| |
| |
| |
L.P.J. Braat
Ziekenlogboek
[Fragmenten]
Amsterdam, 2 Juli 1946
Vanaf het ogenblik dat ik, nu bijna vier weken geleden, wat bloed opgegeven heb, voel ik een grenzeloos wantrouwen jegens mijn lichaam. Ik heb de gewaarwording, te leven in een onbewoonbaar verklaarde woning. Door mijn vorige ziekte, ruim drie maanden geleden, was ik al wantrouwig geworden, maar nu heb ik de zekerheid mijn bchaam met recht als iets bouwvalligs te kunnen beschouwen. En ondertussen springt, als een fel en hongerig wolfje, de pleuris van de ene long op de andere...
Sinds een maand ben ik nu ook, voor het eerst in mijn leven, geheel en al zonder toekomstplannen. Wat een merkwaardige sensatie! Vroeger leefde ik steeds maanden, soms wel een geheel jaar met mijn gedachten vooruit en trachtte ik bij voorbaat zoveel mogelijk mijn werkzaamheden te regelen. Nu is dat volslagen uit. Bijna zonder enige interesse lig ik in bed, hoewel er geen kracht in of buiten mij is die mij beletten kan vaak innig te verlangen naar een hartverlamming en een goede kennis te benijden, die daar zojuist aan overleed. En dan al dat gedaas ‘in woord en geschrift’, van mijn welmenende vrienden en familieleden...
| |
1 Augustus
Nu de fundamenten van mijn gezondheid voor een deel ondergraven en verzakt zijn, denk ik steeds weer aan mijn stil, maar hartstochtelijk verlangen neer te mogen storten met een vliegtuig, gelijk ik dit telkens weer onderging gedurende het laatste jaar tijdens mijn tochten naar Engeland en Frankrijk. Deze zelfvernietigingsdrang is mij zeer eigen en oud als mijn bewustzijn, maar nam met de jaren steeds duidelijker vormen aan, mijn zelfmoordneigingen sublimerend tot bijna zuivere verlangens als een dergelijke Icarische ondergang. Moge ik, als eenmaal Het Ogenblik daar is, even vervoerd en zalig in bliksemsnelle val ondergaan, als ik het mij zo ontelbare malen daarboven in de wolken, in de mist of in een stralend blauwe hemel gewenst en gedroomd heb...
| |
6 Augustus
Zal ik erin slagen, in dit dagboek de griezeligheden te vermijden van de ‘aller individueelste emotie’ enz. -? Zal ik wel voortdurend blijven beseffen, dat mijn ‘ik’ slechts belangrijk is als onderdeel van de strijdende, zoekende mensheid? Ik hoop het - maar het zal zeker een zware dobber zijn, hier theorie en praktijk met elkaar in overeenstemming te brengen.
| |
| |
| |
9 Augustus
Ik betrap mij erop dat ik, wanneer ik in de krant lees dat de Indonesiërs zoveel Nederlandse vliegtuigen hebben neergeschoten of een ander succes melden, ik spontaan denk: goed zo! Ik ben wel voor 100% collaborateur geworden... Maar hoe klein vind ik Holland, klein in alles waarin een klein land maar klein kan zijn. Ik haat dit land vaak, net als voor 1940. En toch leven hier enkele honderdduizenden die in de goede zin van het woord redelijk en intelligent zijn, maar langs de lamlendige wegen van de democratie [hoezeer die ook met goede voornemens zijn geplaveid] komen wij er nooit. Het zal hard tegen hard moeten gaan, en de redelijken zullen zo redelijk moeten zijn, dat zij de hardsten, de onverbiddelijksten, de sterksten zullen blijken te zijn...
| |
21 September [Leysin]
Vijf jaren, vervuld van het besef dat zowel veiligheid als rust betrekkelijk zijn, worden zo snel niet vergeten! Telkens, in deze rust waarin ik ongestoord en gestadig werken kan als nimmer te voren, bekruipt mij de gedachte: wanneer schiet de onrust, die vinnige grauwe vogel, uit deze blauwe lucht neer en klauwt zich in mijn schouders? Het slijtage-proces dat een einde aan dergelijke obsessies kan maken, zal veel tijd vergen. Maar leven wij wel in een tijdperk waarin een dergelijk proces kan aanvangen?
| |
22 September
Langzaam, langzaam rijpte in mijn ziel het gedachtengraan. Niet altijd scheen de zon en dan nog niet steeds even verwarmend: vandaar al die jaren... Het lijkt wel of ik heb moeten wachten op deze ziekte, op dit verblijf in de bergen, om een begin te kunnen gaan maken met het oogsten... De vrienden die, aan mijn bed gezeten, zeiden dat mijn ziekte wel ergens goed voor zou blijken te zijn, hebben gelijk gekregen. Diep in mij besefte ik toen reeds dat zij gelijk hadden, maar het lichaam, plotseling aan de circulatie van het dagelijks leven onttrokken, verzette zich en dwong ook de ziel tot aanvankelijke opstandigheid.
| |
28 September
Denkend aan de hongertochten die allerwege door Europa trokken gedurende de laatste maanden der Duitse overheersing, komt het bij me op - hier in een land waar het voorheen zo ‘goed’ was maar thans de rantsoenen lager zijn dan die in Nederland, al bleef Zwitserland buiten de oorlog - dat, na Azië, Europa nu wel eens eeuwen lang zijn ‘beurt’ zou kunnen krijgen... Maar dat is een soort kultuurpessimisme dat ik me wel in een dagboek, waar niet in een artikel of openbaar gesprek kan veroorloven.
| |
| |
Daar zeg ik immers ‘vol vertrouwen, ondanks alles, in de komst van een nieuwe, rechtvaardige samenleving’...
| |
3 October
Vandaag had ik, in bed liggend, twee hevige benauwdheden - heviger dan ik ze tot nu toe had. Ik dacht, met een mengeling van schrik en blijdschap: daar gaat ie! Maar ie ging nog niet...
| |
9 October
Het is merkwaardig, ik weet ditmaal niet waar het met mij heen moet. Jammer dat er niemand is, wiens autoriteit ik erken, om mij dit of dat te bevelen. Ik werk nu eenmaal graag in opdracht en gehoorzaam steeds aan hen in wie ik mijn meerderen voel. Zo gehoorzaamde ik vrijwel steeds, en blindelings, tijdens het verzet aan Gerrit van der Veen. Misschien zou ik maar lid van een partij moeten worden waarin ijzeren discipline heerst. Ik heb daar al vaak over gedacht.
| |
16 October
Merkwaardig; het leven in een appartementje van twee kamers plus een keuken. Dan een paar boeken, bijna geen kleren om te verwisselen. Wat missen wij? Niets! Nooit verlang ik naar al mijn ‘bezittingen’ in Holland, zelfs niet naar mijn boekenkast. De oorlog heeft hier zeker toe bijgedragen - het bewijstzijn dat alles wat wij hebben een ogenblik nadat wij het nog bezagen, verdwenen kan zijn, heeft mij niet verlaten en zal mij ook hopenlijk nooit meer verlaten!
| |
18 October
Ik ben begonnen met een reeks abstract-plastische tekeningen. ‘Esprit volant’ is al gereed. De schetsen voor ‘Esprit des Alpes’ en ‘Esprit des seins’ heb ik reeds gereed. Ik werkte hard vandaag - schreef ook nog een artikel. Ik ben tevreden en toch treurig, evenals ‘post coitum’. In Amsterdam kom ik zelden zozeer tot mijzelf om deze treurnis te bemerken - tientallen afleidingen zijn er om mij te beletten, na een geslaagde werkdag een dergelijke terugslag te voelen.
| |
20 October
Mensen, die ik meende voorgoed ‘afgeschreven’ te hebben en vergeten te zijn, weten mij te vinden in de stille bergnachten en woelen mijn geweten om, verteren mijn moeizaam verworven rust.
De scheppingsdrang overvalt mij als een plaag, als vroeger wel bij het dichten. Telkens moet ik mijn lectuur of schrijfwerk onderbreken om plastische gedachten te noteren. Het maakt mij nerveus en vaak moe - er
| |
| |
is echter niets tegen te doen. Noteer ik die gedachten niet, dan volgt een slapeloze nacht en dan weer een door prikkelbaarheid bedorven dag.
Er zijn mensen, wier leven een eeuwige lente lijkt, anderen wier bestaan een eeuwige herfst schijnt te zijn. Van kindafaan heb ik hartgrondig van de herfst gehouden; het jaargetijde waarin ik mij steeds het gezondst en het meest in staat tot scheppend werk voelde. De lente vervult mij altijd met de onbeschrijflijke, knagende nostalgie van het ‘never more’ - de herfst fluistert mij steeds opgewekt en bemoedigend in ‘het kan nog’. En ik houd van bijna verloren spelen, van bijna verspeelde kansen, van de bittere geur van ophanden zijnde nederlagen, die misschien afgewend kunnen worden...
| |
22 October
Bronskleurige melancolie dezer herfstdagen! Iedere morgen blijkt de sneeuw verder van de bergen dalwaarts gekropen te zijn en iedere morgen ook gloeien de bomen in heviger, ontroerender kleuren! Wij denken de vuren welke de herfst ook in ons ontsteekt te kunnen doven met brandewijn, maar nog heviger laaien ze hierdoor op! Een scheppingsdrang gelijk ik in jaren niet kende maakte mij rusteloos en gelukkig - als nu de grauwe geldzorgen maar niet aan de horizon kwamen opdagen!... Toch is het een tot in zijn verborgenste diepten en holten van goede eenzaamheid vervuld en gelukkig mens, die naar de bergen staart en zijn blikken in de dalen laat duiken, mee met de kraaien, raven en eksters die in duizelingwekkende vaart het dal invluchten...
| |
23 October
Mijn dromen zijn onrustbarend. Al wat ik had kunnen doen en nog zou kunnen doen, op gebieden die nu min of meer taboe voor mij zijn, doe ik in mijn dromen, en hoe! Die dromen vreten mijn dagen binnen, ik kan ze urenlang niet kwijt raken. Vooral de droom-omgang met lieden die verderfelijke verraders waren, maar daarvoor intieme bekenden, zelfs vrienden, maakt mij onrustig. Schuldgevoel? Het is toch een gerechte zaak waarom ik hen voor altijd uit mijn omgeving verwijderd heb en hen zelfs het allerslechtste toewens in vele gevallen?
| |
2 November
Soms zijn dromen zo groots en aangrijpends, dat zij ver boven het ‘werkelijke’ leven uitstijgen. [Ik weet nog altijd niet - en het zal nog wel even duren voor ik het te weten kom - waar dat ‘werkelijke’ leven zich bevindt...] Vannacht zag ik de schimmen der vergaste en doodgemartelde Joden - ik hoop dit nimmer te vergeten. Flakkerende, verwrongen, gas- | |
| |
achtige, doorschijnende gestalten, als bleke vlammen. Een Joodse vrouw - ik bevond mij temidden van talloze Joden die haveloos en droevig teruggekeerd waren uit concentratiekampen - wees ze mij aan. Het was een schouwspel van zulk een wilde, tragische schoonheid, dat ik het niet zou kunnen tekenen of aan anderen beschrijven.
| |
7 November
Vandaag ben ik mij er van bewust zeer ver te gaan door te bekennen, wat ik al maandenlang mezelf niet durfde bekennen: dat ik niet geloof aan een wereld zonder oorlog, zonder geweld, en er ook nauwelijks naar verlang! Te denken aan een wereld met eeuwig paisibele gewoonten - op de kleine ruzies na - vol hardwerkende, door geen catastrofen van de zijde hunner soortgenoten bedreigde mensen, doet mij vaak rillen van afschuw. Waar blijven dan de grote, gruwelijke hartstochten, de grondeloze haat, die ons jong houdt?
| |
8 December
In deze geweldige rust van bergen en sneeuw en winterzon schijnen de zorgen en het oude leed, dat ik met mij mee sleep, waarheen ik ook ga, zich diep in mijn hart te vreten. Het is of ik de tijd sneller aan mij voorbij hoor ruisen, of ik jaren ouder word terwijl ik misschien tien minuten zit te peinzen in mijn bed. Uit de radio der benedenburen klinkt pianospel - deze muziek geeft mij visioenen van eindeloze rijen trage druppels, hangende aan dennentakken. Zo traag, zo traag. Dadelijk zullen ze wel ijspegels geworden zijn.
Wat die radio - die ik niet afzetten kan - vandaag bezielt weet ik niet. Nu klinkt er weer een frans liedje uit op, dat mij de gewaarwording bezorgt of er zware, zeer zware gordijnen stukgereten worden, en daarachter zie ik flitsen van dingen en mensen, die ik liever voor altijd vergeten zou zijn... De zon wordt ijler en ijler - de sneeuw die straks zeker vallen zal, urenlang, duizelt al daar hoog in de lucht en maakt de zon tot een bron van wonderlijke kilheid. Weer die radio! Ik voel mij te droevig om buiten mijzelf te raken, maar deze wals, die mij een kwart eeuw geleden al op wonderlijke wijze beroerde, prikkelt mij tot een verzet, dat mijn nostalgie verijlen doet en mij iets van activiteit teruggeeft. Ik zou nu een geprikkelde, cynische brief willen schrijven, naar iemand in dat vervloekte Holland, dat ik over een paar weken weer zal moeten terugzien - een woestijn vol stenen des aanstoots - en waar de kruideniers bezig zijn de verhouding met Indonesië zodanig te vertroebelen, dat de naam Holland de incarnatie van belachelijkheid en bekrompenheid worden zal. Holland - wat is het voor mij anders dan een historisch begrip?
| |
| |
Zou deze wonderlijke rust, die slechts door vliesdunne tussenschotten gescheiden is van een even wonderlijke onrust, betekenen dat heel mijn wezen doordrongen is van het besef dat dit de laatste Zondag is hier in de bergen? Ik heb al deze maanden niet enkel bijna op de top van een berg geleefd, maar ook, onbewust, bijna op de top van mijn leven. Nu wordt het weer afdalen, in dubbele betekenis.
| |
15 December
Vannacht stond ik een tijdlang uit het raam te staren naar het berglandschap dat ik voor het laatst zien zou. Verbijsterend helder schitterden twee sterren boven de Chamossaire tegenover ons huis. Helder verlichtte de maan al de bergen en sneeuwvlakten rondom. Iets hiervan, van die zuiverheid der winternachten in het hooggebergte, moet ik als mijn onvergankelijk bezit trachten mee te nemen, verder het leven in.
|
|