De Nieuwe Stem. Jaargang 2
(1947)– [tijdschrift] Nieuwe Stem, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 703]
| |
Bonae litteraeBoekaankondigingen
| |
[pagina 704]
| |
monopolie werd doorgevoerd en dat tegenover de Portugese vaart veelvouden der Chinese, Japanse, Siamese, Javase, Indische en Arabische scheepvaart staan.Ga naar voetnoot1) Op bl. 180 schrijft Vlekke dat de Nederlanders na zestig jaren op Indonesië handel gedreven te hebben de heerschappij hadden bemachtigd over alle zeewegen van de Golf van Bengalen en Ceylon tot Nagasaki. Daartegenover betoogt van Leur, dat de Nederlanders omstreeks 1650 zelfs geen politiek overwicht bezaten in de ArchipelGa naar voetnoot2), en dat in het politieke tableau der 17e eeuw het Aziatisch element volkomen domineert tegenover de minuscule machtsvestigingen vanuit EuropaGa naar voetnoot3). Men stelle voorts tegenover Vlekke's bewering, dat omstreeks 1650 Batavia tot een opslagplaats en handelscentrum voor geheel Azië was gemaakt (bl. 176) van Leur's met veel cijfermateriaal gedocumenteerde stelling, dat Batavia zich tot 1650 evenmin als Portugees Malaka tot natuurlijke stapel van Indonesische en Aziatische vaart had ontwikkeld.Ga naar voetnoot4) Op bl. 184 schrijft Vlekke dat in de periode tussen 1650 en 1680 alle grotere Indonesische staten ten val werden gebracht, op bl. 234, dat vanaf 1680 de Nederlanders de archipel beheersten. Vgl. daartegenover van Leur's betoog, dat van een Europees Azië in de 18e eeuw geen sprake is, dat de Oosterse rijken in het algemeen militair, economisch, politiek als valide eenheden actieve factoren blijven vormen in het verloop der gebeurtenissen, en dat een interinsulaire macht in Indonesië niet wordt bereiktGa naar voetnoot5). Zou dr. Vlekke de Indo-centrische methode consequent hebben toegepast, dan zou hij wellicht tot de conclusie zijn gekomen, dat tot het begin van de 19e eeuw de term ‘westerse bovenbouw’ voor Indonesië een scheef beeld geeft van de historische realiteit. Stel tenslotte naast elkaar Vlekke's conceptie van kooplieden, die koningen werden (bl. 50, 88) en van Leur's betoog, dat een zodanige metamorphose in de geldende sociale verhoudingen ondenkbaar was, gezien de geweldige sociale afstand tussen de Oosterse koopman-kramer en de heersende klassen.Ga naar voetnoot6) Voldoende om te doen zien, van hoe grote betekenis het zou zijn, indien de belangstelling van niet uitsluitend op Indonesië - of op ‘Nederland buitengaats’ - gespecialiseerde, economisch en sociologisch geschoolde historici zich op dit terrein zou gaan richten. Voor het wekken van belangstelling voor dit belangrijke onderdeel van de sociale en economische geschiedenis der mensheid kan het werk van dr Vlekke een welkome bijdrage leveren. W. |
|