De Nieuwe Stem. Jaargang 2(1947)– [tijdschrift] Nieuwe Stem, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 641] [p. 641] Victor E. van Vriesland De oude man in het voorjaar De stemmen van de lente lijken zachter In de open leegte door den storm gelaten. Geruischloos sluipt de zon achter het dak om En wordt verdeeld in leegte, bleek en laaiend En ademend, en legt zich rennend aan het Gonzend Londensch lijntoestel, rust daar even - Alreeds voorbij - en tuimelt er weer af. De boersche bloementuintjes in de stralen Blijven trillende van onschendbaar leven. Als breede zwammen zacht en zwaar en slap, Kleurporseleinen breekbare eeuwigheid, Begonia's, bros versteend uitgespreid. De verre dorpsgeluiden spieglen vrede, Van deze wereld niet maar van het hart. Zoo veel van liefde dat zoo vele jaren Mijn borst deed klinken liet haar leeg en leeger. Nu ik onder de boomen stilte vind Waar ik jaren lang tevergeefs naar wachtte - De einder krimpt samen tot een kleinen kring - Wellicht dat hier de weg ten einde ging Langs die al eeuwen eigen boerenhoeven Naar eenen middagsluimer die de droeve Droomen in hunne looverschemering Oplost, neerhoudt en vangt. Is dit bevangen Wegzinken niet een helder onbewust Aanspoelen aan de blind blinkende kust Vanwaar geen weerkeer is? Doolage's end. Hier vind ik weer terug de dagen van Ontwaken, nu uiteindlijk slapen kan Wie van den aanvang af den afloop kent. Vorige Volgende