Bonae litterae
Dr Ir Egbert de Vries, De Aarde betaalt. De rijkdommen der aarde en hun betekenis voor wereldhuishouding en politiek. Den Haag, Albani, 1949 [Vrij Nederland-Serie].
‘Te veel heeft de mens in de laatste eeuw geteerd op het kapitaal, dat Moeder Aarde beschikbaar stelt’, schrijft de auteur in zijn inleiding, die getiteld is: ‘het spook der overbevolking’. Dit is een spook overigens, dat hij niet oproept, al is hij gealarmeerd over de vernietiging, waardoor de aardbodem bedreigd wordt. Hij is eerder geneigd, dit spook te verjagen, dat inderdaad in menige ontstelde verbeelding rondwaart. Wel maakt hij hierbij een voorbehoud: dat het vraagstuk van wetenschappelijk verantwoord gebruik der grondstoffen, van economische organisatie, sociaal rechtvaardige verdeling en juiste innerlijke houding van de mens ten opzichte van de schatten der natuur zijn oplossing moet vinden.
Een groot gedeelte van het boek bevat de beschrijving van de grondstoffensituatie op de wereld. De schrijver heeft, ofschoon hij de gehele grondstoffensituatie onderzoekt, bijzondere aandacht voor de bodem als producent van voedsel en voor de toestand van het overgrote deel van de wereldbevolking. Van de ruim 2,2 milliard aardebewoners beslaat het ten plattelande levende deel ongeveer 1,5 milliard zielen. Voorts behandelt de schrijver het water, de rijkdommen der zeeën, de energiebronnen als steenkool, aardolie, waterkracht, atoom-energie, de metalen en andere delfstoffen. De grondstoffensituatie vertoont een aantal gevaarlijke punten: het bouwland, de bossen, de aardoliebronnen, enkele vissoorten en metaalertsen, waar uitputting dreigt. De verhouding tussen industrie en grondstoffen, tussen grondstoffen en wereldpolitiek, die met elkaar nauw samenhangen, brengt ons in de sfeer van de internationale relaties, waarbuiten al de behandelde problemen niet meer denkbaar zijn. Wat niet wegneemt dat elk land ook zijn eigen nationale noden heeft, waar het er om gaat om de eigen natuurlijke rijkdommen te conserveren, wat dikwijls wil zeggen: doelmatig gebruiken.
Het laatste gedeelte van dit boek behandelt de toekomst, dus de vooruitzichten - op grond van een zo exact mogelijke inventarisatie der grondstoffen. Hierbij wordt in het bijzonder de positie van Nederland, Indonesië, de Antillen en Suriname in ogenschouw genomen.
De betekenis van de grondstoffen- en voedselconferenties in het kader van de Verenigde Naties spreekt in een wereld van zo grote interdependentie voor zich zelf. Maar tussen wenselijkheden - noodzakelijkheden zelfs - en resultaten liggen de talloze tegen elkaar botsende belangen. Het is dan ook begrijpelijk, dat de conclusie van de schrijver is, dat de grondstoffenpositie, hoewel niet hopeloos, toch wel zorgelijk is. Het is ook niet weinig wat hij nodig acht: ‘dat de maatschappij als geheel haar verantwoordelijkheid gaat zien voor de desastreuse gevolgen die een voortgang op de weg van ongebreidelde concurrentie en vrij winstbejag van de enkeling onherroepelijk zal hebben’. ‘Een nieuwe verantwoordelijkheid’ luidt dan ook de titel van het laatste hoofdstuk. Het grondstoffenprobleem raakt aan de grondvragen van het menselijk bestaan. Wij citeren hier de laatste volzinnen van dit door zijn voorlichting en conclusies belangrijke en zelfs boeiende boek.
‘Het besef van deze verantwoordelijkheid ligt begrepen in de christelijke en humanistische beginselen van rentmeesterschap en broederschap; het wordt versterkt door de koude en nuchtere economische gegevens. Dit besef moet leiden tot een welbewust verwerpen van iedere gedachte aan een zekere “rechtmatigheid” van ongebreideld winststreven van individuen, groepen of naties, van kapitalisme zonder rem en imperialisme of machtsdroom zonder grens.’
O.N.