Anna Seghers: Das Siebte Kreuz. Roman aus Hitler-Deutschland, Querido Verlag N.V., Amsterdam, 1946
Eerlijk gezegd: het valt - mij althans - niet zo gemakkelijk volkomen onbevangen aan een in het duits geschreven boek te beginnen, waarvan volgens een aankondiging op het stofomslag een eerdere, Amerikaanse, editie door de pers in de V.S. al onder de blijvende meesterwerken der wereldliteratuur is gerangschikt. Voor je aan zo'n boek begint, weeg je het eens op de hand, kijkt hoeveel bladzijden het telt en denkt aan een uitspraak van Flaubert: ‘Les chefs-d'oeuvre sont bêtes, ils ont la mine tranquille comme les productions mêmes de la nature, comme les grands animaux et les montagnes.’
Nu ik het boek in een adem uitgelezen heb, weet ik wel zeker, dat het onder Flaubert's misschien niet volledige, maar toch wel zeer treffende karakteristiek van het meesterwerk niet past. Het is er te boeiend, te bewogen voor; ik zou graag, ondanks het misverstand dat dat moet wekken, zeggen: te vrouwelijk. Misverstand, omdat tien tegen een de lezer zich nu iets voorstelt van die vormloze bewogenheid, die tot nu toe als karakteristiek gold voor het vrouwenboek, misschien omdat die het sterkst afwijkt van de brontosaurus-achtige rust van het ‘manlijke’ meesterwerk. Dit boek is echter zo weinig vormloos, zo organisch gebouwd, dat men de conceptie in een duidelijk diagram zou kunnen optekenen: in het midden een stip: het concentratiekamp Westhofen, vandaar uit buigen zich de zeven banen der vluchtelingen uiteen in het dramatisch getinte herfstlandschap langs de Main, waarover strakgespannen de zwarte lijnen van het net der achtervolging wordt getrokken. Twee vluchtelingen-banen eindigen met een kruisje, vier buigen naar Westhofen terug, één bereikt het water op een punt waar de Rijnaak ligt van ‘ein holländischer Schiffer der allerlei riskiert’ en glijdt met de bochten van de rivier naar de grens.
Alle lof voor het talent, waarmee Anna Seghers langs die zeven lijdenswegen de ontmoetingen van de Vluchteling met het Volk-onder-dictatuur gegroepeerd heeft, doet haar onherroepelijk te kort. Dit is niet gegroepeerd, dit is gegroeid, deze figuren zijn niet gebouwd op de reactie, die zij in het plan van de schrijfster moesten vertegenwoordigen, maar op haar onzichtbare wenk treden zij naar voren uit de vervreemde menigte van die het niet beleefd hebben en één voor één worden ze geconfronteerd met het systeem dat nooit genoemd wordt, omdat het overal dreigt, beproefd op een norm, die nooit geformuleerd wordt, omdat ieder hem op zijn wijze ervaart. Of Anna Seghers inderdaad met dit boek het beeld van Hitler-deutschland voor ‘latere generaties’ heeft vastgelegd? Moeten we al niet meer dan dankbaar zijn dat zij voor ons, die het beleefd hebben het eerste, o, neen, niet verzoenende, maar menselijk aanvaardbare beeld gegeven heeft van de nood van haar volk?
A.R.-V.