land de liefde van zijn geest én van zijn hart. Voor degenen, die het voorrecht hadden zijn leerlingen te zijn, zullen de ogenblikken onvergetelijk blijven, waarop professor Van der Leeuw met hen de Griekse tragedies las, het roeplied der Elische vrouwen om Dionysos ‘woedend met de stierpoot’, de historiën van Herododotus en de speels diepzinnige dialogen van Plato. Hij lééfde in Griekenland. Daar vond hij het domein van de grote Moeder, die ons aller leven beheerst in de eeuwige cirkelgang van geboorte, paring en dood, in de roes der driften en in de zalige onbewustheid der Dionysische extase. ‘Er zijn maar drie dingen, die terzake doen: geboorte, huwelijk en dood, precies dezelfde dingen, die de gasthuisvrouwtjes uit de krant halen - de rest is bijzaak’, dat was een uitspraak, die vele generaties van studenten van hem hebben gehoord. En wie de passie en de overgave voelden, waarmee hij de koren uit Euripides' Bacchae las, begreep onmiddellijk, dat Van der Leeuw's afkeer van geheelonthouding niet maar de een of andere idiosyncrasie was, maar een fundamentele houding van een man, voor wie de Moederreligie een concrete werkelijkheid was. Demeter, die weende en juichte bij dood en wedergeboorte in de natuur, Artemis, die moederlijk zorgde voor de prille jongen van beer en leeuw, maar die óók deze zelfde diertjes wreed wurgde - zij waren voor hem levende godinnen. De grote golfslag van de Physis, de natuur, die in opkomst en ondergang onverstoorbaar en grandioos door de eeuwen van menselijke geschiedenis heen deint, bracht Van der Leeuw tot een huivering, die zonder meer religieus was.
Deze natuur hebben de Grieken steeds als het uitgangspunt en de basis van hun cultuur gezien. Ook aan deze cultuur participeerde Van der Leeuw met zijn gehele wezen. Lichaam en ziel werden daar als eenheid ervaren. Ook wanneer er in Hellas een theoretische scheiding tussen lichaam en ziel wordt gemaakt, blijft de oorspronkelijke eenheid van kracht: Plato's leerlingen waren geen onbekende figuren op de sportterreinen en Plato's Ideeën hebben meer dan genoeg aan aardse vormen om niet in abstractie op te gaan. Sport, wijsbegeerte, beeldhouwkunst, dans en muziek maken samen de Griekse mens en de Griekse cultuur. Het is deze zelfde universaliteit, die Van der Leeuw's meest karakteristieke eigenschap was. Hij kon en begreep niet alles, maar wel zéér veel. Bij de theologische propaedeuse achtte hij lessen in dans en toneel onontbeerlijk; wanneer hij een privatissimum gaf over het kerklied, zong hij evenveel als hij doceerde; wanneer hij in de processie der hoogleraren de senaatszaal van de Groninger universiteit binnenschreed, kon men zien, dat de processie een eerste vorm van de dans is, die niet alleen een toga, maar ook stijl vraagt. Zoals voor de Grieken, was voor hem het hele leven in al zijn verschijningen goddelijk en was de mens verplicht zijn ontmoeting met deze machten vorm en stijl te geven. Van der Leeuw's