ontkomen. En juist nu, in October '49, komen er berichten uit Irak waardoor alle angstige verwachtingen bevestigd worden.
Men mene echter niet dat het leven in de jonge staat uitsluitend beheerst wordt door zorgen omtrent de bevolking en de financiën zoals boven omschreven. Integendeel: in het dagelijks leven schijnt men geen hindernissen te kennen. Overal bespeurt men elan, vooruitgang en nieuwe schepping. De culturele ontwikkeling die zelfs geen stilstand kende in de dagen toen Tel Aviv beschoten en gebombardeerd werd, heeft juist in de tijd nà het oprichten van de staat, nieuwe accenten verkregen. ‘Habima’, het eerste Hebreeuwse toneelgezelschap, is zijn meest succesvolle seizoen begonnen. Het speelde behalve ‘Midzomernachtsdroom’ onder leiding van een Engels regisseur, het revolutie-drama ‘Montserrat’ van de Fransman Roblès onder regie van een Amerikaan. ‘Habima’ had de primeur van dit successtuk, dat van Parijs uit ook andere Europese en Amerikaanse steden verovert. ‘Habima’ voerde bovendien twee stukken van Israelische dramaturgen op, nl. van Mossinson en Max Zweig, onder de leiding van een uitstekende Israelische artist: Finkel. De overige gezelschappen [Ohel, Kamer-theater en Matate] wedijveren met ‘Habima’. Het is echter onmogelijk in een beknopt overzicht het toneel- en muziekleven van dit land recht te doen weervaren. Noemen wij nog slechts het door Huberman en Toscanini opgerichte beroemde Philharmonisch Orkest, dat reeds een naam heeft veroverd in de wereld en in dit en de volgende seizoenen, uitgebreid en gereorganiseerd, onder leiding staat van de Parijse dirigent Paul Paray van het Orkest Colonne. Een tourneé door Amerika ligt in de bedoeling.
Er bestaat een moderne letterkunde in de Hebreeuwse taal. Deze taal blijkt - na de grote scheppingen van haar vernieuwer en profeet Bialik en van Tsjernikowski [de ‘Griek’ onder de joodse dichters] - in staat zowel tot het herscheppen van alle meesterwerken der wereldlitteratuur [Kants ‘Kritik der reinen Vernunft’ niet uitgezonderd] als ook tot het verklanken van de meest eigen visioenen. Uiteraard worden op het toneel alle stukken, ook die van Shakespeare, Shaw, Čapek, Bert Brecht, Zuckmayer e.a. in de Hebreeuwse taal opgevoerd. Ik memoreer dit omdat mij op reizen in het buitenland vaak sceptische vragen te dien aanzien werden gesteld.
De Nieuw-Hebreeuwse vertelkunst van Agnon en Fichman, de lyriek van Sjimoni, Sj. Sjalom, Sjlonski, Greenberg e.a., het dramatisch werk van Sjamir en Asjman beginnen thans ook in Europese vertalingen bekend te worden en vrienden te verwerven. De schilders hebben, om slechts een enkele groep te noemen, in het oude kabbalisten-plaatsje Safed, vreemde variaties van stemmingen à la Greco en landschapskleuren van