De Nieuwe Stem. Jaargang 2
(1947)– [tijdschrift] Nieuwe Stem, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 301]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
J.W. Bezemer
| |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 302]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
industrialisering van andere landen door de geweldige snelheid, waarmee zij zich voltrekt. Een tweede belangrijke verschilpunt is, dat de opbouw van de Sowjetindustrie niet het werk is van private ondernemers, maar van de staat, die alle productiemiddelen van enig belang bezit en het gehele proces volgens bepaalde beginselen leidt - planmatig, waarbij wij het aan de economen overlaten om te beslissen, in hoeverre de planeconomie in de U.S.S.R. beantwoordt aan de eisen, die men aan een ideaal planstelsel moet stellen. Kiezen wij deze elementaire constatering van een zeer snelle en centraal geleide industrialisering tot uitgangspunt van onze beschouwingen. De eerste vraag, die ons nu interesseert, is de vraag naar de demografische gevolgen van de industrialisering. Een globaal antwoord kunnen wij vinden door de resultaten van de volkstelling van 1926 te vergelijken met die van 1939.Ga naar voetnoot1) In de eerste plaats blijkt dan, dat zich in de verhouding tussen stad en land een diepgaande verandering heeft voltrokken. De stedelijke bevolking is absoluut en relatief sterk toegenomen, de plattelandsbevolking is absoluut en relatief achteruitgegaan:
Tweevijfde van de stedelijke bevolking (23 millioen) bestond in 1939 uit personen, die gedurende de voorafgaande twaalf jaren van het land naar de stad waren verhuisd. Deze hoge nettomigratie ging gepaard met een sterke pendelbeweging van de bevolking tussen stad en land, zodat het cijfer 23 millioen de dynamiek van het verschijnsel niet volledig uitdrukt. Er heeft dus een snelle urbanisering plaatsgevonden. In 1939 waren er in de U.S.S.R. 49 steden met meer dan 50.000 inwoners, waarvan de bevolking sedert 1926 ten minste was verdrievoudigd: ‘boom cities’. Een tweede verschijnsel, dat onze aandacht vraagt, is de verschuiving in de beroepsklassen. De cijfers voor 1926 zijn in dit | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 303]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
opzicht minder goed met die voor 1939 te vergelijken. De volgende tabel is dan ook gebaseerd op een schatting.Ga naar voetnoot1)
Ofschoon de indeling in beroepsklassen een grove is, is zij voor ons doel toereikend, daar zij laat zien, welk een verschuiving heeft plaatsgevonden van de agrarische beroepen naar die beroepen, welke kenmerkend zijn voor de moderne industriestaat. Millioenen boeren zijn in korte tijd uit hun traditioneel milieu overgeplant naar een omgeving, die geheel in het teken van de moderne techniek staat. Deze beweging onderscheidt zich niet alleen in haar omvang van gelijksoortige dagelijkse verschijnselen in het Westen, doch ook in haar psychologische betekenis. Hier is de techniek den plattelander vertrouwd, in Rusland daarentegen was het platteland archaïsch en door de techniek nog weinig beroerd. Tenslotte zij hier nog gewezen op een tweede migratieverschijnsel, dat met het eerste is vervlochten: de trek van het Westen naar het Oosten. De nettomigratie naar het Oostelijk deel van de U.S.S.R. omvatte gedurende het onderhavige tijdperk ruim vier millioen personen, in hoofdzaak industriearbeiders met hun gezinnen - gevolg en symptoom van de industrialisering van het Sowjet-Oosten. Migratie, urbanisering, toename van het gewicht der industriële beroepen, dit alles heeft de lezer misschien weinig verrast, toen eenmaal het woord industrialisering was gevallen, doch de ver- | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 304]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
wondering over de stormachtigheid van deze ontwikkeling, die in een twaalftal jaren een groot agrarisch volk omwoelde, moge zijn gebleven. Deze verwondering vormt het uitgangspunt van onze verdere beschouwingen. Een der fouten, die de opstellers van het eerste vijfjarenplan hebben gemaakt, was, dat zij zich in dit opzicht niet voldoende hebben verwonderd. Zij verwachtten, dat het totale aantal loonwerkers (arbeiders en employé's) in 1932 ten opzichte van 1929 met 3.5 millioen zou zijn gestegen; in werkelijkheid bedroeg de stijging 10.5 millioen.Ga naar voetnoot1) Hoe werd deze geweldige vraag naar arbeidskrachten bevredigd? In de eerste plaats was daar het leger werklozen, dat de reconstructieperiode van de N.E.P.-periode erfde. Dit werd snel geabsorbeerd; de werkloosheidsuitkeringen werden gestaakt. Daarna was de industrie aangewezen op import van het platteland. Op het Russische platteland heerste reeds voor de Revolutie overbevolking, die geschat werd op 9 à 10 millioen zielen.Ga naar voetnoot2) Zij werd mogelijk gemaakt door het archaïsche karakter van de Russische landbouw, die hoofdzakelijk voor de dekking van eigen behoeften produceerde, en belemmerde op haar beurt weer de verbetering van de agrarische economie. Op dit punt nu greep de gedwongen collectivisatie in, die twee gevolgen had, één bedoeld en één onbedoeld. Op de lange baan moest de invoering van het kolchozsysteem arbeidskrachten voor de industrie vrijmaken, want collectivisering van de landbouw wil zeggen mechanisering, dus verhoging van de arbeidsproductiviteit. Daar evenwel de industrie, die op grote schaal de landbouwmachinerieën moest leveren, nog niet was geschapen, deed dit gevolg van de collectivisatie zich niet onmiddellijk gevoelen. Wèl een ander gevolg. De collectivisatie is een uitermate pijnlijke operatie geweest en heeft de levensomstandigheden op het platteland gedurende de eerste jaren zeer ongunstig beïnvloed. Het is daarom in den beginne vooral de nood geweest, die vele boeren naar de stad heeft gedreven om werk te zoeken in de industrie, die er althans belang bij had haar arbeiders in leven te houden. Zo heeft de zuigkracht van de zich snel uitbreidende industrie en het persen van de politiek van gedwongen collectivisatie een elementaire massabeweging doen ont- | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 305]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
staan van het in feite overbevolkte platteland naar de industriecentra. De omvang van deze beweging was echter niet groot genoeg om de geweldige behoefte aan arbeidskrachten te bevredigen. Bovendien verminderde in latere jaren, toen de levensomstandigheden op het platteland verbeterden de trek naar de stad ondanks de voortschrijdende mechanisering van de landbouw. Dit verschijnsel laat zich verklaren uit het feit, dat de regering aan de boeren toestond om in het kader van de kolchoz een klein eigen bedrijfje te exploiteren (¼ - 1 ha), waaruit zij een deel van hun levensbehoeften konden dekken. Dit maakte het bestaan van een zekere mate van ‘underemployment’ op het platteland mogelijk. In 1931 kwam de regering dan ook tot het inzicht, dat de voorziening van de industrie met arbeidskrachten niet alleen aan de willekeur van elementaire krachten kon worden overgelaten. Dit inzicht werd voor het eerst geformuleerd door Stalin in een rede, die hij op 23 Juni 1931 voor een bijeenkomst van economische leiders hield en waarop wij nog verschillende malen zullen terugkomen, daar zij in de kiem veel van de latere ontwikkeling bevat.Ga naar voetnoot1) Sprekende over de recrutering van arbeidskrachten verklaarde Stalin, dat men moest overgaan tot een politiek van georganiseerde recrutering en wel in de vorm van het afsluiten van contracten tussen economische organisaties en kolchozen of individuele kolchozboeren. In 1932 verplichtte een wet de kolchozen om een deel van hun leden naar de stad te zenden. Recruteringsambtenaren van de verschillende economische organisaties trokken de provincie in om overeenkomsten te sluiten met kolchozbesturen over de levering van arbeidskrachten. Dit stelsel schijnt bevredigende resultaten te hebben opgeleverd, want het is ook thans nog in zwang. In 1939 werd de wijze van recruteren gewijzigd. Tevoren handelde iedere economische organisatie op eigen initiatief, zodat in een bepaald district soms tientallen, ja honderdtallen agenten van verschillende bedrijven opereerden. Dit gaf aanleiding tot ‘speculatie en ongezonde concurrentie’. Daarom werd vanaf 1939 iedere provincie aan een bepaald volkscommissariaat toegewezen, dat het recht kreeg door een speciale recruteringsambtenaar werkkrachten te werven. - Over een tweede recuteringsmethode komen wij nog te spreken. | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 306]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
De boerenmassa's, die op deze wijze de fabriek bereikten, vormden een nog ruw materiaal. Zij waren min of meer ontworteld en op drift geraakt en vertoonden een sterke neiging tot trekken van de ene fabriek naar de andere, van het ene werk naar het andere, op zoek naar betere levensomstandigheden. In 1930 duurde het verblijf van een arbeider aan één fabriek gemiddeld in de gehele industrie niet langer dan acht maanden, in de steenkoolindustrie zelfs niet langer dan vier maanden.Ga naar voetnoot1) Het nijpend gebrek aan arbeidskrachten bevorderde in sterke mate dit grote arbeidersverloop. Het was gemakkelijk om werk te vinden, want de bedrijven betwistten elkaar de arbeiders. Met de arbeidsdiscipline in de fabrieken was het slecht gesteld; absentisme, trage arbeid, laat komen en vroeg vertrekken waren algemeen verbreide verschijnselen. Het arbeidersverloop was het tweede punt, dat Stalin in zijn rede van Juni 1931 aanroerde. ‘Wij moeten de arbeiders aan de productie binden en de personeelsbezetting van een fabriek min of meer stabiel maken.’ Twee wegen wees hij aan om dit doel te bereiken. In de eerste plaats moest worden gebroken met de ‘radicalerige gelijkmakerij’ op het gebied van de loonpolitiek, welke in het bijzonder de vorming van een stabiele kern van geschoolde arbeiders belemmerde, en in de tweede plaats moest er verbetering komen in de levensomstandigheden van de arbeiders. De ‘gelijkmakerij’ was diep in het communistische bewustzijn verankerd. Weliswaar waren gedurende het tijdperk van de Nieuwe Economische Politiek differentiële loontarieven ingevoerd en de beperkingen op het stukloon opgeheven, maar in de eerste jaren van het industrialiseringsoffensief waren de tijden van het oorlogscommunisme weergekeerd en de loonverschillen nagenoeg verdwenen. Het is dan ook te begrijpen, dat Stalin de zware artillerie van de autoriteit van Marx en Lenin in het vuur bracht om aan zijn mening kracht bij te zetten. Loondifferentiatie, stukloon en premies zijn sedertdien de loonpolitiek in de Sowjet-Unie meer en meer gaan beheersen; in 1937 gold in ¾ van de Sowjetindustrie stukloon, in ¼ stukloon met progressieve schaal.Ga naar voetnoot2) Onmiddellijk effect kon van differentiatie | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 307]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
van het geldloon echter niet worden verwacht, daar in deze tijd in de U.S.S.R. een rigoureus distributiestelsel heerste, dat eerst in 1936 geheel was verdwenen en de betekenis der geldlonen aanzienlijk verkleinde. Daarom droeg de regering in 1932 de distributie aan de bedrijfsleidingen over, die door differentiatie van het distributiepakket het effect van loonspreiding konden bereiken. Een onmiddellijke verbetering van de levensomstandigheden van de arbeiders was onmogelijk; dat lag nu eenmaal opgesloten in de aard van het industrialisatieprogram, dat aan de zware industrie voorrang gaf voor de lichte. Stalin's woorden op dat ogenblik zijn dan ook niet meer dan een vrome wens, die eerst in de tweede helft van de jaren '30 in vervulling zou gaan. De maatregelen, die Stalin in 1931 aanbeval, zijn afgestemd op het persoonlijk belang van de arbeider. In de jaren, die aan de oorlog voorafgingen, heeft de regering een aantal maatregelen van administratieve aard genomen om het euvel van het arbeidersverloop te bestrijden en de arbeidsdiscipline te verbeteren. Op 20 December 1938 voerde zij het arbeidsboekje in. Dit bevat gegevens over de identiteit van zijn bezitter, over zijn bewegingen van het ene bedrijf naar het andere, over redenen van ontslag, beloningen en onderscheidingen. Een arbeider kan slechts werk krijgen op vertoon van zijn arbeidsboekje. Het doel van deze maatregel was het verkrijgen van een betere contrôle op de bewegingen der arbeiders. Het decreet over het arbeidsboekje werd enkele dagen later gevolgd door een decreet ‘Over de regeling van de arbeidsdiscipline en de verbetering van de toepassing van de sociale verzekering’. Dit maakte de uitkeringen van de sociale verzekering afhankelijk van de duur van de arbeid in een bepaald bedrijf. De ziekteverzekering treedt bijvoorbeeld eerst in werking zes maanden na het aangaan van een dienstverband. De uitkering bedraagt dan 50% van het loon en eerst na een dienstverband van zes jaar wordt in geval van ziekte het volle loon uitgekeerd. Het ontslag, dat op herhaalde inbreuken op de arbeidsdiscipline volgde, bracht voor de betrokkene automatisch het verlies van de rechten op sociale verzekering met zich, die hij in zijn vorige betrekking had verworven. De termijn van opzegging van een dienstverband werd verlengd tot een maand. In Juni 1940 ging de regering nog een stap verder en verbood de arbeider en employé's om ontslag te nemen | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 308]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
behalve in geval van ongeschiktheid, van toelating tot een onderwijsinstelling voor de opleiding tot specialist en van overplaatsing door de autoriteiten. Inbreuken op de arbeidsdiscipline worden nu gestraft met salariskorting. In een commentaar op deze maatregel wees de opperste raad van de vakbonden op het dreigende oorlogsgevaar en de opofferingen, die de arbeiders zich in verband daarmee moesten getroosten. Deze maatregelen hebben aan het euvel van het arbeidersverloop grotendeels een einde gemaakt en men mag veronderstellen, dat nu juist een zekere stroefheid de beweging van de arbeiders van de ene industrie naar de andere kenmerkt. Zo kon het geschieden, dat textielarbeidsters, die gedurende de oorlog in een andere bedrijfstak waren tewerkgesteld na afloop van de oorlog niet naar hun oude fabriek konden terugkeren - ondanks het feit, dat zij de wens hiertoe te kennen hadden gegeven -, omdat hun huidige directie hen niet wilde ontslaan. Een critische commentaar op dit voorval richt zich niet tegen het feit, dat de arbeiders slechts met toestemming van hun fabrieksdirectie kunnen vertrekken, maar tegen het feit, dat de toestemming in dit geval, waar het herstel van de textielindustrie van zo groot belang is, niet werd gegeven.Ga naar voetnoot1) Het lijkt dan ook niet waarschijnlijk, dat het ontslagverbod spoedig zal worden opgeheven, te meer, daar de Sowjetregering de industrialisering van het Oosten, die diep in de bestaande demografische verhoudingen en de natuurlijke mobiliteit van de bevolking ingrijpt, krachtig heeft ter hand genomen. Gedurende de oorlog zijn 1300 fabrieken met hun arbeiders uit de bedreigde zônes naar het Oostelijk deel van de Sowjet-Unie verplaatst; deze fabrieken zijn na de oorlog niet naar hun oude plaats van vestiging teruggebracht. Opheffing van het ontslagverbod zou stellig tengevolge hebben, dat een groot deel der verplaatste arbeiders naar hun oorspronkelijke woonplaatsen zou terugkeren en de Oostelijke industrie met een ernstig tekort aan arbeidskrachten kreeg te kampen. In Augustus 1946 heeft de regering aan een deel der betrokken arbeiders een loonsverhoging van 20% toegekend en betere huisvesting toegezegd. Daarbij werd uitdrukkelijk de hoop uitgesproken, dat deze maatregel de beëindiging van het arbeidersverloop zou bevorderen. Er bestaat dus blijkbaar nog een vrij sterk illegaal | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 309]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
verloop van arbeiders, die naar hun oorspronkelijke woonplaatsen terugkeren.
Zoals wij hebben gezien, hebben de opstellers van het eerste vijfjarenplan de behoefte aan arbeidskrachten sterk onderschat. Een verklaring van dit feit zijn wij tot nu toe schuldig gebleven, doch de lezer heeft wellicht reeds de woorden uitgesproken, die thans in het geteisterde Europa ook zozeer in zwang zijn gekomen: lage arbeidsproductiviteit. En inderdaad, men heeft de groei van de arbeidsproductiviteit gedurende het eerste vijfjarenplan sterk overschat. Men verwachtte een verdubbeling, in werkelijkheid nam zij slechts met ruim twintig procent toe.Ga naar voetnoot1) Wat anders had men kunnen verwachten? De boeren, die van het land naar de stad trokken, bezaten niet de minste scholing; zij hadden nog nooit in een fabriek gewerkt, nog nooit met machines omgegaan; hun arbeidstempo was traag. Scholing was daarom een probleem van de eerste orde. De loondifferentiëring, die Stalin in zijn rede van Juni 1931 verdedigde, beoogde niet slechts de geschoolde arbeiders aan de fabrieken te binden, maar ook de ongeschoolde te prikkelen tot verbetering van hun kwalificaties. De mogelijkheid hiertoe werd geopend door de oprichting van scholen voor onderricht van fabrieksleerlingen en van avondcursussen voor volwassen arbeiders. Vanaf Januari 1933 waren arbeiders, die in de productie een plaats innamen, die scholing vereiste, verplicht scholingscursussen te volgen en een examen af te leggen in hun vak ter verkrijging van het zogenaamde technisch minimum. Een beslissende stap vooruit werd gedaan in 1935, toen de Stachanowbeweging een aanvang nam. Op 4 Mei van dat jaar hield Stalin een rede voor de abiturienten van de militaire academie.Ga naar voetnoot2) In de afgelopen jaren, aldus zijn betoog, hebben wij een industrie opgebouwd, een technische basis. Toen luidde het parool: ‘de techniek beslist alles’. Het komt er nu op aan deze technische basis goed te gebruiken. ‘Om deze techniek volledig uit te buiten zijn mensen nodig, die de techniek beheersen, is een kader nodig, dat deze techniek kan gebruiken volgens alle regels van de kunst.’ Indien wij over een voldoende aantal van zulke mensen beschikten, | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 310]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
dan zou ons land drie- en viermaal zoveel producten van de industrie ontvangen als thans. Het parool moet daarom nu luiden: ‘het kader beslist alles’. Een tiental dagen later hield Ordzjonikidze, de volkscommissaris van de zware industrie, een rede voor bedrijfsleiders, ingenieurs en technici, waarin hij van hen een beter gebruik van de technische capaciteit van de bedrijven en uitbreiding van het systeem van progressief stukloon verlangde. Op 30 Augustus 1935 verrichtte dan Stachanow, een mijnwerker in het Donbass, in tegenwoordigheid van de chef van zijn schacht, een partijfunctionaris en een vertegenwoordiger van de plaatselijke pers zijn prestatie: in 6 uur tijds hakte hij 102 ton kolen en verdiende daarmee 225 roebel, meer dan het gemiddelde maandloon van een arbeider. Deze prestatie was gebaseerd op een betere organisatie van de arbeid. Het record van Stachanow werd gevolgd door vele andere, die allen omringd werden met een geweldige publiciteit. Het duurde niet lang, of de zin van deze campagne werd duidelijk. In November 1935 hield Stalin op het eerste congres van Stachanow-arbeiders een rede, waarin hij tot deze conclusie kwamGa naar voetnoot1): ‘Een ding is in ieder geval duidelijk: de huidige technische normen beantwoorden niet meer aan de werkelijkheid, zij zijn verouderd en een rem geworden voor onze industrie; zij moeten vervangen worden door nieuwe, hogere technische normen. Nieuwe mensen, nieuwe tijden - nieuwe technische normen.’ Hierop werden in 1936 de productienormen herzien en het stukloon verlaagd. De Stachanowbeweging heeft ondanks de ongezonde uitwassen, waartoe de recordjagerij gemakkelijk aanleiding gaf, ongetwijfeld aanzienlijk bijgedragen tot een verhoging van de arbeidsproductiviteit. Hierbij is de functie van de Stachanowtsen deze, dat zij aanknopingspunten verschaffen voor een verhoging van de productienormen want ‘men moet de technische normen niet vaststellen, uitgaande van de prestaties van achterlijke arbeiders’, maar ‘normen invoeren, die rekening houden met de ervaring van vooraanstaande mensen in de productie’.Ga naar voetnoot2) Het resultaat van deze maatregelen is geweest, dat gedurende het tweede vijfjarenplan de arbeidsproductiviteit met ruim 75% steeg. | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 311]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
In October 1940 sloeg de regering een nieuwe weg in tot vorming van geschoolde arbeidskrachten door het invoeren van het instituut der staatsarbeidsreserves. Het betreffende decreet gelastte de oprichting van speciale scholen voor de opleiding van jongens van veertien tot zeventien jaar (sedert Mei 1941 ook meisjes) voor geschoolde arbeid. Het lag in de bedoeling om jaarlijks 800.000 tot 1.000.000 leerlingen op te leiden; indien vrijwillige aanmelding een te gering aantal gegadigden opleverde, moest conscriptie worden toegepast. De scholen vallen uiteen in twee typen: ambachts- en spoorwegscholen met een tweejarige cursus voor veertien- tot vijftienjarigen en fabrieksscholen (F.Z.O.), met een cursus van zes maanden voor zestien- tot zeventienjarigen. Het onderwijs is gratis, doch de leerlingen zijn verplicht na hun opleiding te gaan werken op een plaats, die hun wordt aangewezen. Het stelsel der staatsarbeidsreserves combineert de werving van nieuwe arbeiders met hun scholing en stelt aan de economische leiding een reservoir van arbeidskrachten ter beschikking, waarover zij naar de behoeften van het plan kan disponeren. In het vierde vijfjarenplan is aan de staatsarbeidsreserves dan ook een belangrijke rol toebedeeld. In 1950 zal het aantal arbeiders en employé's ten opzichte van 1945 met 6.25 millioen gestegen zijn; gedurende deze zelfde periode zullen de staatsarbeidsreserves 4½ millioen arbeiders opleiden.Ga naar voetnoot1) Behalve in scholing en een betere organisatie van de arbeid, kon een verhoging van de productie per arbeider gezocht worden in een verlenging van de arbeidstijd. De Sowjetregering heeft onmiddellijk na de Octoberrevolutie de achturige werkdag, die reeds tijdens het bewind van de voorlopige regering was ingevoerd, wettelijk vastgelegd. Deze maatregel ontlokte aan Kramar de woorden: ‘Seine Arbeitszeit (nl. van de Russische arbeider) auf 8 Stunden beschränken, heißt, ihn fortan soviel machen lassen, als der Englische Arbeiter in 5¼ Stunden schafft. Jeder vernünftige Mensch kann sich leicht vorstellen, wie es mit der Erzeugung in Rußland bestellt sein mußte, da man die ohnehin nicht bedeutende Leistungskraft der Industrie durch eine so radikale Verkürzung der Arbeitszeit plötzlich noch derart herabgesetzt hat.’Ga naar voetnoot2) De Sowjetregering is echter op dit besluit nooit teruggekomen, integendeel, in 1929 verkortte | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 312]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
zij de werktijd nog meer door de invoering van de zevenurendag en van de vijfdagenweek (vier dagen arbeid en een roulerende rustdag). Dit continustelsel had echter het nadeel, dat het 't gevoel van verantwoordelijkheid voor machines en werktuigen ondermijnde. Daarom werd reeds in 1930 de zesdagenweek met één algemene rustdag ingevoerd. Deze beide stelsels bleven naast elkaar bestaan, totdat in Juni 1940 de achturendag en de zevendagenweek met de Zondag als algemene rustdag werd ingevoerd. Het verrichten van overwerk tegen extrabetaling, dat de regering in Juli 1941 verplicht stelde, is blijkens het verslag van de staatsplancommissie over het jaar 1946 als massaal verschijnsel verdwenen. De achturendag is echter gehandhaafd en heeft thans ook in de Constitutie de zevenurendag vervangen.Ga naar voetnoot1)
Vatten wij samen. De snelle industrialisering van de U.S.S.R. heeft een probleem van werving en scholing van arbeidskrachten geschapen, waarvan de regering de volle omvang in den beginne niet heeft beseft. Ofschoon de trek van het land naar de stad groot was, heeft zij reeds spoedig naar het middel van bewuste recrutering gegrepen. Om de scholing van de arbeiders te bevorderen heeft zij in steeds sterkere mate het stelsel van stukloon toegepast. Aan de vooravond van de oorlog met Duitsland heeft zij directe contrôle over het gebruik der arbeidskrachten verkregen door de invoering van een ontslagverbod en van de staatsarbeidsreserves. Deze drie belangrijke elementen in de arbeidspolitiek van de Sowjetregering - stukloon, staatsarbeidsreserves en ontslagverbod - dragen allen het karakter van dwang. De vraag rijst: zullen, nu de oorlog voorbij is, althans de scherpe kanten hiervan afslijten? Het schijnt ons toe van niet en wel om de volgende redenen: 1. Het herstel van de kolossale schade, die de oorlog in de U.S.S.R. heeft aangericht en het zeer snelle tempo, waarin de regering dit herstel wil doen plaats vinden, zullen van de bevolking een krachtsinspanning eisen, welke te vergelijken is met die in het begin van de jaren '30. 2. De oorlog heeft het aantal arbeidskrachten aanmerkelijk doen dalen: zeven millioen mensen, | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 313]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
die tot ‘het meest actieve deel van de werkende bevolking’ behoorden, zijn verdwenen.Ga naar voetnoot1) 3. De oorlog heeft aan het machinepark van de landbouw grote schade toegebracht zowel door de verwoestingen, die de Duitsers in het bezette gebied hebben aangericht, als door de daling van de productie in het vrije gebied; als gevolg hiervan is de arbeidsproductiviteit in de landbouw gedaald, hetgeen de recrutering van arbeiders op het platteland nadelig zal beïnvloeden. 4. De oorlog heeft ook in de industrie de arbeidsproductiviteit doen dalen; een nog intensievere toepassing van progressief stukloon zal hier uitkomst moeten brengen. 5. De regering is voornemens de industrialisering van het Oosten krachtig voort te zetten, hetgeen betekent, dat zij daarheen een groot aantal arbeidskrachten zal moeten dirigeren. In het nieuwe wetboek van de arbeid, waarvan men de samenstelling onlangs heeft ter hand genomen, zullen dan ook de maatregelen betreffende verbetering van de toepassing van de sociale verzekering, invoering van achturendag en ontslagverbod en oprichting van de staatsarbeidsreserves worden opgenomen.Ga naar voetnoot2) Het is niet te verwachten, dat de sowjetregering de teugels zal vieren, voordat de industriële revolutie in de U.S.S.R. voltrokken zal zijn en de Sowjeteconomie een zekere stabiliteit zal hebben bereikt. |
|