Stil zaten wij des avonds om de lamp. Telkens gingen vader of moeder naar boven. Ik mocht Eddie elke dag even zien. Wat heeft hij op zijn hoofd, vroeg ik. Het was een ijszak, zei moeder, want Eddie had erge hoofdpijn. Ik wilde hem laten lachen, maar moeder zei: laat hem maar rustig liggen.
Op een middag bracht moeder mij weg naar het huis van een vriendin bij wie ik mocht logeren en van wie ik veel hield. Des nachts werd ik wakker, miste mijn ouders en huilde. Alles was zo anders.
Toen, op een morgen, kwam vader mij halen. Ik weet niet meer, wat hij zeide, maar het was niet veel. Aan zijn hand liep ik naar huis. Hij bracht mij naar de kamer waar Eddie lag. De gordijnen waren gesloten; het gaslicht brandde. In zijn bedje zag ik Eddie liggen; hij lag heel stil en zijn gezicht was wit. Toen wij naar beneden gingen, waren ook in de huiskamer de gordijnen dicht en brandde de lamp. Aan de tafel zat moeder, ik kon haar gezicht niet zien, want zij borg haar hoofd in haar armen. Ik zag haar rug vreemd op en neer gaan en hoorde haar zacht snikken. Ik legde een hand op haar arm. Het enige gevoel dat ik mij herinner, was niet het verdriet om het kleine broertje, maar het vreemde en angstige van die kamer, waar de gordijnen gesloten waren, het bleke gaslicht brandde en het donker behang aan alle wanden stond.
Toen kwamen er weer nieuwe dagen. Eddie's kinderstoel werd naar de zolder gebracht. Op zolder maakte ik eens een kast open en vond daarin zijn speelgoed: een karretje met paard, een blokkendoosje en zijn pop.
Op een morgen, dat de zon in de kamer scheen, zag ik ineens dat door vader's zwarte haar veel witte draden liepen. Soms, aan tafel, boog moeder in eens het hoofd en huilde. Dan trok vader's gezicht in een strakke witheid en hij boog het hoofd zo diep dat ik zijn ogen niet meer zag. Ik heb nooit gezien dat vader huilde, maar zijn gezicht was als van witte steen en zijn stem, die vroeger wel eens helder en licht kon zijn, klonk dof. Nog altijd zie ik moeder's wanhopig verdriet en vader's ingehouden smart tegen de achtergrond van dat donker behang.
Er gingen een paar jaren voorbij, ik was op de grote school. Niet meer zo vaak huilde moeder en vader kon soms met lichter stem spreken en het was of de kamer iets lichter werd. Er waren dagen in het jaar, dat mijn ouders naar de kalender keken en elkaar aanzagen. Vandaag was Eddie jarig, zei moeder.
Het was een jaar dat de lente vroeg begon; ik herinner me dat ik met Paschen bosviooltjes en primula's plukte achter in de tuin. Er was veel zon in de kamer. Op een avond hoorde ik vader iets vertellen aan moeder dat grappig was. Vader lachte luid op. Een vreemd, bevrijdend gevoel kwam in mij en ik keek vader vragend aan. Dadelijk verstarde zijn gezicht