De Nieuwe Stem. Jaargang 5(1950)– [tijdschrift] Nieuwe Stem, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 301] [p. 301] W. van Maanen Zes kwatrijnen uit ‘Wasiyát’, dat is Testament Omdat ik soms uw stem niet meer herken, Denk niet, wereld, dat ik u ontrouw ben. Het is al laat en het wordt eindlijk tijd Dat ik aan u en aan mijzelf ontwen. Zo breekbaar wordt de wand dat durfde ik Er door, 't zou kunnen ieder ogenblik. Dan zou ik eindlijk zonder liefde zijn... En dan? En dan? Waar blijf ik dan, ik, IK? Al wat wij doen in deze levensstaat Is nodig als beweging niet als daad. Het leidt tot niets: wij zetten slechts iets voort Dat wij niet kennen en dat niemand baat. Met vurige naalden krassen wij het lied Van liefde en dood in 't harde eboniet. Maar onverschillig draait de donkre schijf En wat wij in hem krassen deert hem niet. De leeuwrik heeft zijn vaste hemellijn; De nachtegaal zijn lamp van maneschijn: Wij zijn verjaagden die van ons bezit De oorsprong en de glans vergeten zijn. Er geurt een berk in mij, er fluit een vink Veel dieper dan de woorden die ik denk. En, o, de wijn hier in mijn fonklend hart! Maar altijd mors ik als 'k hem overschenk. Najaar 1947 Vorige Volgende