De Nieuwe Stem. Jaargang 2
(1947)– [tijdschrift] Nieuwe Stem, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 29]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Continentale statengemeenschappen
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 30]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
hetzij om de wens te formeren. Vruchtbaar kan die samenwerking alleen zijn, wanneer de eersten althans enigermate in staat zijn ook het laatste, de laatsten om ook het eerste te zien. Als mijn taak zie ik het om die wensen onder woorden te brengen en dat te meer, omdat de werkelijkheid (vandaar het woord) er eenmaal toch is, omdat zij zichzelve schept, de wensen echter steeds opnieuw geschapen moeten worden.’
Ik heb tenslotte ook daarom niet getracht, de hier ontvouwde denkbeelden aan te passen aan de werkelijkheid, zoals deze zich sinds '45 heeft ontwikkeld, omdat ik, ook bij het opstellen reeds, in de beschouwingen niet meer gezien wilde hebben dan een grondslag voor bezinning op de wensen, die onze tegenwoordige werkelijkheid aan de orde heeft gesteld. Mogen zij als zodanig enig nut afwerpen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1. Algemene beschouwingen.In onze vorige bespreking werd gesteld, dat ‘de internationale opbouw dient te worden aangevangen... op de grondslag van de bestaande z.g. nationale staten’, terwijl aan de inhoud der door die staten te sluiten internationale overeenkomst de practische eis wordt gesteld van ‘de contingentering van de in- en uitvoeren’. Hierbij was in het midden gelaten, zowel welke precies die contracterende subjecten zullen zijn, als ook hoe precies die overeenkomst tot stand zal komen en vooral hoe zij in stand zal blijven, want de aard der gestelde taak verlangt kennelijk een organisatie van permanent karakter. Beide vraagstukken hangen zó nauw samen, dat slechts een oplossing van beide tegelijk bevredigend schijnt. Het volgend betoog zoekt die oplossing in de vorming van z.g. continentale gemeenschappen, die, naar zal worden aangetoond, wel verre van identiek te zijn met de terecht afgewezen ‘voorbarige’ en in uitzicht gestelde ‘toekomstige federaties’, veeleer bedoeld zijn ter voorkoming van een eventuele veroordeling door de praktijk van de internationale organisatie zelf als voorbarig. Zij zullen bovendien blijken die zuivere utiliteitsfunctie te paren aan een ideëel doel en ten slotte niet alleen in de hemel van het wenselijke te reiken, maar tevens te wortelen in de bodem der werkelijkheid: in overeenstemming met onze leidende gedachte. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 31]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2. Waarom continentale gemeenschappen nodig zijn.De continentale statengemeenschappen zijn nodig op de volgende twee gronden: 1e de onbekende en ongekende afmeting van de taak der internationale organisatie, ook al blijft deze voorlopig beperkt tot die van de mundiale contingentering van in- en uitvoer, en in nauw verband daarmee, de onoverzichtelijkheid van het haar ter verwerking geboden materiaal. 2e het zwevende van het begrip ‘nationale staat’ en in verband daarmee de ongelijksoortigheid van de door haar op te lossen problemen. Wat de onbekende en ongekende afmeting betreft: wie zich practisch tracht in te denken in de theoretisch zo heldere formule: internationale contingentering, komt weldra tot het besluit, dat hier hoogstwaarschijnlijk vooralsnog onoverkomelijke moeilijkheden rijzen voor een organisatie-in-wording, die rechtstreeks de lijsten zou ontvangen van alle artikelen, die elk land ten uitvoer biedt en welker invoer zij behoeven. Het staat te vrezen, dat als de eind-afrekening klaar, zowel het aangebodene als de behoefte vergaan zou zijn. Weliswaar betoogden wij de wenselijkheid van een egaliseringsproces, waarbij de overwegend agrarische staten zich meer zouden industrialiseren en de overwegend industriële zich ten dele zouden re-agrariseren, hetgeen aantal en massa der waren aanzienlijk zou doen slinken, doordat elke staat grosso modo in eigen behoefte zou voorzien, maar het is duidelijk, dat geheel afgezien van de wenselijkheid daarvan, dit proces, wil het zich zonder al te grote schokken voltrekken, vele jaren vergt, terwijl de bedoelde contingentering terecht beschouwd is als de aanvang en niet als het besluit van de internationale opbouw. Deze toch reeds overzware taak wordt nog aanzienlijk verzwaard, wanneer men denkt aan onze besprekingen dienaangaande, waarin sprake was van de sociale bemoeiingen in alle landen, die desondanks slechts het logisch uitvloeisel zouden zijn van een billijke verdeling van grondstoffen en eindproducten over de gehele wereld. De practijk leert evenwel, dat elke organisatie naar omvang en werkingssfeer aan een bepaald maximum gebonden is, bij overschrijding waarvan zij in desorganisatie omslaat. De vrees is niet denkbeeldig, dat de internationale organisatie dit, haar maximum zou overschrijden, indien zij de haar gestelde taak zou moeten volbrengen zonder | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 32]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
‘tussen-instituut’, dat van het op te lossen probleem een ‘getrapt’ probleem maakt. Doch gesteld al, dat het bovenstaande van te weinig optimisme in het menselijk organisatie-talent zou getuigen en de internationale organisatie haar taak zonder middelaar zou kunnen volbrengen, dan blijft het nog zwaarder wegende punt 2. Er bestaan inderdaad een aantal z.g. ‘nationale staten’, maar zij zijn, zeker wanneer men op de land- en luiden-massa let, in de minderheid tegenover die staten, die men, hetzij tot de supra-nationale of tot de infra-nationale staten moet rekenen, terwijl er tevens nog een aantal landen zijn, die in het geheel nog geen staat vormen. Vóór al deze soorten staten volgens een soort evenredige vertegenwoordiging een daarmee evenredige behartiging hunner belangen in een internationale organisatie zullen hebben gevonden, zal er nog een lange periode verstrijken. Terecht stelden wij daarom vooreerst de regeling in handen der Verbonden Mogendheden als nucleus dier internationale organisatie. Echter: dit stadium, uit nood geboren, dure geen minuut langer dan die nood. Het worde zo spoedig mogelijk afgelost door het tweede stadium, waarin afgevaardigden der continentale gemeenschappen het gremium der internationale organisatie vormen, in afwachting en ter voorbereiding van het derde stadium, waarbij de organisatie uit vertegenwoordigers van alle volken zal bestaan om daarmee tot een waar wereldparlement ener ware volkengemeenschap uit te groeien. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3. Waarom zij tevens wenselijk zijn.Hiermede vindt tevens de vraag haar antwoord, waarom de continentale gemeenschappen behalve nuttig ook wenselijk zijn. Zij streven, gelijk hierboven par. 1 gezegd, ook een ideëel doel na. Dit doel is hier aangegeven. Zij dienen ter voorbereiding van de ware Volkenbond. Men moet leren van de fouten van het historische instituut van die naam. Wij vermeden reeds de grootste door de nieuwe internationale gemeenschap éérst een taak te geven, waaruit haar organisatie dan ‘vanzelf’ zou volgen. Maar de tweede, nauwelijks minder funeste fout was, dat het statisch en niet dynamisch gedacht was. Voor dat dynamische element zorgen de continentale gemeenschappen. Zij volgen de Verbonden Rijken in | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 33]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
hun ordeningsfuncties op en zij gaan aan de eigenlijke Volkenbond vooraf. Terecht zeiden wij in onze besprekingen, dat de zedelijke idee waarop een beroep wordt gedaan, niet onverbonden boven de werkelijkheid van alle dag blijft staan, maar het staat te vrezen, dat, om het in een beeld te zeggen, de uitzendingen der internationale organisatie wanneer er tussen haar en de regeringen der nationale staten geen tussenstation bestaat, te zwak zouden zijn om in het rumoer van elke dag door iedereen te worden gehoord. Zij kan, heel misschien, van meet af aan technisch functionneren, zij zal het niet mythisch kunnen. En het laatste is voor een verankering in het geloof van de mensen, en daarmee voor haar voortbestaan, even nodig als het eerste. Ook deze overweging leidt derhalve tot de wenselijkheid van een tussenschakel, die de mensheid trapsgewijs vertrouwd maakt met supernationale organisatievormen en die tegelijk van een aard is, waardoor het moeilijker wordt zich aan haar gezag te onttrekken. De leden, die hun lidmaatschap van de vorige Volkenbond hebben opgezegd, zouden zich wel tweemaal bedacht hebben dat te doen, wanneer zij daarmee tevens van de overige staten van hun continent geïsoleerd geraakt waren. Autarkische of nagenoeg autarkische staten zouden zich ook nu aan de internationale organisatie kunnen onttrekken, doch niet of althans veel moeilijker aan de continentale, die in hun autarkisch systeem min of meer inberekend waren. En tenslotte hebben wij terecht geconstateerd, dat kosmopolitisme en nationalisme, vaak elkaar tegenovergesteld, in werkelijkheid niet zonder elkaar bestaanbaar zijn. Welnu: de continentale gemeenschappen zijn de organisatorische uitdrukking van de synthese tussen deze beide antithetisch correlatieve begrippen. En eindelijk: zij staan niet alleen midden tussen, zij staan tevens bemiddelend tussen de naties en de internatie. Zij staan boven de eerste en onder de tweede en geven zo tevens uitdrukking aan de gedachte, dat elke ordening hiërarchische ordening moet zijn op straffe van geen ordening te wezen. Na het nut en de wenselijkheid, d.i. tezamen de noodzakelijkheid der continentale gemeenschappen betoogd te hebben, zij nog een enkel woord gewijd aan het in par. 1 hiervóór vermelde feit, dat zij tevens in de historische werkelijkheid wortelen. Elke ware hervorming immers is een evenwicht tussen verleden en toekomst. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 34]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Sluit zij te dicht bij het verleden aan, dan bereikt zij door de zwaarte daarvan niets; ziet zij evenwel teveel naar de toekomst, dan bereikt zij door de ijlte daarvan evenmin iets. Welnu: wij kennen reeds twee continentale gemeenschappen. De ene daarvan, de U.S.S.R. is zelfs reeds in een verder stadium dan waaraan hier gedacht is, omdat zij behalve een economische ook een politieke eenheid is, doch zij dateert pas van 1917 of eigenlijk van 1924. De andere, de ‘Pan American Union’, is weliswaar nog minder ver ontwikkeld dan de gemeenschappen waaraan hier gedacht is, maar haar voorgeschiedenis dateert daarentegen al van 1889. De derde gemeenschap, het Britse Rijk, is weliswaar geen continentale gemeenschap, maar heeft toch op zijn minst de mogelijkheid bewezen van structurele samenhang tussen wat in wezen verschillende naties geworden zijn. Zo kan de vraag of de vrees voor het nieuwe altijd gegrond of steeds ongegrond is, hier des te gemakkelijker ter zijde worden gelaten, omdat men bij de continentale gemeenschap niet met iets nieuws in volstrekte zin te doen heeft. Ook in dit laatste opzicht derhalve zijn zij een geschikte voorbereiding voor het dóórdringen van de gedachte ener in haar functie althans wel volstrekt nieuwe internationale organisatie. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4. Welke functies zij hebben.Over de functies der continentale gemeenschappen, die in beide vorige paragrafen reeds inzoverre ter sprake kwamen als daar gesproken is over haar nuttigheid - als ontlastingsinstituut voor de internationale organisatie - en over haar wenselijkheid - als voorbereiding van de mundiale volkengemeenschap-in-wording - zij hier nog kort systematisch gehandeld, 1e. De vraag, opgesloten in de woorden uit onze vorige bespreking ‘wie het precies zullen zijn die als subjecten de internationale (mundiale) sluiten’, vindt hier haar antwoord: de continentale gemeenschappen zijn het die de contracten over de internationale contingentering sluiten. Dat betekent, dat zij die goederen, c.q. diensten, aan de internationale gemeenschap aanbieden en alleen die van haar verlangen, die in de betreffende continentale gemeenschap niet verbruikt kunnen worden of wel die deze zelf niet voort- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 35]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
brengen kan. Dit veronderstelt 2e dat de internationale ruil, voorzover zij binnen de continentale gemeenschap nodig was, reeds heeft plaats gevonden, c.q. vastgesteld is. Haar primaire functie zij derhalve het vaststellen van de intern-continentale contingentering; waarvan haar aanbod en vraag aan de internationale organisatie en derhalve haar functie in de internationale organisatie onder 1e genoemd, het logisch uitvloeisel is. In vorige besprekingen wezen wij er terecht op, dat de taak van de internationale organisatie zich niet tot deze zuiver-economische kan beperken. Wanneer men tot internationale contingentering overgaat, is het onvermijdelijk daarbij tot op zekere hoogte althans zorg te dragen voor de sociale voorwaarden waaronder geproduceerd en niet minder waaronder geconsumeerd wordt, opdat niet enige staat door het tewerkstellen van abnormaal goedkope arbeidskracht met abnormaal lange arbeidstijden en abnormaal geringe verzorging zich voordelen op de internationale bureaumarkt verwerve. Ook deze taak kan inmiddels - en dat is haar 3e functie - aan de continentale gemeenschap worden overgelaten. Zij immers heeft intiemere vertrouwdheid met de sociale toestanden binnen haar gemeenschap en bovendien kan er op deze wijze beter rekening gehouden worden met het in de verschillende continentale gemeenschappen verschillend welvaartspeil, dat niet in énen over de gehele wereld gelijkgeschakeld zal kunnen worden. In de 4e plaats - en ziehier de 4e functie - verdient het aanbeveling, de emigratie van bevolkingsoverschotten en het immigreren daarvan naar bevolkingsarme gebieden niet, althans niet in eerste instantie mundiaal, maar continentaal te bestuderen en uit te voeren. De min of meer gedwongen verhuizing van bevolkingsgroepen blijft, ofschoon onvermijdelijk (ook vroeger was er dwang al heette het vrijwillig), altijd een pijnlijke aangelegenheid, waarbij daarom als richtsnoer gelde: hoe dichter bij huis hoe beter. Waar het dus nationaal niet mogelijk is, geschiede het continentaal. De uitzonderingsgevallen, waar men van die regel moet afwijken en het onvermijdelijk is, dat zekere bevolkingsgroepen naar een ander continent verhuizen, omdat het eigen geen plaats meer biedt, kunnen altijd door intercontinentale onderhandelingen geregeld worden. Het nauw met het voorgaande samenhangende probleem van het eventueel vaststellen van bevolkingsmaxima, c.q. geboorte- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 36]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
beperking, worde ook om zijn gevoelige aard in eerste instantie nationaal, in tweede continentaal en pas in laatste instantie mundiaal opgelost. Naast deze economisch-sociale functies moet tot slot nog als 5e haar juridische vermeld worden. De juridische afdeling van het Bureau der Continentale Gemeenschap is tevens Hof van Geschillen tussen de haar samenstellende Staten, voorzover het rechtskwesties betreft, die niet krachtens hun natuur tot de competentie van het Internationaal Gerechtshof behoren. Dit laatste diene voortaan tevens als Hof van Appèl van de Continentale Hoven. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
5. Welke bevoegdheden zij hebben.Het is duidelijk, dat in het algemeen de bevoegdheden der Continentale Gemeenschappen voortvloeien uit haar hiervóór in par. 4 behandelde functies. Zij zijn mitsdien van tweeërlei aard: 1e die ten opzichte van de Internationale Organisatie, 2e die ten opzichte van de haar zelf samenstellende staten, gebieden en gebiedsdelen. Wat punt 1 betreft wil dat zeggen, dat de Continentale Gemeenschap een permanente vertegenwoordiging heeft in de Internationale Organisatie en aldaar zoveel invloed als overeenkomt met haar toenemend, c.q. afnemend, ‘soortelijk gewicht’, dat berekend wordt naar een bepaalde index, waarover in de volgende paragraaf, die zich met de organisatie der Continentale Gemeenschappen bezighoudt, nader zal worden gehandeld. Naar de mate van die invloed beslist zij daar mede over - en voert zij mede uit - alle zaken en besluiten, die tot de competentie van de Internationale Organisatie behoren, in de eerste plaats derhalve die der internationale (intercontinentale) contigenteringen, in de tweede plaats al die sociale maatregelen, die daaraan annex zijn en rijp voor internationale behandeling, in de derde plaats, die noodmaatregelen, die eventueel nodig blijken, om hetzij een land, hetzij een continent, dat de internationale orde verstoort, eerst met overreding, vervolgens met dwang en uiteindelijk met geweld tot rede te brengen. In verband hiermede is zij bevoegd - en verplicht tevens - geschillen tussen de Continentale Gemeenschap en haar samenstellende nationale staten aanhangig te maken bij het Internationaal Gerechtshof. Ter voorkoming van misverstand zij er | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 37]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
hier op gewezen, dat de Continentale Gemeenschap tot de aanwending van geweldmaatregelen binnen haar ressort slechts kan overgaan na besluit van, in opdracht van en van de nodige machtsmiddelen voorzien door de Internationale Organisatie en daarop derhalve dus slechts zoveel invloed heeft als haar in die organisatie toekomt. De ontstentenis der bevoegdheid om dwangmaatregelen op de haar samenstellende landen toe te passen leidt over tot de bespreking van haar positieve bevoegdheden ten opzichte dier landen. In aansluiting aan wat wij vroeger al opmerkten, n.l. dat ‘de nationale staten gebleken zijn de sterkst samenhangende gemeenschappen te zijn’, ga hier echter het volgende nog aan vooraf. De Continentale Gemeenschap is, althans voorlopig, nog geen Continentale Regering, in den beginne zelfs nog geen Vertegenwoordigend Lichaam der Aangesloten Staten in de zin van door de volken dier staten verkozen leden, maar een Bureau, samengesteld uit door de Regeringen der betrokken landen benoemde gedelegeerden, waarin elk land, naar een soortgelijke index als waarvan hierboven sprake was bij de vertegenwoordiging in de Internationale organisatie, gerepresenteerd is. De bevoegdheden van dat Bureau zijn van verstrekkende aard en nochtans beperkt. Zij zijn economisch, sociaal, finantieel en controlerend en tenslotte juridisch. Economisch: de Continentale Gemeenschap is bevoegd - en verplicht tevens - van alle staten en gebieden in haar ressort - die bij Internationaal Statuut tot aansluiting aan de Continentale Gemeenschap verplicht zijn - de lijsten van beschikbare en benodigde goederen en diensten in ontvangst te nemen en op grond daarvan de intercontinentale contingenteringen vast te stellen. Sociaal: zij is bevoegd - en verplicht tevens - tot het vaststellen voor haar ressort van de normen der arbeids-, woon- en recreatie-voorwaarden. Finantieel: zij is bevoegd tot het heffen van bijdragen der betrokken landen, pondpondsgewijs, ter dekking van de kosten, zowel van haar eigen werkzaamheden, als ter betaling van haar contributie aan de Internationale Organisatie, waaraan zij bijdraagt naar gelang van haar berekende betekenis. Controlerend: zij is bevoegd - en verplicht tevens - de uitvoering van alle door haar getroffen economische, sociale en finantiële maatregelen te doen controleren door door haar geschapen contrôle-instan- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 38]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ties. Juridisch tenslotte: zij is bevoegd - en verplicht tevens - geschillen, tussen de haar samenstellende naties van welke aard ook gerezen, door arbitrage te beslechten. Op de duur zullen deze bevoegdheden zich uitbreiden, met name zal de economische zich verruimen tot de opstelling van een productie-plan voor telkens een jaar of een aantal jaren, waarvan de nationale productie-plannen dan het logisch uitvloeisel zullen zijn. De sociale, finantiële en controlerende bemoeiing van de Continentale Gemeenschap zal in diezelfde mate toenemen en tenslotte zal zij de naam van Continentale Regering verdienen, maar niet voordat zij door deze natuurlijke ontwikkeling de plaats in de harten der mensen zal hebben ingenomen, die nu de naties innemen: een ontwikkeling op welker natuurlijkheid in par. 9 nader moge worden teruggekomen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
6. Welke organisatie zij hebben.De organisatie van de Continentale Gemeenschappen vloeit voort uit haar bevoegdheden, zoals deze voortvloeien uit haar functies. Ook bij de organisatie vallen derhalve twee aspecten te onderscheiden evenals bij haar in par. 5 behandelde bevoegdheden, t.w. de organisatie ten opzichte van de Internationale Organisatie en die ten opzichte van de staten en landen, die tezamen de Continentale Gemeenschap vormen. De Continentale Gemeenschap is in de Internationale Organisatie vertegenwoordigd, gelijk reeds opgemerkt, naar haar ‘soortelijk gewicht’, dat berekend wordt volgens een bepaalde index, de ‘massa-index’. Omdat de massa-index van de Continentale Gemeenschap evenwel op haar beurt berust op en gemakkelijk af te leiden is uit de massa-index van de staten en landen, die de Continentale Gemeenschap samenstellen, vinde dit begrip daar ter plaatse zijn toelichting. De Continentale Gemeenschap vaardigt derhalve een permanente, maar om de vier jaar wisselende delegatie af naar de Internationale Organisatie, terwijl omgekeerd in elk der Continentale Gemeenschappen een propaganda- en informatiebureau is gevestigd, waaraan een met de ambassadeursrang beklede functionaris van de Internationale Organisatie aan het hoofd staat. Ter voorkoming van nationale prestigewrijvingen resideert dit levende symbool der volkengemeenschap in een stad met afzonderlijk rechtsgebied, waar het Bureau | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 39]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
der Continentale Gemeenschap gevestigd is, naar het gemengde voorbeeld van Washington en het Vatikaan. Op dezelfde voet als de Continentale Gemeenschappen in de Internationale Organisatie zijn de Staten en landen van de Continentale Gemeenschap in haar vertegenwoordigd. De massa-index volgens welke de getalsterkte van de delegaties der Staten in de Continentale Gemeenschap bepaald wordt, wordt als volgt berekend: een vergelijkingscijfer voor de grootte van de betrokken staat in vierkante km., een voor de omvang van zijn bevolking en een voor zijn economisch, zowel industrieel als agrarisch potentieel. De ‘massa-index’ wordt periodiek herzien en bijgevolg krijgen de nu nog achterlijke staten en landen naar de mate van hun ontwikkeling een grotere invloed in de Raad en nevenorganisaties der Continentale Gemeenschap. In par. 2 is, ten betoge van het nut der Continentale Gemeenschappen, gewezen op de zeer ongelijke status der landen, die een ernstige belemmering vormden voor hun richtige rechtstreekse vertegenwoordiging in de Internationale Organisatie. Weliswaar is dit probleem door de vorming der Continentale Gemeenschappen als internationaal probleem opzij geschoven, doch het herhaalt zich, zij het op kleinere schaal, als continentaal probleem voor de vertegenwoordiging dier landen in de Continentale Gemeenschap. De grootste moeilijkheid bieden hier niet de zwakker ontwikkelde staten met eigen regering doch de koloniale gebieden. Het behoud van koloniën in de oude zin verdraagt zich niet met de gedachte der volkengemeenschap; anderzijds zou bij een volledig slaken van de banden tussen moederland en kolonie niet alleen de historische rechten van het eerste plotseling en volstrekt te niet gedaan worden, maar tevens de tot zelfbestuur nog niet gerijpte kolonie zonder continentale en dus ook internationale vertegenwoordiging blijven. Daarom schijnt het wenselijk tot tijd en wijle de kolonie haar zelfstandigheid-in-beginsel ook practisch kan uitoefenen, de koloniën in de Continentale Gemeenschappen te doen vertegenwoordigen door een gedelegeerde van het moederland, van de aanvang echter waar enigszins mogelijk bijgestaan door een of meer vertegenwoordigers van de koloniale bevolking. Deze vertegenwoordiging heeft plaats, ongeacht de ligging van het moederland, in die Continentale Gemeenschap, waar de kolonie gelegen is. Voorbeelden in par. 7 mogen dit verduidelijken. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 40]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Evenals de Internationale Organisatie haar ambassadeur in elk der Continentale Gemeenschappen heeft, heeft de Continentale Gemeenschap gezanten in de Hoofdsteden der betrokken staten en landen. Deze is de leider van het Continentale propaganda- en informatiebureau, heeft het recht tot het organiseren van vergaderingen en cursussen betrekking hebbende op de werkzaamheden der Continentale Gemeenschap en tot publicatie van al haar verordeningen en mededelingen in pers en radio. Dient dit laatste ter bevordering van het ideële doel, door de stichting der Continentale Gemeenschappen beoogd, naast haar Departement van Voorlichting, dat de bovengenoemde bureaux leidt, vinden ook de meer concrete functies en bevoegdheden van de Continentale Gemeenschap haar organisatievorm in evenzoveel departementen als er bemoeiingen zijn, t.w. een economisch, een sociaal-hygiënisch, een finantieel, een controlerend en een juridisch departement. Dat er voorts een statistisch Bureau, één voor documentatie, één voor organisatorische kwesties en een archief moet zijn, spreekt alles te zeer vanzelf om er hier, waar het alleen om de hoofdlijnen gaat, nader op in te gaan. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
7. Welke deze Continentale Statengemeenschappen zijn.In het Internationaal Statuut, dat de bekroning van het Vredescongres moet zijn, worden de zes Continentale Gemeenschappen opgericht. Vooraf dient echter vermeld, dat de redenen, waarom het deze en geen andere moeten zijn in een afzonderlijke paragraaf wordt behandeld, alsmede dat de rangorde, die naar de massa-index moest plaats hebben, hier schattenderwijs is gekozen: I. De Amerikaanse Gemeenschap, II. De Eurazische Gemeenschap of die van de U.d.S.S.R., III. De Oost-Aziatische Gemeenschap, IV. De Eurafrische of Europees-Noordafrikaanse Gemeenschap, V. De Aziafrische Gemeenschap of die van Voor-Azië en Noordoost-Afrika en VI. De Zuid- en Middenafrikaanse Gemeenschap. De Amerikaanse Gemeenschap (All-American Commonwealth) omvat de volgende staten en gebieden: De U.S.A., Canada, Midden- en Zuid-Amerika, Groenland, IJsland en Antarctica, alsmede die eilanden in de Stille Oceaan, die dichter bij deze dan bij de Oost-Aziatische landmassa gelegen zijn. Naar ruwe schatting omvat | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 41]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
zij in afgeronde getallen 43 miljoen vierk. km. en 275 miljoen inwoners, zijnde afgerond 33.3% van de mundiale landmassa en 13% van de totale bevolking der aarde. Krachtens het in par. 6 gezegde omtrent de vertegenwoordiging van koloniale en semi-koloniale volken in de Continentale Gemeenschappen door de resp. moederlanden ter waarborging van hunne van macht ontdane historische rechten en terwille van de historische continuïteit zijn in de Amerikaanse Gemeenschap opgenomen vertegenwoordigers van Denemarken (voor Groenland en IJsland), van Engeland (naast Canada en Newfoundland en voor Br. Honduras, de Britse eilanden en Br. Guyana), van Frankrijk (voor Fr. Guyana), van Nederland (voor Suriname en Curaçao), van Portugal (naast Brazilië), van Spanje (naast de overige Z.- en M.-Am. Staten). De zin dezer vertegenwoordiging is wisselend van vertegenwoordiging in eigenlijke zin tot de bevordering van historisch ontstane economische en culturele verbindingen. Politieke betekenis heeft zij niet; die van Engeland naast Canada is slechts uitdrukking van het bestaan der British Commonwealth of Nations; die van Spanje naast de Z.- en M.-Amerikaanse Staten slechts een blijvende historische herinnering aan de van afkomst Spaanse cultuur van dit werelddeel. Inbreuk op de Monroe-leer, wier politieke grondslag - en noodzaak - door de Internationale Organisatie trouwens is komen te vervallen, maakt zij derhalve niet. Deze ‘vreemde’ vertegenwoordigers geven tenslotte mede vorm aan de gedachte, dat ook de zes continentale gemeenschappen niet als afzonderlijke eenheden, maar als delen van het geheel moeten worden beschouwd. De Eurazische Gemeenschap (U.S.S.R.) omvat het gebied van de tegenwoordige U.S.S.R., met inbegrip van Finland op voorlopige aparte voet, alsmede de eilanden ten N. van Siberië tot en met de Noordpool en Sjachalin in het Oosten. Deze gemeenschap is, afgerond, 22 miljoen vierk. km. groot en telt ongeveer 160 miljoen inwoners, zijnde, afgerond, 16.5% van de mundiale landoppervlakte en 8% van de wereldbevolking. Tot haar toegelaten zijn vertegenwoordigers van Zweden (naast Finland), van Polen (naast Lithauen), op de duur van Duitsland (naast de Baltische staten) en van Roemenië (voor Bessarabië). Komt binnen de O.-Aziatische Gemeenschap de Mongolen-Staat tot rijpheid, dan treedt ook een Mongoolse vertegenwoordiging toe voor Binnen-Mongolië. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 42]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De Oost-Aziatische Gemeenschap. Zij omvat China met de randgebieden, Mantsjoekwo, Japan, Vóór- en Achterindië, Indonesië, Australië en Nw.-Zeeland en de eilandengroepen in de Stille Oceaan, die dichter bij deze dan bij de Amerikaanse landmassa zijn gelegen. In afgeronde getallen beslaat zij 26 miljoen vierk. km., terwijl haar zeer talrijke bevolking ruim 1 miljard beloopt zijnde resp. 21% van de mundiale landoppervlakte en 48.4% van de totale bevolking der aarde. Dat zij, ondanks haar groter oppervlak dan de Eurazische Gemeenschap en haar groter bevolkingsgetal dan de Amerikaanse, pas de derde plaats bekleedt, vinde hierin haar rechtvaardiging, dat zowel de Amerikaanse als de Eurazische Gemeenschap organisatorisch op de in te slane weg veel verder zijn voortgeschreden. Veel van de in te richten organisaties zullen in beide gemeenschappen voorbeelden ter navolging zelfs voor een nog verwijderde toekomst geven. In de Oost-Aziatische zijn, behalve de betrokken staten en landen, vertegenwoordigd Engeland (naast Brits-Indië en Australië en voor zijn in deze gemeenschap gelegen koloniën), Nederland (naast Indonesië), de U.S.A. (naast de Philippijnen), Frankrijk (naast Achter-Indië), Portugal (voor Timor). Over betwiste gebieden voert, hier als elders tot zij beslecht zijn, de Continentale Gemeenschap het bestuur. Bij gebieden wier toebehoren tussen twee Gemeenschappen twist veroorzaakt, voert de Internationale Organisatie het bestuur, totdat het Internationaal Gerechtshof de zaak beslist heeft. De Eurafrische Gemeenschap. Zij omvat geheel Europa tot aan Finland en de Westgrens der U.S.S.R., bovendien Frans West- en Aequatoriaal Afrika met inbegrip van de koloniale en semi-koloniale enclaves aan Afrika's noordwestkust, alsmede Libye. Zij omvat, ruw geschat 16 miljoen vierk. km. en 430 miljoen inwoners, zijnde resp. 12.2% van de totale landoppervlakte en 25% van het totaal aantal wereldbewoners. Tot haar zijn vertegenwoordigers toegelaten, behalve die van de betrokken staten en landen, van de U.S.S.R. voor haar Europees gebiedsdeel en van Turkije voor het hare. De vaststelling van de grenzen tussen de bij haar aangesloten staten, voorzover die door de oorlog en wat er aan voorafging sinds de vorige oorlog vloeiend zijn geworden, behoort tot de taak der Vredesconferentie. Opmerking verdient evenwel, dat het bestaan der Continentale Gemeenschappen alleen al eventueel later nodig | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 43]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
of wenselijk gebleken grenswijziging tot een minder emotioneel beladen aangelegenheid zal maken dan zij tot dusver geweest is en in elk geval zal de algemene ontwapening, - aangezien alleen de Internationale Organisatie nog over een internationale gewapende macht zal beschikken - gewapende botsingen terwille van grenskwesties onmogelijk maken. De Aziafrische of Vóór-Aziatisch-Noord-Afrikaanse Gemeenschap. Hiertoe behoren Turkije, Syrië, Palestina, Saoedië-Arabië en Transjordanië, Irak, Iran, Afghanistan in Vóór-Azië en Egypte, de Soedan, Eritrea, Somaliland en Abessynië in Afrika. Zij beslaat ruim 11 miljoen vierk. km. en haar bevolking telt ruim 75 miljoen zielen, zijnde resp. 8.6.% van de landoppervlakte en 3.6% der wereldbevolking. In deze Gemeenschap zijn mede vertegenwoordigd Engeland, Frankrijk, en voor Palestina een officiële gezant van The Jewish Agency, zolang het Joodse vraagstuk elders bestaat en geen oplossing door assimilatie gevonden is. Tenslotte de Zuid- en Middenafrikaanse Gemeenschap, de zesde en laatste, de kleinste ook, zowel wat oppervlakte, als vooralsnog wat bevolking betreft. Zij omvat de Unie van Zuidafrika in het Zuiden, de Kongo, Oeganda en Kenia in het Noorden, alsmede al het tussengelegen gebied en Madagascar, alsmede al die eilanden in de Indische en Atlantische Oceaan, die dichter bij deze landmassa gelegen zijn dan resp. bij de Amerikaanse, Eurafrische of Vóór-Aziatisch-Noordafrikaanse. Dit gebied is bijna 11 miljoen vierk. km. groot en haar bevolking bestaat uit ruim 40 miljoen mensen, zijnde resp. 8.4% der totale landmassa en 2% der totale mensenmassa. Aan ‘vreemde’ vertegenwoordigers telt deze gemeenschap gedelegeerden van Engeland (naast de Unie van Z.-Afrika en voor de Midden-Afrikaanse territoria), van Nederland (naast de Unie van Z. Afrika), van België (voor de Kongo) en van Frankrijk (voor Madagascar). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 44]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
8. Waarom het deze en geen andere moeten zijn.De wereld is tot nog toe nooit ingedeeld, slechts verdeeld. En het was niet de rede, maar de macht, die over die verdeling besliste in steeds bloediger oorlogen, zonder dat er uitzicht bestond, dat op deze wijze ooit een uiterlijk stabiele, laat staan een innerlijke evenwichtstoestand zou ontstaan. Het komt er daarom nu op aan haar in te delen volgens de rede. In abstracto bestaan er de volgende redelijke indelingscriteria: 1. geografisch, 2. economisch, 3. politico-historisch, 4. anthropologisch, 5. naar beschavingspeil, 6. naar godsdienst, 7. naar taal. Al deze criteria bleken geen van allen afzonderlijk en evenmin gezamenlijk bruikbaar. Allen gezamenlijk niet, omdat de criteria 4 t/m 7 kriskras door elkaar lopen, doordat elk zich naar zijn eigen wetmatigheid, onafhankelijk van de andere, over de aarde verspreid heeft. Elk afzonderlijk echter ook niet. Het geografisch criterium, dus een indeling naar de vijf werelddelen, die tezamen de landmassa der aarde vormen is slechts ten opzichte van Amerika toepasselijk. Afrika is echter nog zo weinig ontwikkeld, dat het naar-binnen toe weinig verkeersmogelijkheden biedt om zijn natuurlijke samenhang a.h.w. ‘te beleven’ en daarentegen naar buiten toe afhankelijk zou blijven. Europa omgekeerd zou door een naar verhouding te verre ontwikkeling van de niet-Europese wereld afhankelijk blijven. Zijn industrieel apparaat, naar verhouding van zijn oppervlakte te om- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 45]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
vangrijk, maakt het door de noodzakelijke toevoer van landbouwproducten en grondstoffen en de afzet van industrieproducten tot een werelddeel, dat niet eigen in zichzelf kan zijn. Azië zou tegenover Europa en Australië veel te omvangrijk en te bevolkt geweest zijn. Een evenwichtstoestand tussen de continenten in de Raad der Internationale Organisatie was op deze wijze niet te bereiken. Een zuiver economische indeling, op het eerste gezicht het meest rationeel, moge op de duur voor een onderverdeling aan bruikbaarheid winnen, voor een indeling nú en in het groot bleek zij nog ongeëigender dan de zuiver-geografische. De bodemschatten zijn te grillig over de aardkorst verdeeld dan dat op die wijze aaneengesloten, evenwichtige landcomplexen bleken te construeren. Maar nog groter bleek de moeilijkheid, dat dit criterium niet statisch, maar dynamisch is. Men vermoedt, maar weet nog niet welke schatten de bodem overal bergt en evenmin welke mogelijkheden op de duur haar nu onvruchtbare en onbewoonde streken zullen bieden. Een vasthouden aan de historisch-politieke verdeling van het ogenblik ware reeds opzichzelf in strijd met elke rationale hervorming. Het enig-blijvende daaraan zou de verbreking van het gezochte evenwicht zijn. Het overwicht van West-europa bestendigen ware de oorzaak der imperialistische oorlogen en daarmee die oorlogen zelf bestendigen. Een onbegaanbare weg voor het vestigen van de wereldvrede. Toch ware het anderzijds naïef door al het historisch gewordene eenvoudig een streep te halen. Zo bleek alleen een combinatie der drie eerste criteria tot de gewenste oplossing te leiden en wel met afnemend gewicht, derhalve in de eerste plaats geografisch, in de tweede economisch, in de derde politico-historisch. Amerika kon zuiver-geografisch tot het eerste continent gemaakt worden, de historie zelve had hier bovendien het voorwerk verricht, doch de vier andere werelddelen moesten terwille van het tweede en derde criterium worden verdeeld. Immers het bleek wenselijk de in zeker opzicht 't verst voortgeschreden continentale formatie - de U.S.S.R. - als zodanig te behouden. Dat betekende evenwel, dat Europa, van zijn nog meest agrarische gedeelte ontdaan, een compensatie moest vinden in het bij dit werelddeel geografisch aansluitende gedeelte van Afrika, waar Europa evenals in de Oudheid, doch nu met moderne middelen een graanschuur en recreatie-oord kan vinden, dat zijn behoeften | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 46]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
op de duur voor het grootste gedeelte zo niet geheel dekken kan. Zo kwamen de tweede en vierde continentale gemeenschap tot stand. De derde - Oost-Azië - is eveneens een combinatie van de drie criteria: abstract-geografisch behoort Australië tot de Oost-Aziatische landmassa, economisch heeft ook dit gebied, wanneer eenmaal de Chinese en Indische ertsen tot volledige exploitatie zijn gebracht, ook alle grondstoffen, die het behoeft en historisch had Japan, zij het in de oude vorm van het imperialisme, reeds de weg naar de stichting van dit continent betreden. Ook de vijfde formatie, het Voor-Aziatisch-Oost-Afrikaanse continent voldeed aan de drie criteria, voorzover dat mogelijk en nodig was. Geografisch is de Rode Zee slechts een diepe inham in dit aaneengesloten blok. Economisch biedt het door de geringe ontwikkeling van het ogenblik nog onbekende, maar bij richtig bestuur ongekende mogelijkheden, zowel industrieel als agrarisch. Het eerste door de vermoede bodemschatten van Abessynië en vermoedelijk ook van Afghanistan en Iran, agrarisch door de bevloeiing van zijn woestijnen. Historisch gezien vertoont dit gebied zeer oude, oude èn recente samenhang. Zeer oude, omdat deze gebieden in de Oudheid het toneel der elkaar opvolgende wereldrijken was, oude, omdat het de wereld van de Islam was en is, recente, omdat in de industrialisering van Turkije en Palestina reeds de grondslagen voor de verzorging van dit continent met industrie-producten zijn gelegd. De rest van de wereld, Zuid- en Midden-Afrika, moest het zesde continent vormen, maar het werd geen willekeurige aanéénvoeging van die rest. Zoals het industriële Noord-Amerika zijn agrarisch tegenstuk vindt in Canada en Zuid-Amerika, het industriële Europa zijn potentieel agrarisch tegenstuk in N.-Afrika, het industriële Rusland zijn agrarische gebieden in Siberië, het industriële Japan en Oost-China in het overige China, in Australië en de eilanden, het industriële Turkije en Palestina in de agrarische gebieden van de rest van dit continent, zo vindt het industriële Zuid-Afrika zijn agrarisch tegenstuk in het grote midden van dit werelddeel. Beziet men deze zes continenten vanuit de onbruikbaar gebleken criteria 4 t/m 7, dan blijken zij alle gemengd te zijn, hetgeen evenwel eer als een voor- dan als een nadeel beschouwd dient te worden. Genomen volgens de ruwe rassenindeling naar de huidskleur: | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 47]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
blank, geel, bruin, zwart, rood, vertoont I een mengeling van blank, rood en zwart, II van blank en geel, III van geel, bruin en blank, IV, V en VI van blank en zwart. Indien een oplossing van het rassenprobleem denkbaar is, dan eer een die door aanvankelijk misschien gedwongen omgang en samenbundeling in één verband wanbegrippen en misverstand althans op de duur kan doen slijten, dan een die, deze natuurlijke verdeling tot grondslag nemende, gesteld dat zij mogelijk ware, de tegenstelling slechts zou kunnen verscherpen. En voor de verdeling naar godsdienst en beschavingspeil geldt, in verzwakte mate, hetzelfde. Het taalprobleem tenslotte valle buiten deze beschouwing, omdat een indeling volgens de taal alleen in abstracto mogelijk, in concreto echter volstrekt onmogelijk is; taalmoeilijkheden blijven bij elke indeling bestaan. Zij zijn lastig, voorzover zij tijd kosten en misverstand kunnen wekken, onoverkomelijk zullen zij in de toekomst niet zijn, zomin als zij het in het verleden ooit gebleken zijn. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
9. De Continentale Statengemeenschap en het vraagstuk van het Nationalisme.‘De nationale staten zijn gebleken de sterkst-samenhangende gemeenschappen te zijn’, aldus de uitspraak in onze vorige bespreking. Hierin is inderdaad het kernprobleem ook bij de schepping der Continentale Gemeenschappen gelegen, dat niet wordt opgelost door de waarheid dier uitspraak te ontkennen. De vraag dient daarom onder ogen te worden gezien in hoeverre er tegenspraak is tussen de nationale en de continentale gedachte. Oppervlakkig gezien, moet die vraag bevestigend worden beantwoord. Het feit trouwens, dat in de paragrafen hiervóór, die zich met functies, bevoegdheden en organisatie der Continentale Gemeenschappen bezig hielden, er zorgvuldig voor gezorgd is, haar inmenging in nationale aangelegenheden tot het strikt onvermijdelijke te beperken, houdt een erkenning van de juistheid van dit antwoord in. Doch dit is tevens een erkenning, dat hier oppervlakkig gezien werd - en gezien moest worden omdat het hier om een voorlopige oplossing van het nationaliteitenvraagstuk ging - en moest gaan, zoals elke oplossing van practisch-politieke aangelegenheden voorlopig is en - alweer - moet zijn. Een dieper inzicht in dit vraagstuk kan alleen de historie geven. Onhistorisch, van het heden uit gezien, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 48]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
is immers de natie exclusivistisch en op het verleden gericht, historisch gezien daarentegen is de natie inclusivistisch en op de toekomst gericht. De onhistorische theorie steunt haar eenheid op de eenheid van bloed, taal en z.g. ‘natuurlijke grenzen’. Historisch gezien is het daarentegen juist de verscheidenheid van bloed en taal en zijn het de ‘natuurlijke grenzen’, die de wordende natie heeft overwonnen, geholpen door de staat, die er was vóór de natie. Binnen de staatsgrenzen consolideerde zich de natie, d.w.z. ontstond er eenheid in gewoonten, beschaving en taal en daarbuiten consolideerden zich andere naties. Aan de ene kant schreed dat nationale consolideringsproces steeds verder voort, doordat steeds nieuwe bevolkingsgroepen in die nationale smeltkroes werden omgevormd en kwamen de naties daarmee steeds scherper tegenover elkaar te staan; aan de andere kant werd dit proces door een tegenovergesteld doorkruist. De toeneming van het verkeer tussen de naties bevorderde een egalisering tussen de naties onderling juist op die terreinen des levens die steeds ingrijpender betekenis kregen. De wording der natie leert derhalve, dat de natie steeds een natie-in-wording is en het egaliseringsproces tussen de naties leert, dat de historische ontwikkeling deze schijnt, dat de naties in dit tijdsgewricht op een punt beland zijn waarop haar opheffing in statische zin voorwaarde wordt voor haar volledige ontplooiing in dynamische zin, dat opnieuw de verscheidenheid van bloed, taal en ‘natuurlijke grenzen’ moet worden overwonnen, om een nieuwe eenheid van bloed, taal en natuurlijke grenzen te doen ontstaan, dat m.a.w. de naties in Europa moeten uitgroeien tot de Europese natie (Ortega y Gasset, Rebellion de las Masas). Dit zal een langdurig proces zijn, maar het is van het hoogste belang reeds aanstonds het politieke raam te scheppen, waarbinnen die nieuwe eenheid tot ontplooiing komen kan. Dat raam is de Continentale Gemeenschap. Dat het hier geen idyllische fantazie der studeerkamer, maar een tastbare historische ontwikkeling geldt, bewijst de geschiedenis van Amerika's Verenigde Staten, van de U.S.S.R. en van China, waar, zij het telkens onder geheel andere voorwaarden en dus op gans andere wijze, de nationale gedachte gelijk op gegroeid is met de continentale. De Monroe-leer, naar structuur een continentale, is naar wezen een nationale gedachte. Het is de nationale gedachte, toegepast op een continent. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 49]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De naties der Sowjet-Unie hebben een omvattender eenheid gevonden in de Unie zelve zonder de culturele eigenaardigheid te verliezen en de strijd der Chinezen tegen het buitenlandse imperialisme heeft tegelijk hun nationale gedachte doen ontwaken en hun continentale eenheid doen ontstaan. In Engeland vertoont zich een ander, maar verwant proces: daar is de natie niet tot een continent, maar tot een imperium, dat als natie beseft wordt (British Commonwealth of Nations) uitgegroeid. En zelfs in Europa, waar het dynamisch nationalisme door de daar rijpste ontwikkeling van het statische stadium op de grootste hindernissen stuitte - remmende voorsprong - ontbreken de sporen niet van een verwijding, hoe verwrongen de groei ook hier moge zijn, van de nationale tot een continentale gedachte. Tot slot moge ter voorkoming van misverstand worden opgemerkt, dat de verwijding van het begrip natie in Europa tot Europese natie niet tot een uitwissing der culturele eigenheden behoeft te leiden. Doch ook alleen dan niet zal leiden, wanneer de naties bereid zijn, de culturele eenheid los te maken van de staatssoevereiniteit waarmee zij tot nog toe onlosmakelijk verbonden scheen, maar die haar tevens haar gevaarlijk karakter verleende. Voorts, dat evenwel, van dat gevaarlijk karakter ontdaan, de culturele verscheidenheid eerder als voorwaarde dan als belemmering voor de bloei ener algemene beschaving dient te worden aangezien en aangekweekt. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
10. De Continentale Statengemeenschappen en het vraagstuk van het Imperialisme.Een tweede vraagstuk, welks bespreking zelfs in een zo beknopte verhandeling als deze niet mag ontbreken, is dat van het imperialisme. De vraag is gewettigd en zij dient ernstig onderzocht, welke constructie van de Internationale Organisatie de meeste zekerheid biedt ter vermijding van toekomstige katastrofen: die van de directe overkoepeling van de afzonderlijke nationale staten dan wel de indirecte, steunend op de zes zuilen der Continentale Gemeenschappen. Of anders gezegd: of de directe dan wel de getrapte Volkenbond de grootste veiligheid biedt. Bij deze overwegingen dient de grondslag dezelfde te zijn, die ook onze vorige bespreking beheerste en die men zo zou kunnen formuleren: het verleden laat zich niet schrappen, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 50]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
wel ombuigen. En zoals wij daar van het bestaan der nationale staten uitgingen, omdat zij ‘gebleken zijn de sterkst-samenhangende gemeenschappen te zijn’, zo worde hier uitgegaan van het bestaan der imperiale gedachte omdat zij evenzeer, zowel in een vroeger als vooral ook in een recent verleden een werkelijkheidsmoment geweest is, dat zich wel ombuigen, maar niet schrappen laat. Volgens de naïeve theorie die zegt, dat het imperialisme het uitsluitend gevolg geweest is van het particuliere bewapeningskapitaal, is hier geen probleem, want met de verdwijning van dat bewapeningskapitaal door de opheffing van het particuliere kapitaal of althans van de vrije werking daarvan, die alle internationale ordening vooronderstelt, is dan ook zijn oorzaak weggenomen. En zelfs voor de minder-naïeve, maar toch ook nog te eenvoudige theorie, die de oorzaken van het imperialisme zoekt in de behoefte van het kapitalisme aan export van kapitaal en kapitaalsgoederen, import van grondstoffen en een afzetmarkt voor afgewerkte industrieproducten, zouden die oorzaken vervallen of toch van hun kracht beroofd zijn bij een internationale ordening, die het kapitalisme zijn giftanden uittrok en zouden mitsdien imperialistische oorlogen automatisch tot het verleden behoren. Voor hen evenwel, die naast deze oorzakenreeks een dieper verband tussen de nationale en imperiale gedachte leggen, zodat zij in de tweede de eerste herkennen, slechts in een verder ontwikkeld stadium, die met andere woorden, de irrationele gevoelens van nationale trots, prestige, roem- en heerszucht, het besef en de werking van relatieve overbevolking en wat dies meer zij, erkennen, voor hen ligt de zaak minder eenvoudig. Zij zoeken naar een weg, niet om het imperialisme te schrappen, maar het om te buigen. En zij menen, dat de aangewezen weg daarvoor niet de directe internationale organisatie is, waarbinnen de imperialistische tegenstellingen slechts op elkaar zouden botsen omdat zij er geen uitweg kunnen vinden, maar veeleer de indirecte, die van de Continentale Gemeenschappen, die het raam bieden waarbinnen het ‘imperialisme’ wordt ‘behouden’; evenwel - en daarin ligt de ombuiging - dan niet meer het ‘imperialisme’ van één of enkele, machtige staten, maar van alle, de zwakste niet uitgezonderd, die immers alsdan evenzeer zijn nationaal besef tot een continentaal verwijdt en daarin, gelijk op met de sterkste, de bevrediging vindt van zijn ‘grootheidsgevoel’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 51]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bestaat dan echter niet de vrees, dat dit ‘grootheidsgevoel’ zich opnieuw in oorlogen zal willen ontladen, geen nationale oorlogen dan meer, maar continentale? Het gaat niet aan, op deze vraag slechts te antwoorden met de wedervraag of er dan ooit in politicis iets goeds tot stand is gekomen waarin niet tevens kwaads school en dat het enige dus waar het op aankomt slechts is of er méér goeds dan kwaads in schuilt. Een andere wedervraag schijnt echter wel van pas: welke waarborgen biedt de directe Internationale Organisatie méér dan de indirecte, dat internationale oorlogen in de toekomst uitgesloten zullen zijn? Indien de directe Internationale Organisatie haar programpunt van algemene ontwapening - met behoud slechts van een klein, maar technisch hoog uitgerust militair apparaat, dat uitsluitend ter harer dispositie staat - kan uitvoeren dan, voorzeker, zal zij toekomstige oorlogen kunnen verhinderen. Maar in dat geval zijn dus ook de Continenten ontwapend en continentale oorlogen dus evenzeer uitgesloten. En dit hele vraagstuk reduceert zich derhalve tot dit: welke Internationale Organisatie biedt de beste kansen van slagen, de directe of de indirecte? Het betoog, dat de laatste de beste kansen biedt, werd reeds hiervóór in par. 2 geleverd en behoeft hier dus niet herhaald. Men kan het kort hierin samenvatten, dat zo goed als wij tevoren uitgingen van de gedachte, dat eerst een taak en dan pas een organisatie nodig is, evenzo is, binnen de organisatie eerst een gebouw en dan pas een overkoepeling nodig. De directe Internationale Organisatie zou een overkoepeling zonder gebouw zijn. De Geneefse organisatie is niet minder bezweken aan deze constructie-fout, dan aan het door ons al eerder geconstateerde gebrek van een organisatie te zijn zonder taak. En tenslotte is zij óók bezweken aan een derde mankement, evenals de beide vorige op zichzelf al voldoende voor haar ineenstorting, een mankement, dat juist ten opzichte van het oorlogsprobleem van buitengemeen belang is: de onmogelijkheid van de ‘groten’ om hun belangen ondergeschikt te maken aan het geheel en die van de ‘kleinen’ om de hunne te doen gelden. Het is mogelijk, dat de ‘groten’ eens de bij hun grootheid passende grootmoedigheid zouden vertonen om de ‘kleinen’ recht te doen wedervaren, maar het is niet veilig, zich op die mogelijkheid te verlaten. Veiliger is het, de Raad der Internationale Organisatie waar alleen het vraagstuk van oorlog of | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 52]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
vrede een punt van bespreking kan uitmaken voor het geval de verplichte arbitrage faalt, uit gelijk-, of toch zoveel mogelijk gelijkgroten samen te stellen. Geen der ‘groten’ zal alsdan lichtvaardig tot een oorlog besluiten, wanneer hij slechts vijf even- of nagenoeg even-groten tegenover zich en geen ‘kleintjes’ naast en onder zich vindt, die hij door omkoperij of bedreiging kan dwingen tot steun aan zijn onrechtvaardige zaak. Ter meerdere waarborg tegen een eventuele ordeverstoorder worde dan ook het militair apparaat der Internationale Organisatie gelijkelijk over de zes continenten verdeeld en in de Continenten dáár gestationneerd, waar het voor geen der aangesloten staten mogelijk is er door een staatsgreep de hand op te leggen en het waarvoor ook te misbruiken. Elk continent beschikt daarvoor over voldoende voor dit doel geschikte en voor andere doeleinden ongeschikte eilanden, die te meer hiervoor zijn aangewezen, omdat de internationale strijdmacht zo niet uitsluitend dan toch in hoofdzaak uit zee- en luchtstrijdkrachten zal bestaan. En de luchtvaart is in de laatste oorlog voldoende ontwikkeld om in geval van nood ook infanterie snel en in voldoend aantal op elk bedreigd punt van de wereld te concentreren. |
|