J.H. Plokker, Prof. Dr S. Dresden, Prof. Dr K. Baschwitz en Prof. Dr W. Banning, Angst en Crisis der Moraal, H.P. Leopolds Uitgevers Mij N.V. 's-Gravenhage 1949. 150 blz.
Dit werkje omvat de vier referaten over het onderwerp en van de sprekers, boven vermeld, benevens de rede waarmee Prof. Rümke als voorzitter dit derde Symposion der Societeit voor culturele samenwerking, in den Haag opende op 25 Sept. 1948 en tenslotte een verslag der gehouden discussie.
De heer Plokker komt hier in zijn ‘psychologische beschouwingen over angst’, drie moderne theorieën ter verklaring van de angst te bespreken, te weten de existentialistische, de objectieve [vooral K. Goldstein] en de psychoanalytische, welke laatste bijna tweemaal de omvang heeft van de beide andere samen. Via Oedipus-complex en castratie-angst wordt ons hier de angst als verschijnsel bij de man geduid; voor de vrouw voert een heel andere weg, de angst voor liefdesverlies haar hetzelfde resultaat. Niet geheel duidelijk wordt het waarom deze drie theorieën de angst ‘eigenlijk’ zien als een angst voor de vrijheid.
Prof. Dresden behandelt in ‘literaire aspecten’ het angst-verschijnsel zoals het sinds ± 1830 in de Franse letterkunde zichtbaar wordt. Boeiend is zijn bespreking van Proust, Kafka en Malraux, inclusief het wrange besef van deze laatste dat tussen beleven en vertellen onherroepelijk een klove ligt.
Prof. Baschwitz licht de massale angst toe aan het voorbeeld der daemonophobie die tot de heksen-processen voerde. Zijn pakkend verhaal brengt ons voor de verdringing-uit-angst die deze mensonterende vermoording van weerlozen zo in vergetelheid deed raken.
Prof. Banning ten slotte wijst in ‘overwinning van de angst’ een zestal wegen die naar een opheffing van de angst zouden kunnen voeren. Voorzover Christelijk getint zijn enkele daarvan niet voor allen begaanbaar, zoals duidelijk uit de discussie [Dr. Snethlage] bleek. Bannings betoog ging van het gehouden viertal het meest direct op practische concluees af en toont daardoor het sterkst de kracht en tegelijk de zwakte van zijn onvermijdelijke subjectiviteit.
H. Oldewelt