De Nieuwe Stem. Jaargang 2(1947)– [tijdschrift] Nieuwe Stem, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 473] [p. 473] Marijn van Dantzig Aan U, Van Vriesland, bij de geboorte van Uw zoon. De boskobolden hebben zich gewroken tegen de cederboom, hecht ingegroeid, maar om zijn duistertrotse kroon verfoeid. Toen is hun haat moedwillig losgebroken, takken en stam werden in vuur gestoken, de bladerarabesken afgeschroeid, zijn wortelvezels uit de grond geroeid, de tronk spleet stuk onder versplinterend moken. En waar is het wondere: in een onkenbare spoor - een oerkracht verder kiemend de eeuwen door - of in het vreemd besef, dat zelven, wij, geschapenen, herscheppen, omklemden, vrij, van born en brand gedragenen zijn en drager, kobold, stam, kroon, kiemcel, toeschouwer, vrager? 8-6-'47 Vorige Volgende