universele middeleeuwse gezag ‘nationaal’ geworden souverein - zodat internationale verhoudingen toen eigenlijk eerst ontstonden en wel als verhoudingen tussen de verschillende vorsten - ziet hij in de Revolutie en de Napoleontische oorlogen de tweede periode aanbreken, die wij als het moderne, 19e eeuwse nationalisme kennen, en welks profeet Rousseau was, die de natie niet langer in de vorst of regering maar in het volk belichaamd dacht. Men kan van een democratisering van het nationalisme spreken, die er nieuwe gloed aan gaf, maar in de praktijk bleef het een burgerlijke democratie waarvan de massa's waren uitgesloten, en dat betekende dat elementen van gematigdheid en zelfbeheersing ook in de internationale sfeer doordrongen, deze pacificerend, niet in de laatste plaats uit vrees voor de revolutie-van-onderop. Bovendien werd, vergeleken met het ‘nationale’ mercantilisme, de economie in naam van de vrijheid geïnternationaliseerd. Maar op 't einde van de 19e eeuw opent de socialisering van de natie - die tegelijk een nationalisering van het socialisme en van de economie zou blijken - een nieuwe, derde, periode van het nationalisme, die dynamiet voor de internationale orde betekende, uitliep op de eerste ‘totale oorlog’ in 1914 en zijn climax bereikte in de jongste wereldoorlog. Een climax en tevens een bankroet, wat den Schrijver de vraag doet stellen of zich niet een vierde periode van het, dan nog nauwelijks zo te noemen, nationalisme gaat aftekenen, gekenmerkt door supra-nationale politieke eenheden waarvan reeds thans elk der ‘Grote Drie’ het voorbeeld geven. Zowel van zedelijk als van machts-standpunt wordt immers het ‘derde nationalisme’ onhoudbaar, van zedelijk standpunt omdat de rechten van het individu geheel opgaan in die van de natie, van machts-standpunt omdat de nationale staat in zijn beperktheid geen militaire veiligheid en economische welvaart meer kan
waarborgen. Onder de hoede van de ‘Grote Drie’ zouden multi-nationale militaire en economische eenheden moeten ontstaan, voor verschillende doeleinden verschillend samengesteld en daardoor hun geslotenheid verliezend. Maar een bevredigende internationale orde eist bovendien het bindmiddel van een verenigend beginsel en als zodanig ziet de Schrijver de idee der sociale rechtvaardigheid, met als kern ‘full employment’ en de hierop gerichte multi-nationale ‘planning’.