De Nieuwe Stem. Jaargang 2
(1947)– [tijdschrift] Nieuwe Stem, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 13]
| |
Verzen
| |
[pagina 14]
| |
PreludeA la manière de Claude Debussy
Zijn deze heuvels niet mijn huid,
en is dit water niet mijn geest,
die helder, zonder diepte, sluit
om dit krap eiland van mijn ziel,
die een stuk oerwoud is geweest,
dat uit een vlucht van hemels viel,
maar door de mensen is betreden;
waarin bemind is en geleden,
waarin gebeden is tot goden
en wortels van mijn tederheden
zich voeden uit geliefde doden?
(...Meer van Pendjaloe)
| |
[pagina 15]
| |
Fort VreedenburghGa naar voetnoot+Het Zuiderkruis staat aan de avondhemel,
zoals het in mijn jeugd stond in de maand
dat het vacantie was: in een gewemel
van sterren hangt het stil en schijnt betraand
en heel veel diepte duistert ver daarachter,
wereld, waarvoor je je voelt opengaan
en die je treurig maakt, maar ook wel zachter:
heelal, waarmee je hart aan hart wil staan.
Doch in dit fort wordt dit gevoel snel enger.
Muren en sterren begrenzen het strenger
dan daarbuiten, waar ik de stad zie gloeien
van een vrijheid, die ik ook blijf verwachten
voor mijn groot land, dat slaapt in één dier nachten,
waarin op heel Java de duifjes bloeien.
| |
[pagina 16]
| |
DjangirGa naar voetnoot+Zij dansen duizend dromen in één nacht,
de dromen van een licht bewogen leven:
hoe men lief kan hebben, hoe men best zacht
mag zijn, maar niet half-zacht, hoe men zich geven
moet, maar nooit helemaal, hoe men wel beven
kan van ontroering, doch, op vorm bedacht,
de hartstocht door een gouden huid moet zeven
tot zweetglans, oogopslag en pradadracht.
Nu zullen dit voor mij wel dromen blijven.
Maar hier neemt één idee in vele lijven
gestalten aan en winnen alle zinnen
het van de zuiverste gedachtengangen:
hier laat, in duizend dansposen gevangen,
de schoonheid zich bloot lijfelijk beminnen.
| |
[pagina 17]
| |
Soeling op Kali OerangGa naar voetnoot+Voor Adik en Ali Boediardjo Een hoge soeling fluit
alleen maar voor de maan,
die in het oosten, uit
een streek ver hier vandaan,
bij Klaten in de buurt,
bloemrood is opgegaan,
door 't fluiten aangevuurd.
Zacht ademt dit geluid,
hier fluit een ziel zich uit
en als het is gedaan,
dan staat de witte maan
hoger dan de vulkaan,
die vuren veren ruit.
Die nacht slaapt alles uit,
totdat de morgenmaan
bij 't bergland is gaan staan,
waar Boroboedoer ligt.
Dan komt de loerah uit
een verre dessa aan
en met bezorgd gezicht
zegt hij, dat naar verluidt,
een kind is doodgegaan
die nacht.
|
|