van oordeel, dat de gebeurtenissen der laatste tijden - zelf een symptoom van de steeds slechter wordende internationale verhoudingen - de dreiging van een derde wereldoorlog gevaarlijk dichtbij brengen;
overwegende, dat de mensheid en haar beschaving de kans, dat zij een derde oorlog niet overleven, onder geen omstandigheden mogen lopen;
overtuigd, dat het de taak bij uitstek van de wetenschappelijke onderzoekers is, alle gebeurtenissen zo objectief mogelijk, vrij van vooroordeel en ressentiment, te beschouwen; voor de menselijke waarden overal, waar zij bedreigd worden, op te komen; met de grootste kracht zich te verzetten tegen ieder afglijden naar de barbarij van een nieuwe wereldoorlog; ook nu nog, ja juist nu, te blijven streven naar een behoud van de vrede;
spreekt zijn onvoorwaardelijke afkeuring uit over de bedreiging en beknotting van de geestelijke en universitaire vrijheid overal ter wereld, waar zij plaats vindt - in Tsjecho-Slowakije zo goed als in Spanje, China, Argentinië en Griekenland;
verzoekt met klem de leden van het Verbond om, zodra dit nodig zal blijken, onbeperkte gastvrijheid te verlenen aan buitenlandse collegae, die het eigen land verlaten, omdat daar de vrijheid van denken, spreken en schrijven, en daarmede de objective beoefening van kunst en wetenschap niet langer gewaarborgd zijn;
doet een dringend beroep op de wetenschappelijke onderzoekers in Nederland, om hun hoofd koel te houden en zich niet te laten medeslepen in een stemming, waarin een nieuwe oorlog als onvermijdelijk en zelfs nuttig wordt beschouwd;
roept alle wetenschappelijke onderzoekers overal ter wereld, zowel in het Oosten als in het Westen, op tot een gezamenlijke strijd voor de menselijke waarden, voor de vrijheid der wetenschap en voor het behoud van de wereldvrede.’