Bonae litterae
J. Melkman, Israël, 1949, Elsevier, 379 blz.
Een scherp oordeel, een grondige kennis en een vaardige pen zouden al voldoende geweest zijn om een goed boek samen te stellen over dit zo moeilijke onderwerp. Dat het een voortreffelijk is geworden, dankt het aan datgene, waarover de schrijver boven de genoemde kwaliteiten uit beschikt: een objectiviteit, die nergens de strijdbaarheid remt, een ironie, welke naar een woord van Anatole France in haar mildheid een ‘joie de la pensée’ is en tenslotte die tweevoudige wijsheid, uit de ervaring en uit de verwachting. Het liefst had ik enkele passages in haar geheel geciteerd om de lezer een goed denkbeeld te geven van de rijkdom van dit werk: ik verwijs naar de blz. 25, 256/7 en 343/4, waar de emotionele toets èn verheldert èn veredelt. En ook daar, waar ik Melkman niet heb kunnen volgen, waar hij mij niet overtuigd heeft, erken ik nog altijd het gehalte van een betoog, welks ontwikkeling en gevolgtrekkingen de mijne niet zijn.
Vijf grote hoofdstukken omvat het boek. Het eerste schildert het antisemitisme en de Joodse reactie erop. Het Zionisme, dat Israël heeft geschapen is de ‘response’ op de ‘challenge’ van de Jodenhaat; het ‘heeft zich... dialectisch in tegenstelling tot het Joodse leven van zijn tijd gevormd’. Het is duidelijk, waar de schrijver staat: ‘... het gaat er niet om, of er een theoretische mogelijkheid bestaat, dat het antisemitisme in de toekomst verdwijnen zal, maar wel of deze mogelijkheid zo tastbaar, zo zeker is, dat het Joodse volk de overtuiging heeft, dat het met een gerust geweten zijn toekomst op die eventualiteit kan bouwen’. Het tweede hoofdstuk behandelt de opbouw van het Joodse Nationale Tehuis, eigenlijk stof voor een nieuw boek van het Oude Testament. Het derde de Arabieren, het vierde de verhouding tot Engeland, de V.S. en Rusland en het vijfde Israël weer: natie, staat, idee. Er is aan het eind een korte bibliographie en een index. Een mooi geheel, waarmee ik de schrijver geluk wens.
Het is hier de plaats, rekenschap te geven van enkele door mij gezette vraagtekens. Het eerste betreft een gemis. Arthur Koestler heeft in zijn ‘Promise and Fulfilment’, ongeveer tezelfder tijd verschenen, nogal wat aandacht besteed aan het vraagstuk van de Joodse gemeenschappen buiten Israël, welker leden volgens hem hun Jood-zijn thans dienen op te geven, een offer, waarmee het antisemitisme zal verdwijnen. Ook hierbij heb ik mij een vraagteken veroorloofd, maar van andere strekking. Hierover had ik graag het oordeelvan een zo bevoegde als Melkman gehoord! Verder geloof ik dat Melkman bij de behandeling van zijn probleem meer, zelfs veel meer, aandacht had kunnen en moeten schenken aan de invloed van het negentiende- [en twintigste-] eeuwse nationalisme op de ontwikkeling van het Zionisme, dat er m.i. op twee wijzen door is versterkt: eensdeels, doordat juist dit nationalisme de positie der Joden ongunstig heeft beïnvloed, d.w.z. meer ongunstig dan gunstig - en zelfs is dat positieve [voorzover het tot de emancipatie heeft geleid] in iets negatiefs verkeerd, doordat die emancipatie de Jodenhaat weer heeft aangewakkerd; anderdeels, doordat het nationale accent binnen het Zionisme deze beweging zo niet een grotere vaart dan toch een duidelijker gerichtheid heeft geschonken.
Tenslotte kan ik mij niet verenigen met de uitspraak van de schrijver dat het antisemitisme in Nederland [en elders] groter is geworden na 1945 ‘niet ondanks het feit dat er minder Joden zijn, maar juist omdat het aantal kleiner is’ [curs, van de schr.] Ongetwijfeld zijn er hier thans minder Joden. Er is meer antisemitisme - ik wil het even aannemen [in Engeland en in de V.S., waar dit aantal groter is geworden, is die toeneming van de Jodenhaat helemaal niet meer discutabel!]. Maar er is ook zo iets geweest als de Tweede Wereldoorlog,