de R.K. kerk is of zou moeten zijn aan te vallen, afwezig is. Ja, voorzover het de actuele en feitelijke machtuitoefening van de kerk aan een scherpe critiek onderwerpt en de gevaren van deze politiek uiteenzet. Als Amerikaan beschrijft de auteur voornamelijk Amerikaanse verhoudingen, maar omdat de kerk één is en haar methoden universeel zijn, geeft dit boek meer dan een Amerikaanse kritiek. Zijn kritiek omvat het gehele terrein van bemoeiingen, waarop de kerk werkzaam is in een antidemocratische, onwetenschappelijke, reactionnaire, onverdraagzame richting, zodat o.a. opvoeding, onderwijs, geneeskunde, geboortecontrôle, eugenetiek, huwelijk en scheiding wetenschap en bijgeloof, fascisme, communisme en socialisme successievelijk besproken worden. Zoals men weet, gaat de Amerikanen het openbare onderwijs zeer ter harte en op dit punt (men denke aan de controverse Mevr. Roosevelt-Kardinaal Spellman) bieden zij hevige weerstand aan elke vorm van subsidiëring door de overheid van het bijzonder onderwijs, in casu: de parochiescholen. Voor de auteur hangt de toekomst van het behoud der democratische vrijheden af van de toekomst der openbare school. Het voorbeeld van Nederland dat alle katholieke scholen onderhoudt met het geld van de belastingbetaler en de salarissen van de priesters betaalt, zoals B. het uitdrukt, vindt in Amerika geen bewondering, tenzij bij de katholieken.
In zijn hoofstuk over de politiek komt B. tot de conclusie, dat de R.K. kerk met haar sympathieën het (dichtst staat bij het fascisme; de totalitaire regimes hebben veel gemeenzaams met het totalitaire regime van de kerk; zij komt niet op voor de democratische mensenrechten, maar alleen in het geweer, als de kerk zelf gevaar loopt. De Vaticaanse politiek over de laatste dertig jaar wordt in dit opzicht aan een onderzoek onderworpen, waarin de feiten een duidelijke taal spreken.
Dit boek is overwegend een boek met feiten en citaten, voor een niet gering deel uit katholieke geschriften van officieel karakter. Dit geeft een solide grondslag aan 'schrijvers betoog, dat, zoals gezegd, geen anti-katholiek geschrift wil zijn. Hij wendt zich zowel tot katholieken als niet-katholieken - wel curieus, omdat hij weet dat gehoorzame katholieken niet zo maar elk boek mogen lezen. Maar hij meent te kunnen aantonen dat het mogelijk zou zijn scheiding te maken tussen het machtsinstituut dat uitbuiting, bijgeloof en tirannie bevordert en de godsdienstige instelling. Hij roept op tot een contra-beweging (resistance movement), die ook democratisch-gezinde katholieken moet omvatten, tegen de R.K. hiërarchie die haar sociale politiek wil opleggen aan scholen, ziekenhuizen, regeringen en gezinnen. Hij vreest alleen dat anti-katholieke zeloten de beweging van ernstige critici in discrediet kunnen brengen. Ik vrees dat de auteur het totalitaire karakter van het katholicisme miskent, dat zulk een scheiding tussen democratisch, tolerant en autoritair, intolerant katholicisme niet wil of zal kennen en toelaten. Iets anders zou zijn een inwendige hervorming in het katholicisme. Maar historisch gezien is de R.K. kerk sedert het concilie van Trente steeds verder gegaan op de weg van machtsvorming en steeds verder verwijderd geraakt van de evangelische boodschap.
Dit voorbehoud aangaande de verwachtingen van de auteur - waarbij ik moet toegeven dat hij omtrent de mogelijkheid van een contra-beweging zelf zegt: ‘Frankly, I do not know’ - neemt niet weg, dat dit boek een buitengewoon interessant en waardevol materiaal biedt.
O.N.