| |
| |
| |
Kort bestek
Inwendige critiek
Een van de functies van de geestelijke vrijheid, die wij als een fundament van de democratie beschouwen, is critiek op het bestel waaronder men leeft. In tijden van grote spanningen als waarin wij nu leven, spanningen tussen twee grote machten richt de critiek zich eer op de tegenstander van het eigen bestel dan op dit zelf. Verklaarbaar, maar dit kan van een gevaarlijke eenzijdigheid worden, wanneer de spanningen zich verscherpen door wanbegrip van de werkelijke situatie en daaruit voortvloeiende handelingen en de critiek daarop verstikt dreigt te worden.
De publieke voorlichting richt zich dus in het algemeen sterk op de fouten en wandaden van de grote tegenstander; zij voelt zich daardoor de verdedigster van de eigen orde en vindt weerklank bij het aldus voorgelichte publiek.
In onze tijd is de veelzijdige voorlichting achteruitgegaan en de druk van de overheid op de publieke opinie toegenomen, ook in de democratische landen. Wij kunnen in ons land ook niet meer die ‘liberale’ berichtgeving en voorlichting, waarvan bladen als de Monde in Frankrijk, de Manchester Guardian in Engeland, de New York Times in Amerika de traditie nog trachten hoog te houden.
Wanneer wij in onze redactionele korte bestekken meer de nadruk leggen op de critiek binnen het democratische bestel, dan is dit slechts een bijzondere eenzijdigheid die de correctie wil zijn op de algemene eenzijdigheid. Het conformisme is in deze tijden zo verleidelijk, omdat het eigen kwaad zoveel geringer lijkt dan het grote tegenover ons en het vestigen van de aandacht op het eerste afbreuk schijnt te doen aan de afweer tegen het laatste. Maar waar men met critiek op de tegenstander al te gul is, wordt aan de inwendige critiek vaak te kort gedaan. Onze ‘inwendige’ critiek moge men dan ook verstaan als de stem van het geweten der vrijheid, die waarschuwt tegen de teloorgang dier vrijheid en tegelijk daarmee tegen die funeste tendenties, die de spanningen nodeloos doen toenemen en het gevaar van een verwoestende uitbarsting dichterbij brengen.
| |
Bedenkelijk Symptoom I
Wij herinneren ons, rampzaliger gedachtenis, dat in het eerste bezettingsjaar 1940 het overheidspersoneel een papier werd voorgelegd, waarin het werd gevraagd of het al of niet Joods was.
Thans vraagt onze Minister van Binnenlandse Zaken zijn ambtenaren -
| |
| |
dit bericht vindt men in het Dec. nummer van Mens en Wereld, orgaan van het Humanistisch Verbond onder de titel: Verdachte Belangstelling? - per enquêteformulier o.a. tot welk kerkgenootschap zij behoren.
De vraag in 1940 was de inleiding tot het ontslag der Joodse overheidsdienaren. Er waren er, wie deze vraag toen nog onschuldig voorkwam... De vraag in 1950 heeft, zomin als die in 1940, enige reden van dienstbelang. Ergo komen veronderstellingen los en de volgende ligt dan voor de hand: de minister wil zijn departement zuiveren van lieden die geen of niet de ‘ware’ godsdienst bezitten. Kwaadaardige veronderstelling? Elke ongeoorloofde vraag, en deze is ongeoorloofd, lokt boze vermoedens uit. Het is, dunkt ons, nu de taak van een onzer Kamerleden deze bewindsman te vragen welke zijn bedoeling geweest is met dit geloofsonderzoek en de rechtsgrond aan te geven waarop de verplichting der ambtenaren berust de gestelde vraag te beantwoorden.
| |
Bedenkelijk Symptoom II
Aan het huis waarin Prof. Leo Polak jarenlang heeft gewoond: Keizersgracht 687, te Amsterdam is in het jaar 1946 een plaquette aangebracht te zijner herinnering. Leo Polak is, zoals men weet, een der eerste slachtoffers geweest der Nazi-terreur; hij was in 1928 Heymans opgevolgd als hoogleraar in de wijsbegeerte te Groningen, een sieraad der wetenschap en een humanist in de beste zin des woords. De plaquette is geplaatst door de Vrijdenkersvereniging ‘De Dageraad’ en onthuld in aanwezigheid van delegaties van academische senaten, hoogleraren en vertegenwoordigers van verschillende verenigingen. De tegenwoordige eigenaar heeft, zonder enige kennisgeving aan de Vereniging die de plaquette heeft aangebracht, deze verwijderd, omdat zij de gevel zou ontsieren. Gevoelens van piëteit jegens de figuur van Polak, jegens de grote vaderlander, die zich verzet had tegen de barbaarse bezetter waren blijkbaar volkomen afwezig bij eigenaar en bewoner, die botweg een weigerend antwoord gaven op het verzoek de plaquette weder te doen aanbrengen. Dat zoiets vijf jaar na de bevrijding mogelijk is, is een droef teken.
| |
Marnix Gijsen
De stukjes in deze rubriek zijn steeds van de redactie. En als regel betreffen zij dan ook niet een onzer redacteuren. Intussen: regels zijn er, om er zo nodig van af te wijken, en dat doen we dan bij dit.
Want ons, alle redacteuren minus Marnix Gijsen, loopt de gal over. De letterkundige prijs van de provincie Antwerpen die ‘omnium concensu’ aan onze redacteur zou zijn toegekomen voor zijn meesterwerkje ‘Joachim van Babylon’ is hem namelijk onthouden.
| |
| |
Waarom? Officieel volgens de orakelspreuk ‘dat in dit werk de morele gaafheid en de traditionele principes van het Vlaamse volk zouden zijn aangetast’. In gewoon Nederlands zal dit wel moeten luiden: omdat Marnix Gijsen de Kerk de rug toegekeerd heeft, want de ‘traditionele principes’ van het Vlaamse volk komen er op neer, dat niet te doen en die belaging van de ‘morele gaafheid’ is de gebruikelijke laster waarmede degenen bespoten worden die dit ‘traditionele princiep’ eerlijkheidshalve overboord zetten.
De besturen van de Vereniging van Vlaamse letterkundigen en van de Vlaamse P.E.N.-club hebben, naar wij vernemen, tegen dit besluit geprotesteerd. Uit naam van wat er van de ‘Benelux’ nog over is, vindiceren wij het recht, ons protest bij het hunne te voegen. En van harte.
| |
Vader en Zoon
‘Majoor Generaal MacArthur, militair gouverneur van de Philippijnen, rapporteert dat de uiteindelijke onderwerping van de Philippino's nog niet in zicht is en dat het de aanwezigheid van omvangrijke land- en zeestrijdkrachten, en vele jaren zal vereisen, voor en aleer er een stabiele regering zal kunnen worden gevestigd’... Aldus een bericht in de New York Herald Tribune, Europese editie, van 13 November... 1900.
Zoals de ouden zongen, zo piepen de jongen!
Arthur MacArthur toch was de vader van de ‘onze’ die de wereld sinds '45 maar al te goed kent. Douglas was 20 in 1900, is nu dus 70, maar zijn ideaal-ik is blijkbaar nog steeds identiek met zijn vader-imago; alleen wint de zoon het wellicht in ijdelheid en ‘Schneidigkeit’. Zie zijn portret.
Als steeds leert ook deze geschiedenis weer maar één ding - dat men niets leert uit de geschiedenis. En toch is de les zo overduidelijk: wat in 1900 nog slechts met heel veel moeite voor een deel van Azië gelukte, is vijftig jaar later uiteraard voor geheel Azië een onmogelijkheid geworden: MacArthur, de ‘blanke Mikado’ droomt vergeefs.
| |
Vader en Dochter
Margaret Truman, de dochter van Harry S. zingt. Niet mooi. Althans niet naar de mening van de muziek-recensent van de ‘Washington Post’, Paul Hume, die daarvan in zijn krant bezadiglijk en voorzichtiglijk getuigde. Vader, wiens post wel, maar niet al te secuur, naar nu blijkt, gecontroleerd wordt schreef een ‘tegen-kritiek’: ‘mocht ik u ooit ontmoeten dan zult u een nieuwe neus nodig hebben en iemand die u kan wegdragen’, aldus het slot van zijn brief, waarvan de rest niet kalmer van toon is. Een speurder van de ‘Washington Daily News’, vaders felste vijand, kwam hier achter, toen men aan de Washington Post op het punt stond vaders
| |
| |
brief [...] een beleefd antwoord aan de afzender te retourneren en publiceerde een vervalste tekst. Toen schoot er niets anders over dan publicatie van de echte - en zo kent de wereld nu dit schandaal.
| |
De wereld en Vader
Dit schandaal inderdaad, want vader Truman is ‘nebenbei’ ook president van een der beide machtigste mogendheden ter wereld. Een inzender in ‘Trouw’ dezer dagen kon deswege aan de echtheid van die brief niet geloven. Ten onrechte evenwel, om de eenvoudige reden, dat, ware hij onecht geweest, tegenspraak van het Witte Huis, op welks briefpapier hij bovendien was geschreven, niet zou zijn uitgebleven.
Zo is de brief dan maar al te echt en heeft de wereld het bewijs, dat een van de lieden, van wier luimen haar lot dan toch maar afhangt, de eerste plicht van een leider, t.w. zelfbeheersing, niet in het minst verstaat.
Dat is meer voorgekomen, zal men zeggen. Alexander was niet verder in die kunst, Karel V evenmin. De een dronk, de ander at zich dood. Napoleon was er ook al geen held in, getuige o.a. de hoedscène in zijn gesprek met Metternich, evenmin Wilhelm II, getuige o.a. zijn speech bij het vertrek van Von Waldersee met zijn troepen naar China, of zijn berucht interview met de ‘Daily Telegraph’. En dan was er ook nog een, die Adolf heette van zijn voornaam...
Inderdaad, het is meer voorgekomen. Maar als u ons vraagt of dit een geruststelling is voor de wereld, dan zeggen wij: neen, integendeel.
| |
Bertha Rediviva
Men wil Duitsland herbewapenen. Maar ze zijn er daar niet van gediend. Een opinieonderzoek door een Frankfortse krant leverde het volgende resultaat op: 69% tegen iedere vorm van herbewapening, 17% voor Duitse eenheden in een Europees leger, 8% voor een eigen Duitse weermacht, 3% was wel voor herbewapening, maar slechts in beginsel en 3% tenslotte had geen mening over het vraagstuk.
De 28%, die er dan op de een of andere manier vóór is zijn, uiteraard, de ex-Nazi-officieren, Waarvan er nog een 40.000 en de ex-bijna-Nazi-dito's, waarvan er nog een 170.000 moeten rondlopen, maar of dat betrouwbare bondgenoten zouden zijn ter verdediging van de democratie heeft men zich in Brussel en Washington blijkbaar niet afgevraagd. Wij zijn het eens met gen. Taylor, de openbare aanklager tijdens de processen te Neurenberg, die gezegd moet hebben, dat wij eens de dag zullen berouwen, dat de eerste Duitser zijn uniform weer aantrok wanneer dat moet gaan onder leiding van de Von Manteuffels, de Guderians, de Haiders en de Von Rundstedts.
| |
| |
Doch hoe moet men het grote percentage tegenstemmers verklaren? Wij geloven dat de verklaring niet zo moeilijk is. Waarom zouden zij het namelijk wèl willen? Waarom het geriskeerd, hetzij door de Russen onder de voet te worden gelopen, hetzij dood te bloeden in de strijd tegen de broeders uit de Oost-zône? Zonder leger en luchtmacht, aldus vermoedelijk hun gedachte-gang, is toch voordeliger.
Wie wil intussen nog volhouden, dat de geschiedenis voorspelbaar is? Zo ja: waar is dan de profeet die voorzegd heeft, dat de wereldvrede misschien eens gered zou worden door de onwil van het Duitse volk om te vechten? Waar de profeet die ons de herrijzenis van Bertha von Suttner en haar ‘Die Waffen nieder’ heeft voorspeld? Wie wist van te voren dat deze ‘süsze’ Bertha nog eens representatiever zou worden voor het land der denkers en dichters dan de ‘dikke Bertha’?
| |
Kerst-offensief
‘Het kerstoffensief van de Noordelijken en Chinezen is nog niet begonnen’ - aldus een nieuwsbericht op de tweede kerstdag, met een zekere spijtigheid. Spijtigheid, want wat was het niet heerlijk geweest, tranen te plengen en een woedegehuil aan te heffen over die lelijke communisten, die even weinig eerbied tonen voor het heilige kerstfeest als zij op 25 Juni 1950 toonden voor de zondagsheiliging.
Nu hebben de Noord-Koreanen en Chinezen over het algemeen heel wat minder reden om Zondag of Kerstmis in vroomheid door te brengen dan Franco, toen hij met Kerstmis 1938 de roden aanviel onder daverende toejuichingen van de Maasbode, of generaal Spoor toen hij vlak voor Kerstmis 1948, met evenveel instemming van onze Christelijke pers, de noodlottige tweede militaire actie in Indonesië ontketende.
En toch zegt de radio niet: ‘het verwachte offensief der Noordelijken is op de kerstdagen uitgebleven’, maar: ‘het kerstoffensief is nog niet begonnen’. Dit klinkt heel anders. Ook nu het offensief pas in 1951 is gekomen zal het, in de westerse propaganda, het uitgestelde ‘kerstoffensief’ blijven.
Dit radiobericht maakt namelijk deel uit van een gehele radio-campagne, waarin zelfs de stem van vorstelijke personen en het gebeente van Petrus in het geweer worden gebracht om het ‘vrede op aarde’ naderbij te brengen door de strijd van de ene helft der mensheid tegen de andere te propageren.
Er wàs dus een kerst-offensief gaande. Maar van wie?
|
|