De Nieuwe Stem. Jaargang 5(1950)– [tijdschrift] Nieuwe Stem, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 65] [p. 65] G. Achterberg Gedichten Bloedwraak Een zonneschimmel hangt in 't eikenbos, die zich tussen de bomen door verplaatst. Zij maakt de stammen wit en bovenaards en ligt in blauwe gloor over het mos. Het zou me niet verwonderen als plots uw lijk gevonden werd, eens inderhaast geborgen onder blad, 't donker inwaarts, op doortocht naar het laatste oordeel Gods. Engelen rotten op de grond of dansen hoog en verdroogd tegen de kruinen aan. Het is te laat om iets te ondernemen. Er zweven geuren die naar liefde zwemen. Ik ben omsingeld door de gouden lansen der stilte, die mij naar het leven staan. Ets De bomen waren tot een staalgravure gebeten tijdens mijn afwezigheid. Toen ik terugkwam stonden zij de tijd tegen te houden en verscherpt te duren, in droge naald gezet voor de azuren avond, aftekenend hun takken wijd. Daaronder lag het huis in veiligheid en kon ik doorgaan met dezelfde uren aan u besteed; zij bleven uitgespaard. Ik had alleen de plaat binnen te treden; de voordeur achter mij op slot te doen. De kamers hielden u bijeenvergaard. Er hing een geur lavendel, onversneden. Een grijze braam besloeg de ruit als toen. [pagina 66] [p. 66] Fructidor De wereld wordt van binnen een meloen. Een blauwe doezel uit den einder maakt dat ieder schitteren zijn branden staakt om ze in nevelen te niet te doen. Weldadig is wat mijn gevoelens doen met blik en reuk en van de mond de smaak en wat met handen koel wordt aangeraakt. Ik ga een najaar in van geel katoen. Over de bomen heen en op het land krijgt het een licht van zachte lampions, onzichtbaar opgehangen boven ons. Wij schijnen door tot op het witte dons van de zaadlijsten waar de pitten brons geheven staan tegen de klokhuiswand. Nevelheim Er woonde liefde diep bij u in huis. De jaren maken hoeken in een mens, zodat hij eenmaal komt te staan ergens op een van God verlaten wegenkruis, waar hij geen richting weet. Hij is abuis. Eenzaam en leeg, zonder enig agens, bekruipt hem daar de fluisterende wens: ik ga weer op mijn schreden terug naar huis. Reeds hebben wind en regen uitgewist het spoor dat kronkelde door stad en land en staan de sterren anders dan voorheen. Maar 's avonds op een landweg in de mist verrijzen de kastelen aan de kant, die hij herkent tot op de laatste steen. Vorige Volgende