| |
| |
| |
A.L. Constandse
De positie van Joegoslavië
Zowel in de marxistische wereld als in de koude oorlog is de naam van Tito symbool geworden van een streven naar zelfstandigheid, dat in geen van de tegenstrijdige kampen genade vindt. Het is waar: een deel der burgerlijke wereld heeft haar hoop mede gevestigd op Josip Broz, om de invloed van het stalinisme te verzwakken. Maar zij kan nauwelijks hopen, hem voor zich te winnen. In het Mei-nummer van het tijdschrift der joegoslavische communistische partij, ‘De Communist’, heeft Wladimir Popowitsj, benoemd tot vertegenwoordiger van zijn land in Washington, drie dingen duidelijk gezegd: de partij van Tito gelooft niet in een nabije oorlog, en derhalve gevoelt Joegoslavië zich ook in zijn geïsoleerde positie voorlopig veilig. Ten tweede: de kapitalistische wereld wordt verzwakt door de tegenstelling tussen de Verenigde Saten en Engeland, het nieuwe en het oude imperialisme, en de schrijver wijt het aan de politiek van Moskou, dat de britse massa's niet méér gemobiliseerd zijn tegen het amerikaanse monopolistische streven. Ten derde: het kapitalisme is te zeer ondermijnd, om de massa's nog te kunnen opzwepen tegen het communisme als zodanig. ‘Integendeel - zo schrijft hij - verklaren bijvoorbeeld leidende amerikaanse kringen, dat zij het communisme als ideologische opvatting erkennen. Zij beweren, dat zij niets tegen deze ideologie hebben, voorop gesteld, dat staten, die haar hebben aanvaard, zich niet mengen in de binnenlandse aangelegenheden van staten met een andere ideologie, en zij beloven, dat zij niet in de binnenlandse zaken van staten met een communistische wereldbeschouwing zullen intervenieren. Dat bewijst in eerste aanleg de kwantitatieve groei en de versterking van het socialisme en de zwakte van het kapitalisme, dat niet meer de kracht heeft, de ontwikkeling van het socialisme te onderdrukken in de wereld in het algemeen en in het bijzonder niet bij die volkeren, welke een vaste innerlijke structuur
hebben en onder de banier van het socialisme eerlijk voor hun onafhankelijkheid en gelijkheid strijden.’
De Joegoslaven aanvaarden noch de Marshallhulp, noch het Atlantisch Pact, al normaliseren zich de betrekkingen enigszins met ‘burgerlijke’ naties, en al wijdde Tito op 27 April zelfs enige vriendelijke woorden aan Oostenrijk en Griekenland!
Heeft dus het Westen weinig reden, hoop te voeden, van terugkeer naar Moskou is nog minder sprake. Hoewel het ideologische conflict tussen Tito en Stalin het meest spectaculair lijkt, spelen ook thans economische, politieke en collectief-psychologische factoren een even grote rol als in de zestiende-eeuwse religieuze conflicten. Zoals de protestanten beweerden,
| |
| |
zuiverder christenen te zijn dan de katholieken, klagen de Joegoslaven de Russen aan wegens het ‘degenereren’ van hun marxistische theorie. Doch nationale tegenstellingen zijn hieraan geenszins vreemd.
| |
Economische moeilijkheden
Joegoslavië is zeer verzwakt uit de oorlog gekomen [van de 15 millioen inwoners overleefden er 13½ millioen de ontberingen van krijg, bezetting en guerrilla] maar zijn nationale bevrijding was onmiskenbaar een revolutie. Tito kon reeds in Augustus 1945 zijn voorlopige regering vormen, op 29 November van dat jaar de republiek proclameren en haar op 31 Januari 1946 definitief hervormen naar het voorbeeld van de Sowjet-Unie in een federatie van zes republieken met enkele autonome gebieden. Zeer snel werd het grootgrondbezit verdeeld, en werd de privaat-eigendom van land beperkt tot maximaal 30 H.A., tegen 40 in Albanië, 50 in Polen, Roemenië en Tsjechoslowakije en 57 in Hongarije. Het is waar: de collectivisatie op het platteland vorderde langzaam, maar zij heeft in Oost-Europa in het algemeen het karakter van [met zachte dwang!] vrijwillig tot stand komende coöperatie, en mag men de Joegoslaven geloven, dan zijn daarin het laatste jaar grote vorderingen gemaakt: in April 1949 waren 16% van alle boerderijen in min of meer communistische coöperaties verenigd, en dit proces wordt bespoedigd. De industrie werd genationaliseerd, de distributie van staatswege gecontroleerd en in staatswinkels geleidelijk gecollectiviseerd, meer dan in de buurlanden.
In de lijn van het Leninisme wilde de communistische partij - de kern van het Volksfront - door voortvarende industrialisatie de macht der arbeiders en van de socialistische sector bevestigen. De partij - men vergete dat niet - was uit eigen kracht de leidster geworden van het Volksfront, en niet door de invloed ener russische bezettingsmacht. Zij wilde het russische voorbeeld volgen, maar op eigen wijze en naar haar opvatting op verbeterde wijze. Zowel nationale als ideologische trots waren daarbij onmiskenbaar sterk.
Weldra nu zou - indien men aan de joegoslavische publicaties geloof mag hechten - de Sowjet-Unie aan haar medewerking voorwaarden hebben verbonden, die onverenigbaar waren met de opvattingen van Tito's partijgenoten, en met hun belangen. Moskou wenste wel de winning van grondstoffen in Joegoslavië te bevorderen, en kapitalen te investeren, doch opdat zulke grondstoffen [ijzererts, koper, chroom, pyriet, lood, bauxiet enz.] geleverd zouden worden aan de Sowjet-Unie of met haar verbonden landen in ruil voor industrie-producten, zodat Joegoslavië niet zelf een zware industrie en de daarmee samenhangende fabrieken van gebruiksartikelen zou kunnen stichten. Wat de Russen wilden noemden de Joegoslaven een ‘koloniale economie’.
| |
| |
Een tweede conflict rees naar aanleiding van de prijzen, die de Russen vroegen voor hun ruilwaren, waaraan zij veel minder arbeidsuren zouden besteden, dan de Joegoslaven aan de hunne. Het hoger geïndustrialiseerde land zou profiteren van de slechter betaalde arbeidskracht in het meer agrarische Joegoslavië. De reeds genoemde Popowitsj gaf daarvan tal van voorbeelden.
De enige gemengd russisch-joegoslavische maatschappij, die voor de Donauscheepvaart, [de ‘Joesped’] werd een mislukking, aldus Popowitsj, doordat de Russen veel minder investeerden dan de Joegoslaven [in de verhouding van 31-305] en groter voordelen trokken uit de vennootschap, die in Januari 1950 is gelikwideerd.
| |
Ideologische twisten met Moskou
De Joegoslaven brachten nu het conflict van belangen op een ideologisch plan. Zij vroegen zich af, hoe de Sowjet-Unie [waarvan zij het socialistisch karakter nimmer in twijfel trokken] aldus kon handelen. Op 19 Maart 1950 sprak een hunner gezaghebbendste leiders, Djilas, voor de studenten. Hij betoogde, dat de russische C.P. aanvankelijk - ook binnen de partij zelf - een strenge dictatuur had moeten uitoefenen, omdat zij niet kon steunen op een sterk en ideologisch geschoold proletariaat. Bij de overgang van feodalisme tot socialisme was een krachtig staatsgezag noodzakelijk, de dictatuur van het proletariaat [‘verovering der democratie door de arbeidersklasse’] moest inderdaad mede een voogdij zijn over het proletariaat, dat weinig bewust was. Doch geleidelijk identificeerde zich de aldus ontstane bureaucratie met de staat, méér dan met de arbeiders. Intussen evenwel [men ziet, hoe hier de marxistische dialectiek wordt toegepast] hebben de economische en sociale krachten en het socialistisch bewustzijn zich zodanig ontplooid, dat zij in tegenspraak zijn met de politieke structuur. De communistische leiders vertegenwoordigen nog de vóór-communistische faze in een land, dat reeds rijp is voor een communistische economie, en remmen haar groei. ‘De ontwikkeling van de productieve krachten in de Sowjet-Unie heeft een dusdanige hoogte bereikt, dat de sociale verhoudingen daarmee niet meer corresponderen, evenmin als de methoden om het productieproces te leiden en de producten te verdelen er mee in overeenstemming zijn.’ Hij verklaarde de russische leiders schuldig aan: 1. het exploiteren van andere socialistische landen. 2. onjuiste waardering van de rol der leiders, die verafgood worden als in een absolute monarchie. 3. te grote differentiatie in de beloningen. 4. ideologische overdrijving van het groot-russische nationalisme en onderschatting van de rol en de cultuur der andere sowjetstaten. 5. pogingen, de
wereld te verdelen in invloedssferen samen met de kapitalistische staten.
| |
| |
Overigens wijdde Djilas uit over de foutieve opvattingen der russische leiders in zake de functie van de staat, die immers - zoals Lenin in zijn ‘Staat en revolutie’ betoogde - na de overwinning van het socialisme zou moeten afsterven. Dit laatste lijkt puur theoretisch, want de Russen zouden kunnen vragen, in hoeverre Joegoslavië dan dit stadium heeft bereikt, of Lenin aan zulk een ‘afsterven’ geloofde, zolang communistische door kapitalistische staten zijn omgeven, en of de Joegoslaven inderdaad zo vast zijn overtuigd van de onwankelbaarheid der communistische regiems ondanks het oorlogsgevaar. Maar van russische zijde pleegt men niet met dissidenten als Tito te polemiseren, wat voor de buitenstaander jammer is.
| |
Politieke strijd
De passage in Djilas' redevoering over de ‘invloedss feren’ - men hervindt het argument in tal van publicaties - verdient nadere beschouwing. Op grond van publicaties van Cordell Hull en van Stettinius wordt aangenomen, dat Churchill en Stalin, bij hun vriendschapsverdrag van October 1944, in Oost-Europa invloedssferen schiepen. Toen zouden Polen, Roemenië en Bulgarije als russische ‘sferen’ zijn aangewezen, Griekenland als britse, terwijl Engeland en de Sowjet-Unie ieder voor 50% invloed zouden krijgen in... Joegoslavië. De aanhangers van Tito zeggen, dat de russische methode ook werd toegepast te Jalta [Februari 1945] ten aanzien van Mantsjoerije [dat ‘russisch’] en van China [dat ‘amerikaans’ zou moeten zijn]. Zij staan op het standpunt, dat de chinese communisten ondanks de Sowjet-Unie, en niet met haar hulp, de macht in China hebben veroverd.
Hierbij raken wij een ander teer punt: dat van het Balkanblok. Bij het onderhoud tussen Tito en Dimitrow in Bled [Augustus 1947] moet zijn overeengekomen, een federatie te vormen van de zes joegoslavische republieken met Bulgarije, zo mogelijk ook met Albanië en het griekse Macedonië. Tevens zou men trachten Griekenland zelf, slavisch Karinthië en Triest daarbij te incorporeren. Volgens de Joegoslaven waren Dimitrow [Bulgarije] en Markos [griekse communisten] voor dat plan gewonnen. Zonder russische steun was het niet te verwerkelijken. Welnu, de Russen hebben het getorpedeerd. Waarschijnlijk is het, dat in de buurstaten zelf sterk verzet is gerezen tegen wat zij joegoslavische expansiedrang noemden. Te Belgrado erkent men, dat de Bulgaar Kostov - al verloor hij zijn leven op beschuldiging van Titoïsme - een even groot tegenstander was van joegoslavische als van russische invloeden. De joegoslavische verlangens waren zeer onpopulair bij de italiaanse, oostenrijkse en een deel der griekse communisten. Moskou moet bovendien een zelfstandig Balkanblok te zwak hebben geacht, om zich te handhaven, en een invitatie voor het
| |
| |
binnendringen van Westerse invloeden of voor interventies. En tenslotte hebben de Russen zeker geen lust gehad, voor Tito's plan oorlogsgevaar te riskeren. In het voorjaar van 1948 reeds werd Dimitrow ter verantwoording geroepen.
De Joegoslavische communisten evenwel - die na hun uitstoting uit de Cominform, in Juni 1948, alle hoop op annexatie van grieks Macedonië, van Karinthië, van geheel Triest en op nauwe samenwerking met het olierijke Albanië hebben zien vervliegen - wijten het russische veto vooral aan de afspraak der Russen met Londen in zake Griekenland, en aan vrees, dat sowjetstaten zich onafhankelijk zouden maken van Moskou. In het algemeen zwijgen zij echter over deze episode, die hen zelf in een minder gelukkig licht stelt. Met des te meer ijver werpen zij zich op de nationaliteiten-kwestie, betogend, dat Moskou geen onafhankelijke sowjetstaten wenst. In een belangwekkende studie heeft Boris Ziherl [‘Het communisme en het vaderland’] met vele citaten van Marx, Engels, Lenin en... Stalin betoogd, dat de nationale vrijheid van elke sowjetstaat moet worden geëerbiedigd. ‘De Joegoslaven hebben het recht, hun volk als gelijkwaardig te beschouwen aan andere, en zij hebben geen enkele reden, op welk terrein van sociale en politieke opbouw het ook zij, aan hun eigen volk minder vertrouwen te schenken dan aan welk ander ook, zijn scheppende krachten minderwaardig te achten aan die van andere volken, het te beschouwen als een voorwerp van voogdij, onder welke vorm dat ook zij.’ In Joegoslavië wordt niet minder aandacht geschonken aan nationale cultuur, historie, folklore enz. dan in de Sowjet-Unie.
In September 1949 hebben alle sowjetstaten, naar aanleiding van het proces-Rajk in Boedapest [een proces, waarvan de Joegoslaven omstandig de waardeloosheid hebben trachten aan te tonen, en dat bedoelde, de ‘Tito-kliek’ voor te stellen als een groep agenten van Britten en Amerikanen] hun vriendschapsverdragen met Joegoslavië opgezegd. Sindsdien heeft dit in zijn isolement volhard.
| |
Tussen de machten
In politicis gaat het feit voor de theorie. Het is niet zozeer de vraag, of Tito gelijk heeft, dan wel, of hij zich kan handhaven. Het vaste geloof, dat geen oorlog aanstaande is, en dat het kapitalisme niet in staat is, het communisme te overwinnen, berust natuurlijk bij de Joegoslaven op even zovele wensen. In een oorlog zou het snel met hun ‘neutraliteit’ zijn gedaan. De eigen macht is beperkt: gebrek aan kapitaal en geschoolde arbeidskrachten belemmeren de industrialisatie, de landbouw is onvoldoende ontwikkeld. De Amerikanen hebben tot nu toe slechts 51,7 millioen dollar aan leningen verschaft. Joegoslavië heeft tijd nodig. Tot zijn geluk is het voor geen van de partijen een werkelijk gevaar. Zouden
| |
| |
de Russen willen doordringen naar de Middellandse zee, dan zijn Tur kije en Griekenland belangrijker barrières op die weg dan Joegoslavië. De invloed van Tito op de buurlanden moet men niet overschatten. In Griekenland is de guerrilla gelikwideerd, Bulgarije is niet te penetreren, en in Hongarije verheugt men zich over de breuk tussen Moskou en Joegoslavië: Boedapest [vervuld van vele veten tegen Belgrado] voldoet geen herstelbetalingen meer en zont zich in de russische sympathie, nu het de belangrijkste voorpost is geworden in dit deel van Europa. Noch Oostenrijk, noch Italië [die immers Karinthië en Triest betwist zagen] bieden aan Tito veel kansen. Hij zou de Donauscheepvaart kunnen onderbreken. Maar die wordt uitgeoefend door gemengde maatschappijen, met de machtige Sowjet-Unie als partner, zodat op de conferentie van de nieuwe Donaucommissie [te Galatz in November 1949 gehouden] de joegoslavische gedelegeerden als ‘quantité négligeable’ werden beschouwd: vrees voor hen was afwezig. Bovendien: joegoslavische schepen bereiken weer [via Hongarije en de russische zone van Oostenrijk] West-Duitsland, waaraan zij pyriet leveren en waarvan zij Ruhrkolen mee terug brengen. Het belang bij een vrije vaart is wederkerig.
Het Westen heeft geen reden Tito te vrezen, omdat zijn revolutionnaire invloed zich beperkt tot wat franse, duitse en noorse communisten. Zouden zijn theorieën - wat men in Belgrado vurig hoopt - de Chinese communisten winnen, dan zou het Westen zulks eerder toejuichen. Maar de verhouding tussen Peking en Moskou hangt niet af van Titoïstische propaganda. Veeleer van russisch diplomatiek beleid, van de vraag, of de Verenigde Staten nieuwe blunders begaan en niet het minst van de betrekkingen tussen China en India.
De Joegoslavische leiders weten, dat hun toekomst ligt in behoud van de vrede. Indien zij tegenstellingen tussen de V.S. en Engeland, tussen de Sowjet-Unie en China veronderstellen, dan is dat, omdat de vorming van ‘een derde macht’, in West en Oost, welke de twee grootste mogendheden uit elkaar houdt en aan geen van beide steun biedt, een levensbelang is voor het land van Tito.
Als ideologisch symptoom is dus - bezien van het standpunt der internationale politiek - Tito [die op 24 Mei opgewekt zijn 58ste verjaardag heeft gevierd] belangrijker dan als politieke macht. Zijn land is een centrum van allerlei richtingen van het niet-stalinistische Marxisme. Hij is in de communistische wereld het eerste succesrijke voorbeeld van de ‘opstand der zonen’ tegen de vereerde vader. Misschien zal eens zijn naam worden genoemd als die van een voorloper, wanneer ook de communistische katholiciteit haar onvermijdelijke reformatie zal beleven? Wie weet...
|
|