De Nieuwe Stem. Jaargang 3(1948)– [tijdschrift] Nieuwe Stem, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 372] [p. 372] Albert Besnard Einde 1943 Uw woorden dwaalden stil uit mijn geheugen Maar dacht gij mij wel ooit dezelfde taal? En kunnen zomernachten eender deugen Voor Uw gemoed en voor de nachtegaal? Eens uit uw stem dronk ik uw ziel bij teugen Mijn lippen proefden van een pure schaal En glanzend van uw glimlach vloeiden vleugen, Waarvoor ik nu in mijn herinnering daal. Zoo spreekt de bloesem kleurende van de aarde En fluistert wondren in een geurend beeld Zooals Uw wezen door uw oogen waarde En in een weerglans op uw aanschijn speelt En dit zijn woorden die mijn ziel bewaarde, Nu zij met u dezelfde kim niet deelt. [pagina 373] [p. 373] De zee Maar heimwee wenkt ons van de blonde gronden En van de zee, waaraan het land ons wacht Onder de sterren, die de kim verkonden Waarom het Noorden van de lente dacht, Al wat wij te eenzaam aan dit strand verstonden. Straks staan wij ginds vervreemd, waar beuken stonden En ligt de straat, waar gij het duin verwacht, Maar eeuwig gaan de bruinen en de blonden Waarin God onze ziel weer verder lacht. Straks heeft de tijd alreeds om haar gezonden. Dan in het bosch, dat ons eens heeft gevonden Terwijl de zee koel ziedde door de nacht Zijn wij gelieven op de gulle gronden Waarvan de goudglans door uw oogen lacht En die de sterren door de ruimte wonden. Heeft dan het oude land om ons gezonden Wanneer het goud er in de herfst versmacht, Dan zien wij stralend de kristallen stonden Waarvan het licht ons aan den einder wacht En die wij eeuwig in ons hart verstonden. Vorige Volgende