De Nieuwe Stem. Jaargang 3(1948)– [tijdschrift] Nieuwe Stem, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 90] [p. 90] M. Mok Het water wast Het water wast, de latere geluiden breken weer open, en ik zie de nacht naar haar teloor geraakte leven duiden, dat buiten elken einder op mij wacht. De wiekslag van een wegzinkende vogel beschrijft den overgang van deze dag tot eeuwigheid, de wolken waaien over, verlorener dan ik ooit wolken zag. Zand en verkilling tasten mijn gebeente met onbekende huiveringen aan. Alsof de tremor van de zee versteende, hoor ik haar klankloos in de nacht vergaan. En nochtans moet ik op de hemel wachten, waartoe haar eenzaamheid bezweken is, de nacht ontdekken tussen duizend nachten, waarin van haar bestaan een teken is. [pagina 91] [p. 91] De angstige De angst heeft mij te diep doorgraven, ik raak de wetenschap niet kwijt dat nergens in de eeuwigheid een toevlucht is, een smalle haven, waar deze angst wordt doodgeschreid. Vergeefs heeft zich het hart verwijd en alle naamlozen omspannen die uit de wereld zijn verbannen en zwijgende ten dood geleid. Nog steeds gevangen in dit leven onder de sterren en de wind, zie ik den avond aan en vind mij op mijzelf teruggedreven. Misschien weet ergens een geluid de dode nacht te overschreeuwen. Mijn oog ziet op den afgrond uit van zoveel weggezonken eeuwen, dat ik mij langzaam in voel sneeuwen achter mijn uitgebluste ruit. Vorige Volgende