| |
| |
| |
Jean-Paul Sartre
Liberalisme en socialisme
Een radio-discussie van Jean-Paul Sartre en zijn medewerkers, Simonne de Beauvoir, Maurice Merleau-Ponty, J. Bonafé, Gibé-Pontalis en Jean Pouillon.
- U hebt het tegenover ons, Sartre, altijd over vrijheid, en dat in een tijd, waarin de mensen daarin helemaal niet meer geloven. - Juist, inderdaad heb ik heel wat brieven ontvangen, waarin men mij schreef: ‘Vrijheid, och, kom nou, loop door.’ En toch, weet je, is het er niet zo erg mee gesteld. Per slot van rekening waren het Verzet, het anti-nazisme, ook een strijd voor de vrijheid.
- Ja, ja, er heeft in het Verzet van alles meegesproken, dat weet je best. Er zat een nationalistische reactie op de vijand in, er zat een stuk klassenstrijd in, een soort begin van burgeroorlog, maar kennelijk sprak er ook de wil in mee om de democratische vrijheden te verdedigen.
- Ja zeker, die wil sprak er in mee, maar het gaat inmiddels hierom, dat men thans, nu men die vrijheden heeft hervonden, daartegenover een allerzonderlingste houding aanneemt. De ene keer doet men het voorkomen, alsof zij eigenlijk niet zijn weergekeerd. Zo zijn er bijvoorbeeld industriëlen, groothandelaren, die menen dat de geleide economie, de prijscontrôle en de rantsoenering instellingen zijn, onverenigbaar met de vrijheid. De volgende keer daarentegen krijgt men een opgewonden betoog, dat wij te veel vrijheden genieten en dat het gebruikmaken van die vrijheden regelrecht naar de anarchie voert, en dan denken wij alleen nog maar aan de beperking dier vrijheden. Er zijn bijvoorbeeld mensen, die vinden dat het stakingsrecht, het recht tot vereniging vreselijke gevaren zijn en dat juist die vrijheid der stakers een bedreiging vormt voor de vrijheid van de overige burgers, bijvoorbeeld onder het voorwendsel dat zij zelf op zekere dag niet met de trein hebben kunnen reizen. Zo komt men er toe, die vrijheid te willen afschaffen. Denk maar eens aan het antwoord van Soustelle aan Combat. - Jawel, maar ge vergeet één ding, namelijk dat zulke mensen dezelfden zijn als die zo bang zijn voor de vrijheid. Hè! Zij zijn vooral bang voor de vrijheid der anderen. In de grond zijn het
| |
| |
dezelfde mensen, die voor zichzelf de economische vrijheid opeisen en die het recht tot vereniging en het stakingsrecht beperkt willen zien of opgeheven. Feitelijk leven wij in een crisis van de vrijheid. In zeker opzicht beroept iedereen zich op haar, de communisten noemen zichzelf de ware democraten, en de R.P.F. eveneens. In een ander opzicht wil niemand eraan.
- Uitstekend, ik ken heel wat mensen die zeggen: de vrijheid, waarvoor? Het gaat om de sociale en persoonlijke vrijheid, en die kan even goed worden verzekerd door een ijzeren bewind.
- Daar zit hem de kneep, begrijp je, en als zij dat zeggen, dan komt dat niet doordat zij hun verstand nu helemaal hebben verloren, maar omdat er in het stelsel iets zit, dat niet klopt. Zie je, als je wilt begrijpen wat er gebeurt, dan dien je je te bezinnen op de meest elementaire begrippen en te trachten om van het begin af aan te begrijpen, bijvoorbeeld waar die vrijheden vandaan komen. Je weet, dat zij uit de 18-de eeuw stammen. Er bestonden twee beroemde constituties.
- Hoor eens, Sartre, dàt weet iedereen.
- Ja, maar per slot van rekening moet je het toch weer ophalen, als iedereen heeft vergeten, waarom je dat dient te weten. Inderdaad, nietwaar - dat moet je toch zeggen, er bestaan twee constituties, twee constituties, die de vrijheden schenken, twee constituties, waarvan de ene voortkomt uit de Onafhankelijkheidsoorlog der Verenigde Staten, de andere uit de Franse revolutie, en twee constituties, die in beide gevallen zijn gemaakt door een bourgeoisie, die het onderdrukkende bewind omver geworpen had; de bourgeoisie, dat wil zeggen de klassen, die een cultuur bezaten, die zich bewust waren van hun waarde, die derhalve reeds waren geëmancipeerd. Bovendien klassen, die een economische macht bezaten, welke hun onderdrukker reeds niet meer bezat. Bijvoorbeeld, zelfs vóór de revolutie waren de handel en de industrie al in handen van de bourgeoisie. Wat die klassen verlangden? Dat waren abstracte garanties voor hun reële macht. Met hun cultuur stonden zij sterk en nu wilden zij de vrijheid om te denken, omdat zij meenden dat zij iets te zeggen hadden. Economisch leidden zij de welvaart van het land, en nu wensten zij het recht om het ook politiek te regeren.
- Ja, inderdaad, zo kwam het dat het kiesrecht lange tijd was
| |
| |
gegrond op de belasting. Daarom betekenden die rechten iets voor de bourgeoisie, zij betekenden iets omdat zij steunden op de concrete macht, om iets te doen. Dus, het is uiterst belangrijk om zich het eigendomsrecht te laten verzekeren, wanneer men werkelijk ook enorme eigendommen heeft:
- Maar wanneer men helemaal niets bezit?
- Nou ja, dan is het een mystificatie. Daar kom ik zo op. Nietwaar, het gaat hierom, dat de bourgeoisie de kracht heeft gehad en het dynamisme, vereist om de massa met zich mee te slepen. Trouwens, kortom, de revolutie heeft voor hen een lotsverbetering betekend en sindsdien heeft de hele gemeenschap gevraagd om die rechten, welke de bourgoisie vroeg; dat wil zeggen, dat men kreeg te zien, hoe mensen, die niets bezaten, het recht begonnen op te eisen om te bezitten, dat wat zij bezaten - dat wil zeggen: om niets te bezitten.
- Goed. Met andere woorden, die rechten, welke de minimale rechten van de bezittende klasse hadden moeten heten, zijn de rechten van de mens geworden. En daar ligt nu het probleem. Alle mensen hebben die rechten, doch slechts een zeer klein deel kan er gebruik van maken. De bourgeoisie slaat trouwens maar al te vaak (de schrik reeds om het hart), dat zij deze rechten aan allen heeft toegekend, omdat in de grond, ook al zegt men altijd dat de rechten, de abstracte rechten van de democratie, hun rechtvaardiging vinden in de menselijke natuur, dit helemaal niet de gedachte is van hen, die werkelijk van deze rechten genieten. Werkelijk denken zij, dat zij zich steunen op de werkelijke macht. Trouwens, een groot deel van de bourgeoisie heeft die rechten en die vrijheden nooit anders gezien dan als een verdediging tegen de andere klassen.
- Ja, wanneer je bijvoorbeeld kijkt naar de slavenhouders in de Zuidelijke Staten van Amerika, wel, die eisten ook de vrijheid op, dat is te zeggen, de vrijheid om er slaven op na te houden, en zij waren verontwaardigd dat men hun dit wilde weigeren, en zelfs de democraten uit het Noorden van Amerika hebben dit recht erkend, doordat zij de strijd met het Zuiden niet hebben durven laten gaan over dit punt, maar over een ondergeschikt motief. - Ja, dat doet mij overigens denken aan een heel recente anecdote, welke ook uit de Verenigde Staten stamt, omdat men zou kunnen
| |
| |
beweren, dat dit alles een verouderde conceptie van de democratische wetten was, maar zelfs vandaag den dag is het nog net zo, tot op zekere hoogte. Luister maar, een Joodse kapitein, mèt medailles en decoraties teruggekeerd uit de laatste oorlog, gaat naar een zwembad, een privé-zwembad, waarvan men tegen betaling gebruik kan maken. De eigenaar ervan is anti-semiet. Hij weigert hem toe te laten. Nadat de eigenaar hem de toegang heeft geweigerd, gaat de kapitein in de kranten protesteren en verklaart: ‘Men heeft, als men Jood is, geen recht naar een zwembad te gaan om daar een bad te nemen.’ De eigenaar en zijn vrienden antwoorden in dezelfde krant: ‘Pardon, U hebt het recht te doen wat U wilt, maar ik ben nu eenmaal de eigenaar van het zwembad. Derhalve heb ik ten enenmale het recht, U de toegang te weigeren.’ De krant, welke deze polemiek afdrukt, zet er het volgende commentaar onder: ‘Zo ziet men, welk een heerlijk land de Verenigde Staten zijn en hoe iedereen er vrij is!’ Enerzijds had de kapitein het recht om naar het zwembad te gaan en te verzoeken, daar een bad te mogen nemen. Anderzijds had de eigenaar, als eigenaar van een privé-zwembad, het recht hem de toegang te weigeren, en ten slotte had de kapitein het recht in de kranten te protesteren. En wij, die de vrijheid voorstaan, wij hebben alle meningen afgedrukt, dat betekent eigenlijk...
- Dat is overigens ongeveer de formulering van Veuillot, toen Veuillot zei: ‘in naam van uw beginselen verlang ik van U de vrijheid, welke ik U uit naam van de mijne weiger.’
- Dat klopt precies.
- O, zeker. En dat is tevens ook het gezichtspunt van hen, die tegen rantsoenering zijn. Omdat zij geld hebben, hebben zij het recht te kopen wat zij willen, maar omdat de voorraad verbruiksgoederen beperkt is, wil dat zeggen dat zij het recht hebben de portie van de anderen op te eten.
- Zie je wel, dat komt omdat het abstracte rechten zijn. Er staat, bijvoorbeeld, dan ook niet omschreven, wàt te bezitten, de mens het recht heeft, dat wil zeggen het minimum dat hij zou dienen te bezitten of het maximum dat hij zou dienen te bezitten. En er staat ook niet omschreven, welk minimale gebruik hij van zijn bezit dient te maken. Er wordt alleen verklaard, dat hij het recht heeft te bezitten, wàt hij heeft. Wanneer er derhalve in de aanvang
| |
| |
een grote mate van ongelijkheid bestaat, dan sanctionneert het eigendomsrecht die ongelijkheden. Zo heeft, bijvoorbeeld, de kapitalist het recht zijn fabriek of zijn huizen en gebouwen of zijn aandelen te bezitten, terwijl de arbeider het recht heeft zijn salaris te bezitten, dat wil zeggen: helemaal niets. Met het gevolg, dat heel het werkelijke leven zich buiten die rechten om afspeelt; voor de overgrote meerderheid der bevolking betekenen de rechten van de mens helemaal niets. Het is een mystificatie. Wat betekent bijvoorbeeld het recht op vrije meningsuiting, wanneer men de slaaf is van zijn nooddruft. De nooddruft, de honger, de dorst, de angst voor morgen, de vrees voor werkloosheid - die beperken de vrijheid alleraardigst, in het bijzonder de vrijheid van denken. Ga maar eens denken, wanneer je kiespijn hebt, of honger!
- En dan dient men ook nog na te gaan, wat dat eigenlijk betekent: ‘meningsuiting’. Dit spreekt vanzelf, wie maar wil kan luidkeels verkondigen, wat hij maar wil, veilig alleen in een kamer. Maar het recht op meningsuiting, dat betekent tevens het recht om zich te doen aanhoren door iedereen. Men zou zich heel wel een dictatuur van een ietwat nieuw type kunnen voorstellen, welke alle abstracte rechten zou verdedigen, mits zij tegelijkertijd maar iedereen zorgvuldig de mogelijkheid ontnam daarvan gebruik te maken.
- Ja, trouwens herinner je nog maar eens, hoe er vóór de oorlog fabrieksdirecteuren waren, die geen arbeiders in dienst namen, die niet van hun partij waren. Men moest lid zijn van hun partij, wilden zij je in dienst nemen. Strikt gesproken, hadden zij daartoe het recht; de fabriek is van hen; zij kunnen rustig in dienst nemen wie zij maar willen, maar wat heeft het voor zin, de vrijheid van denken te schenken aan mensen, die men op andere wijze zo onder druk zet, dat zij feitelijk geen recht hebben te denken, wat zij willen. - Er blijft toch altijd nog het stemrecht.
- Jawel, máár, daar de politiek wordt bepaald door de machtsverhoudingen, dat wil zeggen door de feitelijke en concrete machten van het land, daarom is de werkelijke geschiedenis van Frankrijk tussen 1918 en 1940 geheel buiten het Parlement om tot stand gekomen. Kijk, in '32 wordt een volksvertegenwoordiging gekozen. De 6de Februari, en dat was een anti-parlementaire en buiten-parlementaire manifestatie, brengt Doumergue aan de macht.
| |
| |
- Zeker, maar let nu eens op, daarop volgde het antwoord van de kiezer, en dat was nou net precies het Volksfront.
- Jawel, en wat is er in Januari '38 van het Volksfront overgebleven? - Tja, dat is waar.
- Hoe vaak niet heeft het algemeen kiesrecht een linkse meerderheid tot stand gebracht en hoe vaak is een dergelijke meerderheid niet, onder invloed van buitenaf, eensklaps omgeslagen in een rechtse meerderheid! De huidige crisis der vrijheid vindt hierin zijn oorsprong. De bourgoisie heeft de reële macht, welke een basis gaf aan die rechten, ten dele verloren. Vroeger was het voor haar heel goed, dat zij die rechten bezat, juist omdat zij die kon ruggesteunen met een stevig bezit, een economische vlucht enz... Nu bezit zij zelfs die niet meer. Daarom klemt zij zich nu eens aan die rechten vast, om haar macht te hervinden - dat zijn de mensen die de economische vrijheid eisen - en verlangt zij dan weer, ten einde die macht te hervinden, de beperking van die rechten - dus die mensen, die willen dat er geen stakingsrecht meer zal bestaan. En anderzijds is inmiddels de meerderheid der bevolking - zij die daarentegen niets bezitten - tot de ontdekking gekomen, dat die rechten alleen maar denkbeeldig waren, en derhalve zijn zij bereid, en dat is te begrijpen, om ze te laten varen, om eindelijk een concrete waarheid in handen te krijgen, reële garanties, tegen de honger, de armoe, de werkloosheid.
- Hé, pas op, daar schuilt nu net het gevaar, omdat dat tot het fascisme kan leiden. Was dat niet de situatie in Duitsland, precies, in 1932?
- Dat was zo ongeveer de situatie in Duitsland.
- Dat verontrust mij juist zo in uw betoog. Kijk, het lijkt of U zo de redeneringen der nazi's in 1932 navolgt, en dat zijn dezelfde als die van onze kranten tijdens de bezetting, in '42, U weet wel, de pluto-democratie...
- Wat wilt U? Op dit punt hadden zij gelijk.
- Neen, Sartre, daarmee ben ik het niet eens. Men mag zelfs niet zeggen, dat zij op dit punt gelijk hadden, omdat men de democratie slechts kan critiseren, zoals wij het doen, uit naam van een ruimere en meer reële democratie.
- Ja, maar in de grond zijn wij het eens, en dat bedoel ik.
- Ik bedoel: dat men die rechten niet, omdat zij abstract zijn,
| |
| |
moet opgeven, dat zou absurd zijn, ik bedoel dat die rechten, welke zo abstract zijn, dienen te worden aangevuld. Een abstract recht is een lege huls en daar moet men iets in doen. De abstracte rechten, die betekenen kennelijk een overwinning op een oud stelsel, maar het opgeven van die rechten zou een terugval betekenen. Voor de bourgeoisie waren zij trouwens niet leeg; zij waren gevuld - met de macht van de bourgeoisie. Voor de bourgeoisie wilde dat wat zeggen, die vrijheid van denken, maar thans, nu wij niet meer kijken naar een enkele klasse, maar naar het geheel van de natie, nu komt het probleem zo te liggen. En het zou een vergissing zijn, die rechten in hun abstracte vorm te behouden.
- In de geschiedenis, nietwaar, is álles veranderlijk.
- En derhalve kan men niets behouden. Wanneer men ervan uitgaat te behouden, iets in zijn vorm te bewaren, terwijl de rest zich wijzigt, dan sterft dat, wat men wil behouden, of het wordt geraamte. En daarom is het de beste manier, om de rechten van de mens te behouden, dat men ze aanpast bij een nieuwe situatie, dat wil zeggen ze een inhoud te geven, er echte rechten van te maken. - Maar welke definitie wilt u dan van de vrijheid geven?
- Nou goed, begrijp je, dat ik de vrijheid helemaal niet als de vrijheid van denken zou willen definiëren, als de vrijheid van stemmen, of van vergadering, of de samenvoeging van al deze vrijheden. Dat wekt, integendeel, mijn wantrouwen, omdat, wanneer men de vrijheden verdeelt in 3-en, in 4-en of in 5-en, dan komt er altijd een ogenblik, waarop men tegen ons zegt: twee of drie ervan moeten worden opgegeven om de andere te redden, en op dat ogenblik, wel, dan is alles naar de haaien.
- Ja, maar als je niet oppast, Sartre, dan kom je zo terecht bij een metaphysische vrijheid.
- Neen, helemaal niet. Ik wil het, nietwaar, hebben over heel iets anders, iets dat iedereen wil. Iedereen droomt, laten wij zeggen, op een zeker ogenblik in zijn leven ervan, te kunnen omzien, terugkijken op wat hij heeft gedaan, en tegen zichzelf te zeggen: tenslotte ben ik het toch maar, die dat heb gedaan. Ik ben gelukkig geweest, ik ben ongelukkig geweest, ik heb geboft, ik heb gewanboft, maar, alles wel beschouwd, heb ik het er toch behoorlijk afgebracht, door mijzelf. Ik ben niemand iets verschuldigd, of althans, ik heb met anderen samengewerkt, en mijn leven, dat is toch van mij.
| |
| |
- Nou, daar zijn wij dan vandaag den dag een heel eind vandaan, want het leven lijkt tegenwoordig helemaal niet op wat u zegt. - Ongetwijfeld, dat is het nou precies, waarom het gaat. Bijvoorbeeld dat vandaag den dag de gebeurtenissen, welke een leven doorkruisen, of dat nu werkloosheid is, of de oorlogen of de burgeroorlog, dat het gebeurtenissen zijn, waarvan je zelf noch de oorsprong, noch de afloop bent. Het zijn grote cataclysmen, welke ergens, ver bij je vandaan, bijvoorbeeld in Danzig, ontstaan, die op je toe komen, je omver werpen, die over je heen woeden en die wegsterven, heel in de verte, bijvoorbeeld in de Philippijnen, zonder dat je er invloed op hebt kunnen uitoefenen. Zo zie je, nietwaar, dat bewijst, dat, werkelijk, dit verlangen van de mens om een mens te zijn, dat wil zeggen zijn leven in eigen handen te hebben, verantwoordelijk te zijn voor zijn eigen leven, zichzelf te maken, terwijl hij tegelijkertijd ook iets maakt, ik bedoel bijvoorbeeld door te werken, dat dat nu net is, wat hij tegenwoordig niet heeft. Het gaat helemaal niet om een metaphysische vrijheid, in de grond van de zaak gaat het erom, om te zijn, om initiatief te hebben en verantwoordelijkheid in zijn werk, in zijn handelingen, zo ge wilt. Kijk een, het werk, het werk van tegenwoordig, dat is altijd maar gedeeltelijk, en meestal bewerkt de arbeider slechts een klein gedeelte van de machine of van de koopwaar, welke moet worden afgeleverd aan de klanten. Hij heeft niet de indruk, werkelijk de verantwoordelijke schepper te zijn van zijn arbeidsproduct. Bovendien ontgaat het wel en wee van de onderneming, waarvan hij deel uitmaakt, hem volkomen. Daarover wordt beslist in de regionen der directorale beslissingen, waaraan de arbeider part noch deel heeft, of op het zuiver gouvernementele plan, waarvan hij evenzeer buitengesloten blijft. Zo is hij volkomen beroofd van die arbeidsverantwoordelijkheid, welke, zoals gij weet, de ware vrijheid is. Welnu, zo wordt hij dus, wat de
algemene politiek betreft, onthutst door gebeurtenissen, waaraan hij geen deel heeft, welke hij ondergaat, terwijl hij, wat de arbeid betreft, is wat men noemt: ter beschikking gesteld; dat wil zeggen dat hij niet weet, wat hij verricht, en dat hij dat ook niet kan uitmaken. Nu, ge ziet, dat, zo wij die man werkelijk vrijheden willen schenken, abstracte vrijheden, deze, onder zulke omstandigheden, moeten zijn gebaseerd op concrete machten, welke juist de arbeider in de gelegenheid
| |
| |
zullen moeten stellen, meer verantwoordelijkheden, meer initiatief te nemen bij zijn arbeid. Dat wil, bijvoorbeeld, zeggen - hem vrijheid van meningsuiting geven - dàt betekent helemaal niets; die heeft hij trouwens, en wàt heeft hij eraan? Zij heeft geen enkele betekenis, behalve voor een heel kleine minderheid van mensen. En zo de arbeider het concrete recht had tot ingrijpen bij de productie, bij de distributie, met als uitgangspunt zijn plaats in de onderneming; zo hij, zonder zijn stemrecht als staatsburger te verliezen, de macht verkreeg om het beheer van de fabriek of de industrie, waarvan hij deel uitmaakt, te controleren - op dat ogenblik krijgt het recht op vrije meningsuiting een concrete betekenis, omdat hij daar iets te zeggen heeft. Hij heeft dus het recht, daaraan uiting te geven, en van datzelfde ogenblik af is dit niet meer de simpele mogelijkheid, uiting te geven aan een mening, omdat nu metterdaad, al naar hij een al of niet zinrijke mening naar voren heeft gebracht, al naar hij de leiding der onderneming er toe heeft kunnen brengen, deze of gene richting in te slaan, zijn eigen lot op het spel komt te staan.
Zo, dat is duidelijk, maakt hij, zou hij maken, zijn eigen leven door zijn eigen werk te maken, door te beslissen over zijn werk in de gemeenschap der werkers; er gaat een indirecte actie uit, van hem, op zichzelf.
En nu het eigendomsrecht - daarmee staat het voor de meeste mensen net zo. Dit, in abstracte zin erkende eigendomsrecht heeft geen enkele zin. Het heeft er wèl één, wanneer de eigendom collectief wordt. Men dient alleen wel degelijk te beseffen, wat eigendom betekent. Het betekent heel precies: rechtstreeks invloed te kunnen uitoefenen op het lot van de gemeenschap. Hoe wilt gij de collectieve eigendom zinrijk laten zijn, zo hij niet zijn uitdrukking vindt in het recht en de plicht om de activiteit der gemeenschap te controleren, en omgekeerd? Hoe wilt ge het recht om critiek uit te oefenen op, of deel te nemen aan, de uitoefening van de economische en politieke contrôle enige zin laten hebben voor allen, zo het niet steunt op de grondslag van de collectieve eigendom? Ge ziet, dat, wat ik zeg, zich in het geheel niet richt tegen de abstracte rechten. Integendeel, ik wilde er veeleer de nadruk op leggen, dat zij, zo men hen wil doen laten voortbestaan, een aanvulling behoeven. Zij behoeven een concrete ontwikkeling; met andere woor- | |
| |
den, het is noodzakelijk, dat abstracte rechten concreet worden of dat zij verdwijnen.
- Sartre, daarover zijn wij het allemaal met je eens. Dat is heel aardig, maar het gaat hier over een bepaald onderwerp. Dat is het Socialisme en ik zie daar, dat Merleau-Ponty iets heeft te zeggen. - Ja, ik zou willen zeggen, dat wat U ons hier zojuist hebt geschetst, dat dat de overgang is van het Liberalisme naar het Socialisme. Er komt altijd een ogenblik, waarop men bemerkt, dat, om in het leven van allen dag effectief de nominale rechten uit te oefenen, welke door een grondwettelijke tekst zijn erkend, de machtsapparaten ener klasse moeten ophouden haar toe te behoren. Een klasseloze maatschappij moet worden verwerkelijkt en anderzijds moet die economie, welke bij wijze van spreken op haar eentje heeft gewerkt, zonder vooruit te zien en zonder organisatie van de zijde der mensen, weer door de mensen ter hand worden genomen volgens een vast plan. Kortom, er is altijd een ogenblik, waarop men van de eerbied voor de gewetensvrijheid overgaat naar het Socialisme. Deze overgang heeft, zou ik-voor-mij-willen zeggen, in Frankrijk, dunkt me, reeds geruime tijd geleden plaats gegrepen in de publieke meningsvorming. Wanneer men bijvoorbeeld bedenkt, dat Frankrijk lange tijd een, zoals men zo vaak zegt, radicaal land is geweest en dat het zich vervolgens in sterke mate heeft afgekeerd van de radicale partij om de steun van zijn stemmen te geven aan de socialistische partij of aan de communistische partij... De dag, waarop dezelfde Fransen, die radicaal stemden, socialistisch of communistisch hebben gestemd, die dag is er kennelijk iets gebeurd - me dunkt, precies die bewustzijnscrisis, waarover wij het hebben gehad.
- Maar een terugval, vandaag den dag...
- Ja, maar de terugval, precies, die zou men moeten kunnen begrijpen. Zij hebben succes gekend, die socialistische ideeën. Allereerst dient te worden erkend, dat zij een ongelooflijk succes hebben gekend, deze ideeën, grofweg gezegd, in de jaren 1935-1939. Herinner je maar, hoe de woorden: hervorming, structuur, nationalisatie, woorden zijn geweest, welke iedereen overnam. Herinner je maar, hoe in bepaalde landen, zelfs als België, deze themata hebben gediend als platform voor een uitermate belangrijke beweging, het planisme. Dus heeft, in zekere zin de ideologie alles
| |
| |
en iedereen veroverd, maar door een wonderbaarlijk phenomeen is zij, tegelijk met dat zij zich verbreidde, verzwakt, zodat men thans dient te spreken van een waarlijke crisis van het socialisme. Dat is zowel de meest verbreide, de meest algemeen aanvaarde ideologie, als, in zekere zin, de meest vermoeide. Welnu, ik geloof, dat wij ons hebben af te vragen, waarom wij, zo wij tot concrete conclusies willen komen, die vraag weer aan de orde dienen te stellen, de vraag waarom het socialisme zo'n opgang heeft gekend, en tevens, waarom het thans in deze crisis verkeert.
- Goed, wil je dan, dat wij daarover de volgende keer spreken? - Ja, dat zou uitnemend zijn.
(vert. Halbo C. Kool)
|
|