Julien Kuypers
Belgische hulde aan Van der Leeuw
Mijn landgenoten, die hem gekend en dus ook gewaardeerd hebben, stellen er prijs op zich aan te sluiten bij de hulde, in dit tijdschrift aan wijlen Prof. G. van der Leeuw gebracht.
Niet alleen blijft hij voor ons de Nederlandse Minister van O.K.W., die het Belgisch-Nederlands cultureel akkoord van 1946 en het spelling-compromis voorbereidde, tevens was hij buitenlands lid van de Koninklijke Vlaamse Academie voor wetenschappen, letteren en schone kunsten. In Januari 1948 hield hij te Brussel bij de installatie van kardinaal Van Roey als lid van zijn Klasse der letteren, der morele en staatkundige wetenschappen, een lezing over Menswording en Cultuurverschuiving, een anthropologisch probleem.
Onze eerste persoonlijke kennismaking, te Maastricht, staat mij nog duidelijk voor de geest. Aanleiding ertoe was de opening van de tentoonstelling Zuid ziet Noord: de schatten uit het Rijksmuseum, die in de grotten van de St.-Pietersberg een schuilplaats hadden gevonden, kwamen terug aan het licht.
Ik er heen, met de bijbedoeling een deel althans van die doeken in België ten toon gesteld te krijgen! Het waren onze eerste, schuchtere stappen op een sindsdien vlijtig betreden en belopen pad. Een periode van intense uitwisselingen, die overigens voorbij is, nu de mensen zelf weer ter plaatse naar de kunstwerken kunnen gaan kijken en deze niet langer de perikelen van reizen en trekken hoeven te trotseren.
Prof. Van der Leeuw was een bewindsman die, naar het voorbeeld van zijn chef, prof. Schermerhorn, en van zijn ambtsvoorganger, dr Bolkestein, niet uit de politieke kringen stamde. Van de heer Bolkestein mocht België, evengoed in Mei 1940 als tijdens de ballingschap te Londen, talrijke blijken van vriendschap en good-will ontvangen. Ook met de vroegere Nederlandse Premier had ik, in de donkere dagen van Nijmegen en Arnhem, toen Brussel nog de verduistering en ‘de zwarte markt’ kende, een hele avond over verleden en toekomst van gedachten gewisseld. Maar dat waren leidende figuren uit het verleden. Deze nieuwe bewindsman behoorde tot een ploeg die de traditionele partijgrenzen wou doorbreken om een verdraagzame, ruime, culturele politiek op te bouwen.
Reeds tijdens de rondgang van de Maastrichtse tentoonstelling was het ijs gebroken. En, tijdens een receptie op het gouvernementsgebouw, werd ons zonder enige aarzeling, met een glimlach, alsof het de natuurlijkste zaak van de wereld gold, een eerste tentoonstelling van Nederlandse