Men kan de durf om in het tegenwoordig Amerika met iets zo ‘defaitistisch’ op het doek te komen, niet hoog genoeg prijzen. Men moet ook de vrijheid loven dat in datzelfde Amerika dit in deze tijd nog mag.
Intussen: is er schrijnender tegenstelling denkbaar dan dat naast dit inzicht in de werkelijkheid van de oorlog, de oorlog in werkelijkheid nog maar steeds voortgaat? Op tientallen oorden, nu in Korea, straks elders, grijpen dagelijks nog episoden plaats, als de hier in beeld gebrachte. En de vraag die men zich elke dag dringender stellen moet is deze: hoe is het mogelijk dat, terwijl het ware begrip omtrent de zinloosheid van de oorlog er in het klein al is, het in het groot blijkbaar niet vermag door te dringen?
Voor wie niet ziende blind is immers, is het dag-helder duidelijk, dat ook het Koreaans avontuur ondanks alle vrijheidsfraseologie een avontuur is en niets meer, een avontuur, niet van de soldaten, maar van de belanghebbenden die hen sturen. Een avontuur waarvan behalve die soldaten zelf de Koreanen het zinloos slachtoffer zijn, onverschillig of hun moeder hen in Noord- dan wel in Zuid-Korea baarde.
II. Elke karakteristiek van onze tijd schijnt de kern te missen wanneer zij niet haar tegendeel in zich opneemt, en er zo een wordt die van een spanning tussen tegenstrijdige begripsparen getuigt, groter en ondragelijker dan ooit tevoren. Men leeft onder de dreiging van een oorlog, die men, verstrikt in een zelfgevlochten netwerk van oorzaken en gevolgen, nabij helpt brengen, zonder hem te willen en zelfs, volgens geweten of belang, te kunnen willen; en elke stap op deze weg naar de opperste onredelijkheid heeft de schijn van een nuchtere redelijkheid, die het zekere voor het onzekere neemt.
Nooit inderdaad waren geweten en belang zozeer in strijd met een einde, waaraan men, als in het raderwerk van een onpersoonlijke macht gegrepen, zich willoos uitgeleverd voelt. Nooit ook was de bewustheid groter, de kritiek onbevangener en veeleisender waarmee de mens zijn maatschappij en zichzelf tegemoet trad, en toonde hij zich aan de ideologieën, die vanouds de horigheid aan zijn lot veelkleurig drapeerden, meer ontwassen. Wat hierboven gezegd werd naar aanleiding van één oorlogsfilm, men zou het aan zoveel voorbeelden kunnen illustreren. Wij willen er nog één noemen: hoe de critische objectiviteit zo hoge eisen is gaan stellen, dat midden in een oorlog waarin men, fysiek en psychisch, op leven en dood was betrokken, plannen werden beraamd om al het materiaal te verzamelen dat de toekomstige geschiedschrijver van deze oorlog van dienst zou kunnen zijn, plannen die direct na de vrede op grote schaal ten uitvoer zijn gebracht. Rijksinstituten voor Oorlogsdocumentatie, en de toenemende dreiging van een nieuwe wereldoorlog,