Dr G.J. de Vries, Spel bij Plato, Uitg. N.V. Noord-Holl. Uitg. Mij Amterdam, 1949.
In deze studie wordt nagegaan, hoe het spel in Plato's werken tot uiting komt. Op diepgaande en tevens uitvoerig-illustratieve wijze, waardoor de V. tracht, zijn werk leesbaar te maken ook voor een breder belangstellend publiek, toont de schrijver aan, dat in de dialoog tal van spelelementen schuilen. Hij behandelt verder talloze, door Plato met opzet gebruikte sophismen, zijn ironie, humor en satyre, ook de ernst en scherts van de mythen, 's wijsgeer's zelf-ironie. Het slothoofdstuk bevat de ‘grensgebieden’, waar het spel geen of weinig plaats vindt, n.l. het ethische, politieke, paedagogische en religieuze, de objectief-zakelijke wetenschap en de verrukking. Het geheel geeft een totaal-indruk van Plato's denkwerkzaamheid door de talrijke, vertaalde, aanhalingen uit Plato's oeuvre.
Het werk van de Vries heb ik met bewondering gelezen. Niet achter elkaar: dat is niet mogelijk en vermoeiend, omdat de methode van bewijzen voor de verschillende, bovengenoemde gebieden steeds dezelfde moest zijn, al wordt men steeds weer getroffen door nieuwe gezichtspunten en de gevarieerde en meestal rake keuze van belangrijke citaten, die de ervaren lezer gaarne weer herleest en de leek steeds moeten verrassen. Daarbij vindt de schrijver herhaaldelijk - zonder enige gewild-aandoende opzet - de gelegenheid, te wijzen op de grote vragen, die steeds twistpunten waren of nog zijn tussen de vakgeleerden. Zo b.v. wàt eigenlijk het fundament van Plato's philosopheren uitmaakte, een vraag, waarop m.i. terecht de V. ‘het ethische’ antwoordt [p. 353]. Was Plato mysticus of niet? De schrijver behandelt deze kwestie op overwogen wijze, laat Plato hierbij recht wedervaren, door alle eenzijdige beschouwingswijzen van zijn arbeid op besliste toon af te wijzen [p. 44 vlg.]. Even bezonnen oordeelt hij over Plato's natuurgevoel, over zijn zelf-ironie [zeer belangwekkend], over zijn intellectualisme enz. Op grond van diepgaande studie van Plato's eigen werk en van uitgebreide kennis omtrent schier alle moderne litteratuur over die denker, voert ons de Vr. een duidelijk beeld voor ogen van Plato's vrije creativiteit, van het spel-element in bijna alle dialogen, zelfs in de om hun compositie of stijl vaak geminachte, b.v. in de Wetten, op wier grote waarde de V. tot mijn voldoening met enige overtuigende opmerkingen en citaten wijst [p. 76].
Misschien heeft hier en daar de schrijver, door zijn plezier in Plato's spel, zich laten verleiden tot het vinden van te veel speelsheid, misschien ook baseert hij zijn mening over Plato's ‘optimisme’ te sterk onder invloed van zijn eigen Christelijke overtuiging - binnen dit bestek kan ik hierop en op enkele andere punten, b.v. op Plato's innerlijke verscheurdheid, niet uitvoerig ingaan - in het algemeen moeten wij zeer erkentelijk zijn voor het verschijnen van deze studie, een studie, die met ere een plaats inneemt onder de werken, die in het binnen- en in het buitenland over de grote wijsgeer, zijn verschenen. Zij is boeiend, diepgaand, ernstig en in veel opzichten origineel. Zij brengt aspecten naar voren van Plato's werken, en opent perspectieven, die een oppervlakkige lectuur niet ontdekt en telkens weer voor de dieper-geïnteresseerde nieuwe en verrassende belevenissen betekenen. De organisaties, welke steun hebben verleend aan deze uitgave, deden daarmee een goed werk.
D. Loenen