| |
| |
| |
Charles B. Timmer
Overpeinzingen van een Europeaan
U.S.S.R. en U.S.A.
Gedurende de afgelopen oorlog en in de sindsdien verstreken jaren is het wel duidelijk geworden, dat onze twintigste eeuw beheerst zal worden door twee grote machten, twee wereldrijken, die beide in zekere zin in oppositie staan tot dat, wat wij gewend zijn te begrijpen onder het verzamelwoord: Europa, of wel anders omschreven: het ‘Westeuropese Romaans-Germaanse cultuurgebied’.
Rusland [de U.S.S.R.] en Amerika [de U.S.A.] zijn twee staten, die voorbestemd schijnen te zijn, de geschiedenis der mensen in deze eeuw richting te geven door hun geografische uitgebreidheid, door hun inwonertal, hun economische potentie, door hun politieke machtspositie en door een bepaalde, zeer typische, geestelijke houding, die ik zal aanduiden met de termen Sovjetisme en Amerikanisme. Onder deze twee begrippen wil ik vatten een zeer bepaalde intentie, de totale tendens van het leven, zoals die zich uit in Sovjet-Rusland en in de Verenigde Staten van Amerika. Zij omvatten een bepaalde, bij die volkeren tot uiting komende mentaliteit, een stijl, een doctrine, die de cultuur dier landen wezenlijk beheerst.
Wat levert nu een vergelijkende studie op van deze beide wereldmachten, gezien van uit het standpunt van een West-Europeaan, die - en dit moet duidelijk vooropgesteld worden, - zich zowel van het Sovjetisme als van het Amerikanisme op een besliste wijze onderscheiden weet? Zowel geografisch als politiek is Europa, indien wij het even als een geheel beschouwen mogen, hetgeen het als cultuurgebied ook eigenlijk is, het rijk van het midden geworden tussen het Euro-Aziatische Rusland en de verenigde naties van Amerika. Maar men heeft het wel dikwijls op te apodictische wijze zo willen voorstellen, alsof in het totaal van het moderne menselijke denken Sovjet-Rusland de linker- en Amerika de rechtervleugel vertegenwoordigde en men heeft tussen deze beide grootheden niets anders willen zien dan een enorme tegenstelling in levensbeschouwing. Was het kenmerkende voor Rusland niet het onverbiddelijke ondergeschikt maken van het individu aan de idee der gemeenschap, in casu de proletarisch-communistische dictatuur? Was de Amerikaanse burger niet het toonbeeld van de opportunistische vrijheid van het individu ten opzichte van de gemeenschap in casu een samenleving gegrondvest op het individualisme van het privé-kapitaal? En waren de resultaten niet, dat Rusland van de blanke mensheid het grootste land was met de laagste
| |
| |
levensstandaard en de verenigde Staten het grootste land met de hoogste welvaart?
Maar wanneer wij onze beide vergelijkingsobjecten nader bestuderen, zien wij al spoedig, dat er tussen hen verrassende parallellen te trekken zijn, zowel wat de staatsidee betreft, de psychologie, de geografie, de politieke intentie als op het punt van dat samenstel van gedachten, dat ik met de woorden Sovjetisme en Amerikanisme heb aangeduid. Juist dan, als wij hen als het ware afzetten tegen onze West-Europese cultuursfeer, treden de gelijkenissen duidelijk in het oog. Maar tevens springt dan dit inzicht naar voren, dat, willen wij onze West-Europese cultuur handhaven, willen wij deze de mogelijkheid geven zich volgens eigen wetten verder te ontwikkelen, wij op precies dezelfde wijze stelling moeten nemen zowel tegen het Sovjetisme als tegen het Amerikanisme. Dan moeten wij doorzien, wat zij in wezen zijn, nl. twee geweldige bewegingen van de collectivistische mens, van de uit de moderne industrie voortgekomen massa, wie het erom gaat de enkeling als eenheid en zelfstandigheid uit te roeien, - kortom, dan dienen wij te beseffen, dat hier de quantiteit tegen de qualiteit wordt gemobiliseerd. De Europeaan, voor wie zijn cultuur, d.w.z. de persoonlijke belijdenis van zijn existentie, neergelegd in een uit zijn persoonlijkheid voortkomende schepping [bijv. Goethe] nog iets betekent, zal dan met ontsteltenis tot de ontdekking komen, dat de vijand reeds ver binnen de poorten van de vesting staat, dat, hoewel de meesten der leiding gevende denkers en kunstenaars tot voor kort nog steeds Europeanen waren, er rondom hen nu velen staan, die het zichzelf genoeg zijn niet langer verdragen kunnen, die niet meer in staat zijn een eigen orde te scheppen en daarom transigeren gingen met de door de massa verlangde orde en die zich onderwerpen aan een door de massa gedicteerde smaak. Ja, zelfs onder hen, die zich nog onder de geestelijke élite rekenen, treffen wij overal mensen aan, die zowel geestelijk als in feite confectie-pakjes dragen, die zichzelf niet meer willen
en niet meer kunnen zijn, producten van een onverbiddelijk industrialisatie-proces, mensen, wier optreden in het leven niet meer wordt bepaald door eigenschappen, die zij in zichzelf bezitten en kwaliteiten, die zij uit zichzelf voortbrengen, maar door waarden, die zij lenen van hun omgeving en die - en dit is het merkwaardige, - er daarbij volkomen van overtuigd zijn, dat het geleende goed hun eigendom is.
En is hiermede niet reeds in het kort het type mens geschetst, dat in Sovjet-Rusland en in Amerika de toon aangeeft en zijn stempel drukt op het leven?
Wanneer wij nu Sovjet-Rusland en Amerika met betrekking tot elkaar vergelijken, dan springt ons direct een aantal voor de hand liggende gelijkenissen in het oog en daarmede bedoel ik dan niet alleen zulke simpele
| |
| |
als die der namen, de U.S.S.R. en de U.S.A., namen, die aan chemische of mathematische formules doen denken.
Een blik op de staatsvorm in Rusland en in Amerika doet zien, dat de betekenis van de staat, haar zin en haar inrichting op wezenlijke punten in de beide landen overeenkomt, daarentegen sterk afwijkt van wat men onder het begrip staat in West-Europa is gaan samenvatten. Zowel in Amerika als in Rusland zou men de staat kunnen noemen een organisatie met een administratieve werkzaamheid. Dit is heel iets anders dan de Europese staat, die eerder kan worden genoemd een organisme met een politieke werkzaamheid. Noch Rusland, noch Amerika kennen de parlementaire regeringsvorm. Wanneer in Amerika de Democraten aan het bewind zijn, dan worden ook alle openbare posten bekleed door Democraten, evenals dit in Rusland het geval is met de Communisten. Hebben in Amerika verkiezingen plaats en zouden de Republikeinen aan het bewind komen, dan wordt het hele bestuursapparaat republikeins. Met andere woorden, er heeft een verandering plaats, die op een omwenteling lijkt. Vandaar, dat men, niet ten onrechte, de verkiezingen in Amerika wel potentiële revoluties heeft genoemd, zoals bijv. Leon Samson deed in zijn belangwekkende studie over Amerika: ‘Toward a united Front’, waarin hij zeer terecht opmerkt: ‘Men moet van ieder politiek instinct beroofd zijn om niet op de vooravond van een Amerikaanse verkiezing een opwinding te bespeuren, die revolutionnair getint is. En evenzeer moet men wel erg ongevoelig zijn voor politieke atmosfeer, wil men niet op de dag na de verkiezing gefrappeerd zijn door de plotselinge stilte, als na een canonnade. De revolutionnaire energie is verbruikt...’ In Rusland is men nog radicaler geweest. Waarom die op gezette tijden terugkerende ‘mogelijke’ revoluties? heeft men zich daar afgevraagd. Waarom die voortdurende kans op een massale plaatsverwisseling in het administratieve apparaat? Wij hebben onze revolutie gehad, welnu, laten wij voortgaan ons daarop te beroepen als
zijnde de wijze, waarop het Russische volk heeft gekozen. Ambtsperioden van vier jaren, zoals in Amerika? Maar waarom vier, en niet twintig, of vijftig? Kan in Amerika de oppositie soms het heersende regime ten val brengen en een ministriële crisis veroorzaken? Neen, en toch noemt men die staatsinrichting democratisch. ‘Maar kijk, waarom beticht men ons dan van anti-democratische staatsinrichting, - zal de Rus vragen, - wij, die in de geweldigste revolutie die de geschiedenis heeft gekend, het volk zijn keuze hebben laten doen? Alleen, wij geven er, net als de Amerikanen, de voorkeur aan, zonder oppositie te regeren; wij gaan daarin hoogstens iets verder en zijn iets consequenter dan zij.’
De staat kan in Amerika en in Rusland opgevat worden als een enorme administratie, een maatschappij, een naamloze vennootschap van reusachtige proporties. Beide landen zijn bovendien statenbonden, waarbij
| |
| |
iedere aangesloten staat een aparte administratie is voor wat betreft zijn interne aangelegenheden. Deze vereniging van verschillende gebiedsdelen tot een statenbond heeft nog sterker de gedachte in de hand gewerkt, dat de staat een organisatie is, niet zoals in West-Europa een organisme. Dit zo diepgaande verschil in staatsopvatting komt, meen ik, voornamelijk voort uit het volgende zeer belangrijke verschijnsel.
De staat als organisme opgevat, veronderstelt een sterk ontwikkelde historische zin. De staat is historisch ontstaan na een langdurig groeiproces. Zij heeft haar bloeiperiodes gekend, zij gevoelt zich in opkomst of in verval. Welnu, dit zijn allemaal attributen, die aan een organisme kunnen worden toegeschreven: de staat leeft haar historische bestaan en haar leven - dat is het totaal der in haar werkende politieke spanningen.
De staat als organisatie met een administratieve functie kan evenwel zonder historische reminiscentie worden gedacht. In Amerika is de historische zin zwak ontwikkeld. De Amerikaan voelt zich niet zozeer erfgenaam als wel erflater. Dit wordt vaak op typische wijze gedemonstreerd als men ziet, hoe er krampachtig wordt gewerkt aan het construeren van tradities, aan het verzorgen en het hullen in een aureool van eerbiedwaardigheid van de kleinste en onbenulligste historische monumenten, waamede men dat poogt aan te kweken, hetgeen men in feite niet bezit. Voorts kan in Amerika van politiek leven in onze zin nauwelijks worden gesproken. Het uit zich eruptioneel tijdens de verkiezingscampagnes, daartussendoor voert het in het halfdonker van de onverschilligheid een latent bestaan. Er is weinig merkbaar van die voortdurende politieke spanning en labiliteit tussen verschillende partijen, die naar de hegemonie streven, van het regeren samen met de oppositie en in een voortdurend aan correctie onderhevige krachtenverhouding, zoals dit kenmerkend is voor de historisch gegroeide Europese staat: evenals in Sovjet-Rusland is de partijdiscipline uitermate strict en rigide - wie eenmaal een stem heeft uitgebracht op een candidaat van een andere partij, heeft daarmede voor goed zijn kansen verkeken bij zijn eigen partij. Ook dit houdt ten nauwste verband met de administratieve opvatting, die geen grotere vijand kent dan de grilligheid van ‘spontane mutaties’.
In Sovjet-Rusland was bij het oprichten der nieuwe maatschappij van historische zin in het geheel geen sprake: van de revolutie werd verwacht, dat zij radicaal een streep zou zetten onder het gehele verleden. Een sterk utopistisch verlangen naar iets volkomen nieuws beheerste al het denken en handelen. 1917 werd inderdaad als een breuk gevoeld, als een totale afrekening met het verleden. Het politieke leven, dat bij de West-Europese staat vergeleken kan worden met een krachtenveld, is hier tot een plan geworden, dat staat in het teken van één fundamentele gedachte. Net zo min als bij een grote particuliere handelsonderneming als bijvoorbeeld de
| |
| |
Shell, is er binnen de organisatie plaats voor oppositie ten opzichte van de leiding.
Dit ontbreken van, of gebrek aan historische zin, heeft een belangrijk gevolg, dat in de eerste plaats psychologisch bepaald is. Namelijk, dat in de ontwikkeling allerlei belemmeringen, remmingen, tradities enz. geen rol speelden, zodat de perspectieven van de mens uitsluitend in het heden en in de toekomst komen te liggen. De U.S.S.R. en de U.S.A. zijn dan ook niet voor niets de twee enige landen, waarvan wij altijd hebben horen zeggen, dat zij iets nieuws wilden, dat zij jong waren, dat zij volkeren van de toekomst moesten worden genoemd. Sovjet-Rusland en Amerika zijn twee nieuwe werelden, die er zich van bewust zijn, dat zij nieuw zijn. Voor wat Amerika betreft, maakt de reeds genoemde Leon Samson bijvoorbeeld de opmerking: ‘Amerika is inderdaad een nieuwe sociale planeet, die zichzelf heeft losgerukt van het oude wereldsysteem en die dus bij zijn bewoners het gevoel opwekt volledig met het verleden te hebben gebroken.’ Mutatis mutandum geldt hetzelfde voor de U.S.S.R.
Dit verschijnsel, zich nieuw te voelen, houdt ten nauwste verband met de typische utopistische levenshouding bij de beide volkeren. Wat Rusland betreft, kunnen wij zeggen, dat een utopistische neiging een wezenlijk bestanddeel uitmaakt van de Russische ziel. Hij leeft en beleeft zijn messiaanse droom, vervuld van de gedachte, dat het Russische volk een geestelijke boodschap heeft, niet alleen voor zichzelf, maar voor de gehele wereld. Het koninkrijk Gods is de ideale gemeenschap der mensen, die hier en nu gesticht moet worden. Eén der grootste misdaden tegen de mensheid is de afvalligheid aan de idee der ‘sobórnostj’, d.i. de conceptie van de mens als entiteit, van de mens op zichzelf, valt in het niet bij de idee van de gemeente, de broederschap. Filosofie en zedeleer smelten samen en groeien uit tot een boodschap aan de mensheid. Ook het Amerikanisme kent deze drang naar wereldverbetering. Daardoor neigen zowel de Sovjetrussen als de Amerikanen tot een idealistische levensopvatting, zij zijn in wezen irrealisten; zij begrijpen het leven niet tragisch, hun houding is sterk hedonistisch gekleurd, d.w.z. zij geloven in en streven naar het geluk als naar het hoogste goed. Zo komt het, dat zij de werkelijkheid niet zien als datgene, wat is, maar als datgene, wat zij van plan zijn te doen ontstaan. Het Sovjetisme en het Amerikanisme zien de werkelijkheid nooit totaal d.w.z. antithetisch, een samenstel van op elkaar inwerkende en met elkaar strijdende krachten, die onverzoenbaar zijn, hetgeen in wezen tragiek is; hier vinden wij de filosofische grond van het reeds genoemde feit, dat men in beide landen meent zonder de oppositie te kunnen regeren. Wanneer men de werkelijkheid niet meer in zijn totaliteit aanvaardt, gaat men haar spelen. Zowel de Russen als de Amerikanen zijn geboren toneelspelers, niet alleen op de planken of op het witte doek, maar op
| |
| |
bijna alle gebieden van het dagelijkse leven. Sterk komt dit tot uiting in Rusland in het verschijnsel, dat alles parade wordt: de werken van dichters en schilders, de prestaties van de arbeider, de bouw van de Metro, de enthousiaste gevoelens ten opzichte van Stalin en de overvloedige, in berouwvolle tranen gedrenkte bekentenissen van de politieke afvalligen.
Ook in Amerika is de werkelijkheid dat, wat gespeeld wordt. Wetenschap en godsdienst, kunst en politiek, alles is één grote show-business en de waarde der dingen is direct evenredig aan de kracht van het applaus, van het momentele succes. Evenals in Sovjet-Rusland worden alle handelingen functioneel en beoordeeld naar hun resultaten, hetgeen trouwens ook past in het kader van de administratieve staat. Is de Amerikaanse reclame iets anders dan toneelspel, waarin de zakenman de rol speelt van een hoeder der mensheid en waar de wens, het publiek bepaalde producten op te dringen, gemaskeerd wordt door hoogdravende quasi-menslievende raadgevingen? Het optreden van de politicus, de kunstenaar, de geleerde, de sportsman, alles wordt op de boulevard uitgedragen. Geschiedenis wordt tot biografie, niet de werking van historische krachten, maar het optreden der acteurs vormt de kern van de geschiedenisbeschouwing. Vandaar ook het typische verschijnsel, dat de schrijvers dikwijls meer gefêteerd worden dan hun werken, dat een politicus in een verkiezingscampagne kan verliezen door factoren, die zijn privé-leven betreffen, dat het aureool van een geleerde bestaat uit het aantal anecdoten, dat men om hem heen heeft gesponnen.
Het ruimtegevoel en het besef, nieuw te zijn en aan de toekomst te behoren, alsmede het bewustzijn van oneindige mogelijkheden hebben in Sovjet-Rusland zowel als in Amerika een over het algemeen optimistische levenshouding doen overheersen. Deze is vitaal en dynamisch. Typisch voor beide volken is de naïeve nieuwsgierigheid, die voor het leven met zijn problemen ten toon wordt gespreid. Een nieuwsgierigheid, die naïef is, omdat hij onhistorisch is; een naïeveteit, die nieuwsgierig is, omdat hij het oog op de toekomst heeft gericht en van die toekomst iets positiefs verwacht. Popularisatie van wetenschap, massa-verspreiding der cultuur door film, radio en drukpers zijn symptomen hiervan. Voor de Sovjetburger zowel als voor de Amerikaan is de cultuur een consumptieartikel, met dien verstande, dat het cultuurproduct voor de Rus een wegwijzer en voorbeeld is, voor de Amerikaan eerder een middel om aan de verveling te ontsnappen. Er is bij de Amerikanen een enorme drang aanwezig het geestelijke goed van alle tijden en van overal ter wereld tot zich te nemen en te consumeren. Zijn hersens hebben de functie van een maag voor geestelijk voedsel. Een boek als ‘Van Socrates tot Bergson’ van Walter Durant, of de geschriften van Hendrik van Loon hebben het karakter van uitgebreide menu's van smakelijk toebereide schotels geestelijk voedsel, die
| |
| |
zo zorgvuldig zijn uitgekozen, dat zij geen indigestie veroorzaken. Het ‘condensed for easy reading’ is een Amerikaanse uitvinding.
De laatste keer, dat ik in Leningrad de Octoberfeesten meemaakte [1936], hingen aan de huizen op de Newsky Prospekt reusachtige op wit doek getekende portretten van de romanschrijvers Konstantin Fedin en Alexej Tolstoj. Deze conterfeitsels van minstens drie bij vier meter bedekten hele verdiepingen. Wat moeten wij daarvan denken? Wij voelen deze quantitatieve instelling ten opzichte van de schrijver pas, als wij ons even voorstellen, dat wij het gezicht van een geen kwaad vermoedende Amsterdamse gevel plotseling een glimlachend masker van reusachtig formaat voor zouden binden, een masker, dat de duidelijke trekken van één onzer levende prozaïsten zou vertonen. Wij wensen het leven op het toneel gebracht, maar niet het toneel tot levenskunst te zien gemaakt. Deze neiging tot het theatrale is een van de meest typische uitingen van de collectivistische mens. De mens, die geen eigen leven meer heeft, die niets meer is, kan nog slechts rollen spelen. Rollen, die in Rusland sterk didactisch, in Amerika pragmatistisch zijn geaccentueerd, maar in beide gevallen voortspruiten uit het bewustzijn, dat men iets voorstellen moet. Zo krijgt de collectivistische mens iets eigenaardig onwezenlijks, iets ontastbaars, dat ons geneigd doet zijn, hem alleen maar als een abstractie op te vatten. Hij is alleen, wanneer hij zijn rol speelt; slechts als type laat hij zich vatten en men vraagt zich keer op keer af: wat steekt daar achter, waar is het eigen, onvervreemdbare eigen bestaan van die mensen - hebben zij nog wel een eigen leven?
Men moet inderdaad een Amerikaanse, of een Sovjet-Russische professor zijn om zoals Prof. Baldwin de mens te definiëren als de individualisatie van de gemeenschap. Het is deze conversie van het psychische in het sociale, die de Amerikaan en de Rus berooft van wat men ziel zou kunnen noemen, d.w.z. van alle waarden, die uniek zijn ten opzichte van de drager ervan. En zo ver komt het, dat men de ziel van de Amerikaan met al zijn reacties, of de ziel van de mens uit het Sovjetrijk slechts begrijpen kan door een analyse van De Amerikaanse Ziel, of De Sovjetrussische Ziel, dus van uit de gespiritualiseerde gemeenschap. Een willekeurige Amerikaan wordt direct de Amerikaan, hij wordt tot type. Het is een merkwaarwaardig verschijsel, waardoor ook de buitenlander, die enige tijd in Amerika woont, wordt aangetast: hij assimileert zich en veramerikaniseert. Wanneer men in de gelegenheid is geweest een tijdlang met de Amerikaan in zijn land mee te leven, wanneer men zijn literatuur heeft gevolgd, niet die van een geïsoleerde elite, maar die, welke de algemene levensstijl aangeeft, wanneer men op velerlei levensgebied dezelfde sentimentaliteit, hetzelfde optimisme, dezelfde romantiek en dezelfde nuchtere zakelijkheid en pragmatisme heeft aanschouwd, dan kan men concluderen, zon- | |
| |
der te vervallen in een gemakkelijke generalisatie, dat men zich in Amerika niet tegen het Amerikanisme kan keren, zonder zich buiten de maatschappij te plaatsen.
Noch in Amerika, noch in Sovjet-Rusland wordt getolereerd, dat het individu zich zo van de massa differencieert, dat het tot die massa in oppositie komt te staan. De Sovjetheld, de held van de arbeid, van de sport, van de aviatiek of van de literatuur, zowel als de Amerikaanse filmheld, de succesful man, de gangster en de verslaggever, zij allen moeten in verhevigde mate alle eigenschappen vertonen van hen, door wie zij worden geëerd. Het individu, intellectueel of kunstenaar, moet in zijn individualisme het atoom blijven in het geheel van de sociale massa, de atomische drager van sociale energieën, onderscheidbaar van de massa door dezelfde kentekenen die hem eraan verbinden. Zeer zeker, men kan als schrijver, als kunstenaar of professor en tegelijk als Amerikaan, zich individualistische escapades veroorloven - als Rus wordt dit heden ten dage steeds moeilijker en gevaarlijker -, mits men zich daarbij aan bepaalde spelregels houdt en zich niet onttrekt aan de doctrine van Amerikanisme of Sovjetisme, hetgeen in het eerste geval betekent, dat men de waarde erkent van succes, techniek, eigendom, geluk, doelmatigheid, en in het laatste geval, dat men gelooft aan politieke macht, arbeid, het collectief, Stalin.
De ontbrekende historische zin in beide landen heeft de ontwikkeling van een klassebesef verhinderd, een bewustzijn, dat alleen maar historisch gegroeid kan worden gedacht. Massa is echter een natuurbegrip, iets kolossaals, elementairs, oorspronkelijks, iets, dat er als verschijning is, een grenzeloze werkelijkheid, voorwaar een aanlokkelijk begrip voor volken, die alleen al geografisch zulke wijde grenzen trekken. De uitspraak, welbekend en dikwijls gehoord, ‘there are no classes in America’ is niet een te bewijzen, of een onbewijsbare stelling, maar een axioma, een idee, een onderdeel van het verzameldoctrine Amerikanisme.
De verhouding van individu tot massa en omgekeerd is geloof ik wel het grootste probleem van de twintigste eeuw. Het probleem is een gevolg van de ontwikkeling van de techniek in de laatste drie eeuwen, van de industrialisatie, van de opeenhoping van mensen in fabriekscentra, waar zij het grootste deel van hun leven deel nemen aan processen, die zij niet kunnen overzien, die voor hen geen begin en geen einde hebben. Daar deze ontwikkeling niet tegen te houden is, blijft ook de door zijn historische inertie nog meer individualistische West-Europese mens tenslotte geen andere keuze dan die tussen Sovjetisme en Amerikanisme, d.w.z. dat ook hij een organisch samenleven prijs zal moeten geven voor een georganiseerd samenleven, dat dus niet gegroeid is, zoals het groeien wilde, maar dat planmatig wordt geconstrueerd.
| |
| |
Nu is zowel in Rusland als in Amerika geprobeerd de antithese tussen individu en samenleving te overbruggen door te komen tot een soort collectief individualisme, waarmede wordt bedoeld, dat de uitingen van het individu weliswaar persoonlijk van toets mogen, ja moeten zijn, maar dat zij op een onopzettelijke wijze samenvallen met en onderworpen zijn aan de stijl van een geheel, dat het collectief wordt genoemd. Het is merkwaardig, dat waar men in het vaderland van de massamens gekomen is tot het begrip collectief individualisme, men in het individualistische Europa iets meent te hebben ontdekt, dat men personalistisch socialisme noemt. Binnen het kader van de psychologie kan nog gewezen worden op een belangrijk punt van vergelijking, n.l. het bewustzijn van onmetelijke politieke macht, dat ieder lid van de gemeenschap in Sovjet-Rusland en in Amerika als een persoonlijk gevoel van meerwaardigheid met zich meedraagt. Hierbij sluit zich aan het gevoel van oneindige mogelijkheden, die in de beide wereldrijken besloten liggen en een besef, centrum van een wereld te zijn. Zowel de Russen als de Amerikanen zijn mensen met een continentaal ruimtegevoel. In beide landen kan men dagenlang in dezelfde richting reizen zonder de landsgrenzen te overschrijden. Beide landen beschikken over ontzaglijke natuurreservaten en over de latente kracht van zich langzaam emanciperende volken, zoals de negers in Amerika en de Mongoolse stammen van Aziatisch Rusland. Daardoor dragen beiden, de Amerikaan en de Rus het bewustzijn in zich de architecten en ingenieurs te zijn van de toekomst, heerser, meester te zijn in de wereld en de zgn. progress-gedachte heeft dan ook nergens zo goed wortel geschoten als in deze beide landen. Sovjet-Rusland staat op dit punt in volkomen tegenstelling tot het oude Tsarenrijk met zijn apocalyptische stemmingen. Psychologisch is de belangstelling van de Rus en van de Amerikaan voornamelijk gericht op het eigene [alle voorbeelden liggen bij de eerste in het
Sovjetisme, bij de laatste in het Amerikanisme], dat echter tevens wordt vereenzelvigd met de gehele wereld, m.a.w. zij hebben in sterke mate het gevoel, toonaangevend te zijn en dit ook te kunnen zijn.
Uit dit geografisch bepaalde ruimtebesef ontstond een aantal eigenschappen, die wij wederom typisch parallel aantreffen bij de beide volkeren, bijv. de zwerverslust, waarmede samenhangt het gemak, waarmede men van beroep verandert, voorts de gastvrijheid, voortspruitend uit het op elkaar aangewezen zijn in de oorspronkelijk dun bevolkte streken - men vergelijke eens de Russische ‘sjirókaja natóera’, letterlijk de ‘brede natuur’ van de Rus en de liberale gulheid van de Amerikaan met Europese pietluttigheid, kleinburgerlijkheid en provincialisme. En tenslotte neemt men bij beide volkeren een zelfde hang waar naar het kolossale, het ontzag voor records en topprestaties. De verre horizont van het vaderland schept
| |
| |
het gevoel van wereldburgerschap, van een soort universalisme, en een drang naar avontuur. Waar men zich machtig voelt, kan men een grote allure aannemen, al is men in wezen niet, wat men voorstelt. Weinig Amerikanen zullen zo eerlijk zijn als degene, die ik eens in Rome aan een bar aantrof en die op mijn: ‘Are you American?’ antwoordde: ‘No, I am drunk.’ Met de allure van het lid zijn van een grote macht, van een wereldrijk kan men zich laten gaan zonder vrees voor pijnlijke situaties. Het prijsgeven der individualistische stellingen is juist daarom voor velen zo aanlokkelijk, omdat het een vergroting van machtsgevoel betekent: wie zijn ‘ik’ opgeeft, kan ‘wij’ zeggen. Niet voor niets heeft de aristocraat, d.i. de Europeaan par excellence, die noch in Sovjet-Rusland noch in Amerika voorkomt, zijn ik-zijn moeten bevestigen, pantseren als het ware, met titels en wapenschilden om zich te kunnen handhaven. Wie zich afgescheiden heeft, kan zich uit zijn moeilijke situatie niet meer redden met het nitsjewo van de Rus of het onverschillige boloney van de gummi-kauwende Amerikaan. De individualist zal in zijn individualisme getemperd worden door zijn angst voor de maatschappelijke chaos. De uit het collectief levende mens kent deze angst niet, in tegendeel, zijn ideaal is zelfs de staat op de duur overbodig te maken, d.w.z. volledig te veranderen in een administratief apparaat, dat registreert, inplaats van regeert. Een maatschappelijke chaos heeft in West-Europa altijd betekend: ziekte van het organisme, revolutie of dreigende dood. In Rusland of Amerika zou zo'n toestand betekenen: een boekhouding, die niet klopt en die gereorganiseerd moet worden. In de staat als organisatie met een wetenschappelijk gefundeerde administratieve werkzaamheid behoren revoluties tot het verleden.
|
|