A.A. Kok, Amsterdamsche woonhuizen, Allert de Lange, Amsterdam, 1946, 243 blz. - dezelfde, De historische schoonheid van Amsterdam. No. 1 van de Heemschutserie, zelfde uitgeefster, 1947, 91 blz., beide met illustraties.
Men kan zeggen, dat wij met de aankondiging van deze boekjes wel laat zijn. Men kan echter ook het omgekeerde volhouden, inzoverre dat het eerste, in 1941 voor het eerst verschenen, in '46 reeds zijn vierde, het tweede, in '40 van de pers gekomen, in '47 reeds zijn zesde druk beleefde en beide dus vermoedelijk binnenkort wel weer herdrukt zullen worden.
En ze zijn het waard. Terwijl het boek van d'Ailly, hier boven aangekondigd, zijn aandacht hoofdzakelijk op de geschiedenis van Amsterdams gebouwen en straten richt, brengt deze schrijver ons nader tot het in kaarten neergelegde uiterlijk der stad en het uit- en inwendig voorkomen van zijn huizen.
In het tweede boekje toont Kok ons n.l. achtereenvolgens het Amsterdam van Christoffel van Hartoghvelt - de man die in 1600 tekende, hoe hij zich de stad ± 1220 voorstelde - van Jacob van Deventer, van Cornelis Anthonisz. - de volgorde van deze beide is chronologisch niet verantwoord - van Pieter Bast, Balthasar Florisz, Daniël Stalpert, van Jan ter Gouw en tenslotte het hedendaagse. In het eerste boekske worden ons aan de hand van tal van voorbeelden de geheimen van trap-, tuit-, hals-, klok- en lijstgevels ontsloten en wordt van nog veel meer wetenswaardigs verteld.
Betere aanvulling op ‘d'Ailly’ dan deze beide ‘kokjes’ laat zich moeilijk denken, te minder, omdat deze Kok zijn gerechten niet alleen smakelijk weet op te dienen, maar hij ze ook uit goede grondstof heeft bereid.
R.