De Nieuwe Stem. Jaargang 6(1951)– [tijdschrift] Nieuwe Stem, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 481] [p. 481] J.C. van Broekhuizen Koreaanse fragmenten I Hut en hof minder dan steen of zand van rotsen, strand, verbrand, verworpen. hoe licht beladen! - vogeltje, vogeltje, vogeltje mooi, zing, o zing, ik draag je kooi. - liefde? haat? eigenbaat? geen steden, dorpen - al maar gaande, niettegenstaande doodse wegen. dorst van dagen, honger van nachten, allerwege vluchteling. II Vuur en ijs kwamen over de bergen. wanneer de wind nu waait stuift as over de akker, dof en grijs over het dode veld. ik ben een boer. mij is de weg vijandig en de rivier. uit het niets reikt de weg naar de leegte. [pagina 482] [p. 482] rillende stroomt de rivier uit stenige rotsen naar zee en storm. alle voren van de akker wezen naar mijn kleine huis: riet en leem, schemering. waar bleef het milde leven? de buffel? de vrouw? as over de akker. de weg. de weg is dood. III Over magere handen, doelloos nu, leeg, spelend met zand en gruis, ruist de tedere rijsthalm. achter vuur en as, in tranen en rook, tussen doden en stervenden, wuift de rijsthalm. sterker dan 't zwart geweld fluistert de rijsthalm, fluistert de rijsthalm, fluistert de rijsthalm... IV Zij slaan de bekkens, zij blazen de hoorn. wanneer zij hun schrille liederen zingen, scheurt het gewaad van de goden. zij hebben de draak gedood en de karper. alle geheimen [pagina 483] [p. 483] van lucht en water verdwenen. de aarde is woest en ledig. V De rijst is verslonden, het brood, de vruchten, het vee. de dood heeft duizend monden. nu gaat de honger branden. de velden zijn dor en kaal. de dood heeft duizend armen. hij grijpt ons allemaal. wat moeten wij boeten in dit vertreden land? de dood heeft duizend voeten, hij gaat aan alle kant'. 1951 Vorige Volgende