Bonae litterae
Over Cry the beloved country van Alan Paton [in de bij Elseviers U. My. verschenen vertaling Tranen over Johannesburg geheten] is al herhaaldelijk de opmerking gemaakt, dat men het als een Max Havelaar voor Zuid-Afrika zou kunnen beschouwen. De opmerking behoeft daarom geen gemeenplaats te worden, een ieder kan de overeenkomst treffen. Men vindt in dezen roman alle elementen van het hedendaagse leven in Zuid-Afrika en zijn rassenproblematiek terug. Elk van de figuren uit de roman vertegenwoordigt een aanwijsbaar type en staat daarmede voor talrijke soortgenoten. Daar is de negergeestelijke uit de zondoorstoofde valleien van Natal, die in de overstelpende mensenmassa en rassen- en nationaliteitenmengeling van Johannesburg zijn zuster gaat zoeken en zijn zoon, behorend tot de ontelbare ontstamden die uit hun eigen landstreek, uit de door droogte en erosie en roofbouw geteisterde dalen van hun herkomst, een toevlucht hebben gezocht in de stad, en er ontworteld van kwaad tot erger vervallen, tot prostitutie, diefstal, roof en moord. Daar zijn de iets meer geëmancipeerden onder de zwarte bevolking als deze eenvoudige en rechtschapen geestelijke Kumalo, en zijn broeder die in de grote stad als het ware zijn keerzijde in emancipatieopzicht is geworden, een politiek redenaar, met het den Zoeloe eigen talent daarvoor, die de latente opstandigheid van de zwarte bevolking aanwakkert en de groeiende haat vaste vormen van organisatie en protest begint te geven. Daar is de verlichte blanke die inziet dat men met de strengste maatregelen tegen de verwording van de negermassa's in de stad de oorzaken hunner verwildering niet wegneemt, en die in dit verhaal door het noodlot juist als slachtoffer van het kwaad dat hij wil opheffen valt. Daar is de tragiek van den jongen tot misdaad vervallen neger, Kumalo's zoon die tot de strop wordt veroordeeld maar zelf een slachtoffer is van de heersende toestanden. En daar is, in
dit boek dat uit een edele gezindheid geschreven, zakelijk en idealistisch tegelijk, perspectief zoekt te ontdekken en wegen tot verbetering bedoelt te wijzen, het slot met de aanwijzing der materiële middelen daartoe in een juiste ontginning en irrigatie der door de zwarten bewoonde dalen, de verbetering der reservaten, en der geestelijke middelen, uitgaande van de gedachte dat alleen wijze leiding en een juiste opvoeding der negers in staat zullen zijn nog te voorkomen, dat de met elkaar gepaard gaande getalsminderheid en gezagsmeerderheid der blanken een door vrees ingegeven beleid blijven dicteren en eindigen zullen met een niet meer te keren haat te oogsten. De liefde te prediken die de enige sleutel is tot de oplossing van een vraagstuk, dat in toenemende mate door haat omgeven begint te raken, is de eenvoudig en zuiver gerealiseerde strekking van dit verhaal, waarmede de schrijver zeker een goed boek heeft geschreven maar bovenal een goede daad heeft verricht.
A.D