De Nieuwe Stem. Jaargang 3(1948)– [tijdschrift] Nieuwe Stem, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 303] [p. 303] B. Rijdes Miserere Vergeef ons onzer zielen nood En dat wij bang zijn voor den dood Vergeef ons armoe en tekort Vergeef dat wij geen helden zijn (Ons bange lichaam vreest de pijn) Dat onze moed steeds kleiner wordt Vergeef ons dat niet elk moment Ons hart in U den vrede kent Vergeef ons onze onrust, Heer Want onze schuld is dat wij klein En vaak zoo godverlaten zijn Domine, sies mecum, miserere. 1940 [pagina 304] [p. 304] Het oude bed Ik vang in een ontwenden nacht Den slaap aan in mijn oude bed. In dit vertrek bleef alles onverlet De dingen hebben op mijn komst gewacht Niet met verlangen, noch verwijt Een voorwerp glimlacht om den tijd. Maar waarvandaan dan het verdriet Waarin het hart de dingen ziet? O kamer met den grijzen wand Een vreemde is hier aangeland Ik heb nog wel mijn oud gezicht Maar het hart is anders, en de hand Noteert uw vreemdheid als gericht: Wij gaan voorbij als asch en zand. Met hem die hier te slapen placht Heb ik nog maar den naam gemeen Ik kreeg van hem voor dezen nacht Dit bed te leen. 1941 Vorige Volgende