeert om onbevangen te observeren en te denken en zo tot een zelfstandig en gefundeerd oordeel te komen, dan moet men constateren dat een essentieel element van de democratie - de waarde en waardigheid van de menselijke persoonlijkheid - overal in de wereld wordt bedreigd. En deze bedreiging houdt geen halt bij bepaalde staatkundige grenzen. Zij is mondiaal.
Concentratiekampen, asfaltjeugd, massificatie, toenemend geloof in geweld in bepaalde kringen als bruikbare methode voor het oplossen van internationale politieke spanningen - die in wezen voor een groot deel echter het gevolg zijn van sociaal-psychologische en fundamentele en blijvende economische structuurveranderingen, het toenemend misbruik dat van de wetenschap wordt gemaakt, de overmatige, zo niet vrijwel uitsluitende aandacht die tallozen aan de stoffelijke welvaartsproblemen geven met volledige verwaarlozing van de geestelijk-zedelijke aspecten; al deze verschijnselen zijn alarmerende symptomen. En dan zwijgen wij nog maar over het snel toenemend aantal zenuwzieken dat er eveneens op wijst, dat de mens als ‘mens’ in een gemechaniseerde wereld wordt verwaarloosd en geen voldoende geestelijk houvast meer heeft.
Of men nu spreekt van Westerse of Oosterse democratie, wezenlijk blijft dat de kern van de democratie niet mag devalueren en ten gronde gaan. De hoop voor ons ligt in het weten, dat wij thans over de mogelijkheden beschikken om met behulp van de moderne communicatie- en voor-