Hazil
De schilder Salim
Er is een tijd geweest dat de Indonesiërs als parade-paardjes fungeerden voor het Nederlandse publiek, - en er waren er, die het wát leuk en prettig vonden! Niet slechts Indonesische politici en studenten [Malino-zowel als... Republikeinse], maar ook de weinige kunstenaars die in Nederland zijn geweest. De ‘scheppingen’ van deze kunstenaars werden hoog opgehemeld; vaak zag men de fouten en gebreken wél, maar och ja, ‘laten we niet al te vitterig zijn’. Immers, de paradepaardjes zullen hun kunsten een andere keer wel beter doen! Helaas zijn deze paradepaardjes mensen van vlees en bloed, en niet erg bestand tegen vleierijen en kreten van bewondering van het publiek. ‘Het exotische’ en ‘Oosterse’ element werd hoog en luid aangeprezen, en omgekeerd maakten handige kunstenaars [handig vooral in het marchanderen] er dankbaar gebruik van om hun ‘reputatie’ te vestigen. Slechts een heel enkele uitzondering, dus iemand van karakter en met een sterke persoonlijkheid, weet zich te onttrekken aan deze vleierij. Zo'n iemand, die zichzelf weet te blijven, is Salim, artiste-peintre. Salim is Indonesiër van geboorte en afkomst, socialist van politieke overtuiging en in geestelijk opzicht een ‘cosmopoliet’. Hij heeft verreweg het grootste deel van zijn leven in Europa doorgebracht, en meer dan 20 jaren zich aan schilderkunst gewijd. Hij maakte vele schilderstukken, en deed mee aan vele collectieve exposities. Een enkele keer exposeerde hij alleen. Reeds in 1936 merkten de recensenten hem op, en telken jare weer waren de kritieken over hem goed en objectief. Maar een enkele keer vergaloppeerde de criticus zich en hemelde zijn ‘Oosterse’ stijl en sfeer-weergave op. Omgekeerd oordeelde b.v. een Republikeins minister vernietigend over hem: ‘Te Westers’ [Expositie van 1949]. Nu, van geen van beide gecursiveerde
qualificaties moest Salim het hebben. Voor hem bestaat geen Oost-West-antithese, en vooral niet in de ongunstige betekenis van het woord.
In zijn schilderstukken heeft hij trouwens van het begin af getoond, noch het een noch het ander te zijn. Ik zie meer een synthese van wat men gemakshalve ‘Oost’ en ‘West’ pleegt te noemen. Dat bleek mij al in 1934, toen Salim schetsen maakte van ‘Algiers’, maar ook van ‘Bogor’. Dat blijkt mij nu ook weer - hoewel in vele opzichten veel volmaakter dan zijn eerste werkjes - bij deze 26 stukken, die bij de Stichting Culturele Samenwerking worden geëxposeerd, alvorens naar Indonesië te worden gestuurd. Ondanks zijn eerste school bij Léger en Ozenfant, is Salim niet de ‘modernistische’ richting opgegaan. Evenmin echter kunnen we van hem zeggen, dat hij impressionist is, al is onmiskenbaar de invloed van Dufy en Cézanne