De Nieuwe Stem. Jaargang 2(1947)– [tijdschrift] Nieuwe Stem, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 474] [p. 474] Bert Voeten Uit: suite in december I O de broosheid van uw geliefde lichaam, Van uw kleine borsten het durend vragen Naar wat zich als koorts in mijn vingertoppen Nachtenlang ophoopt. Koel als water stroomden uw smalle handen Over mij, als sneeuwvlokken waaiden woorden Talloos en onhoorbaar van uw vreemd wezen Tegen mij samen. En een macht zo groot als een god kan maken, Dronkenschap die grenzen te buiten steigert Vond ik in uw radeloos jonge armen Binnen mij groeien. Zoveel teeders als in één nacht van leven Zich laat wekken houdt mij met u verbonden. Laat het noodlot zich aan mijn lot vergrijpen, Dit zal niet breken. [pagina 475] [p. 475] IV Lege kamers waren dien dag uw ogen, Als twee scherven lagen uw verse lippen In de koude vlakte van uw gezicht Ouder te worden. En uw borsten wisten van geen verrukking, Van geen zekerheden uw stramme armen; Onderhuids sloot vrieswind het laatste wak Van uw verlangen. Op het grint van onze verspilde woorden Traden soms uw zielloze kleine voeten Waarrond pleinen asfalten eenzaamheid Plotsling ontstonden. Eenzaam als in witte decembertuinen Vogels zitten kunnen, ineengedoken, Wist ik u toen schemer zijn vilten deur Tussen ons dichtschoof. Vorige Volgende