Ongelofelijk was wat volgde.
Tante lachte, een lach, die ik niet kende, ze maakte een kleine onnavolgbaar elegante nijging en legde de grijsgehandschoende hand op Benting's arm.
En ze begonnen te dansen!
Die lichte voeten in de kleine lakschoenen met zilveren gespen op de vuile vloer! Het was de eerste keer dat ik tante Julie zag. Ik zag een slanke oude dame van merkwaardige elegantie; ik zag een zorgvuldig gekapt hoofdje en donkere levendige ogen, en de voeten, die zo graag op harde grond liepen, dansend bij de muziek. Het was de eerste dans, die ik ooit zag.
Een dans van twee oude halfdwaze mensen, getransformeerd door de muziek uit hun jeugd, in die vervuilde kamer bij de schorre tonen van een van de oudste radiotoestellen.
De orchideeën kneep ik in mijn handen fijn, - niet uit angst of ergernis of opwinding, neen uit verlangen. Verlangen om ook zo mooi te kunnen bewegen; zo achtenswaardig als Benting met zijn sleeprokken, zo beheerst en betoverend als tante Julie. Drie en tachtig jaar was ze, maar haar voeten zweefden over de kapotte rietmatten in die kamer.
Het duurde maar even. Tante stond opeens stil en trok haar handen terug.
‘Mijnheer’, zei ze, ‘Ik kom van de kerk! Het is Zondag!’ Ze week terug naar de deur, tot waar ik stond en maakte daar weer die kleine nijging. ‘Ik heb mijzelf vergeten, mijnheer.’
Naast elkaar liepen we het pad af.
‘Tante’, zei ik ademloos. ‘Dat was draadloze muziek, iets heel nieuws! Ik had het nog nooit gehoord. En tante, ik wist niet... ik wist niet dat U dansen kon.’
Eigenlijk had ik willen zeggen: ik wist niet dat U een mens was, dat U spreken kon.
Ze keek mij aan met begrip in de anders zo doffe ogen.
‘Spreek er niet over, Harriët, niet tegen je vader, liefst tegen niemand. Ik vergat mijzelf. Ik houd veel van muziek. Muziek...’
De klank van haar stem dreef af. Werd ijl en hoog.
Het werd tante's tweede stem.
Toen we thuis kwamen was ze weer aan het herhalen: