| |
| |
| |
De basis-overeenkomst van Linggadjati door Soenito
De basis-overeenkomst van Linggadjati zal menig Indonesiër wel teleurgesteld hebben. Vooral wanneer hij aan het feit denkt, dat de Indonesische Republiek het reeds meer dan 1 ½ jaar heeft uitgehouden in deze waarachtig niet vredige wereld. Het is een prestatie en wij hebben diepe eerbied voor hen, die in de Republiek aan het stuur staan.
Doch deze teleurstelling zal wijken voor een tevreden aanvaarden van de overeenkomst, wanneer hij niet alleen zijn nationalistisch sentiment maar bovenal zijn verstand laat spreken. En dit verstand zegt hem, dat een 100% merdeka, omvattende heel het voormalige Nederlands-Indië, niet tot de huidige mogelijkheden behoort. De afknabbeling van de territoriale 100% heeft hij al gauw kunnen aanvaarden, omdat de Republiek zich de facto niet heeft kunnen handhaven buiten Java, Madoera en Sumatra. Des te eerder heeft hij zich met deze situatie verzoend, omdat reeds voor de oorlog de nationalistische beweging in die gebieden nog niet voldoende kracht heeft kunnen ontplooien.
Moeilijker is het vrede te hebben met de uitholling van de staatkundige 100% merdeka, vooral voor de gemiddelde Sumatraan of Javaan in het binnenland. Hier immers ziet hij geen eskaders van de R.A.F. en onderdelen van de 7-December divisie, de argumenten, die hem tot andere gedachten kunnen brengen.
Doch ook zij zullen al gauw tot het bewustzijn komen, dat het Indonesische vraagstuk binnen de machtssfeer ligt van de Angelsaksische mogendheden en deze zullen gaarne zien, dat Nederland zijn invloed in Indonesië blijft behouden; weliswaar anders dan voor de oorlog en aangepast aan de veranderde mentaliteit van de Aziatische volken, doch niettemin blijft zeggenschap over deze rijke gebieden zeer begeerd. Wij herinneren ons de woorden van onze premier Sjahrir, dat Indonesië niet waarlijk vrij kan zijn, zolang het grootste deel van de wereld beheerst wordt door het imperialistische kapitalisme. De mogelijkheden van de Indonesische Republiek worden dus bepaald door de internationale politieke machtsverhoudingen, die niet alleen een uitdrukking zijn van de belangentegenstellingen van de grote mogendheden, maar
| |
| |
ook van de strijd tussen imperialisme en democratie. Dit bewustzijn heeft ons gebracht tot een toenadering en een bondgenootschap met het democratische en vooruitstrevende deel der volkeren en van het Nederlandse volk in het bijzonder.
Van dit gezichtspunt uit bekeken mag het resultaat van Linggadjati ons tevreden stemmen.
Daar is in de eerste plaats de erkenning van het gezag van de Republiek over Java, Madoera en Sumatra, een erkenning, die sterk tot de verbeelding der Indonesiërs spreekt en waaruit het volk steeds nieuwe impulsen put voor zijn geestelijke activiteit.
Een ander belangrijk punt is de gelijkberechtiging van de Indonesische Republiek binnen de voorgestelde Nederlands-Indonesische Unie. De erkenning van de Republiek had immers nog geen erkenning behoeven in te houden van de gelijkberechtiging ten opzichte van Nederland, zoals blijkt uit de April-overeenkomst, die zich baseert op de verklaring van 10 Februari 1946. Hier toch zou een vertegenwoordiger van de Kroon als hoofd van de regering van het voorgestelde Gemenebest Indonesië fungeren en daadwerkelijke macht uitoefenen. Met het huidige basis-accoord wordt de gelijkberechtiging inderdaad veel dichter benaderd. Aan het hoofd van de toekomstige Nederlands-Indonesische Unie staat weliswaar de Koning der Nederlanden, een orgaan van Nederlandse origine, het statuut van de Unie zal echter worden ontworpen door de vertegenwoordigers van Nederland en de Verenigde Staten van Indonesië. De besluiten die ‘In naam des Konings’ worden genomen en die de gemeenschappelijke belangen, dus ook die van het Koninkrijk der Nederlanden betreffen aangaande de buitenlandse betrekkingen, defensie, financiën en onderwerpen van economische en culturele aard, zullen de medewerking van de organen van de Verenigde Staten van Indonesië niet mogen ontberen. Hier zien wij een waarborg voor het volledige deelgenootschap van Indonesië in de behartiging van de belangen van de Unie.
Een ander artikel, dat de Indonesiërs hogelijk zullen waarderen, is de toetreding tot de U.N.O., waardoor de Ver. Staten van Indonesië de kans krijgen het buitenlands beleid naar eigen inzicht te bepalen en een zelfstandige bijdrage te leveren tot het scheppen van een internationale rechtsorde. Een kans die, indien goed be- | |
| |
nut, een grote bevrediging kan schenken aan onze jonge staat. Naar binnen heeft, althans de Republiek, grote autonomie. Hoe het hiermede is gesteld in de gebieden buiten de Republiek, daarover geeft de overeenkomst ons geen uitsluitsel. Het feit echter, dat de Republiek verbonden wordt aan de andere gebieden, die in sterkere mate de invloed van het Nederlandse gezag blijven ondergaan, zal de Republiek niet geheel vrij laten in haar binnenlandse aangelegenheden. Dit zien we reeds bij de opstelling van de eigen grondwet van de Ver. Staten van Indonesië, die opgedragen zal worden aan een constituerende vergadering, samengesteld uit de vertegenwoordigers van de Republiek en van de buiten haar gezag staande gebiedsdelen en bevolkingsgroepen, een en ander met in achtneming van de onderscheidene verantwoordelijkheden van de Nederlandse regering en van de regering der Republiek. De Indonesische Republiek is tot deze concessie bereid, omdat zij om velerlei belangrijke overwegingen een blijvende staatsrechtelijke band met de rest van Indonesië van uitermate groot belang acht.
Een andere bepaling, die in de April-overeenkomst niet uitdrukkelijk werd gestipuleerd vinden wij wel in art. 3 en 4 van Linggadjati. Enerzijds wordt in art. 3 aan de gebieden, die zich niet of nog niet willen aansluiten bij de Ver. Staten van Indonesië de mogelijkheid gegeven om voor deze gebieden een bijzondere verhouding (een koloniale?) tot de Verenigde Staten van Indonesië en Nederland in het leven te roepen, anderzijds schept art. 4 de mogelijkheid voor gebieden buiten het gezag van de Republiek om zich bij haar aan te sluiten.
Ten slotte vindt de gelijkberechtiging haar uitdrukking in art. 17 lid 2, betreffende de regeling van een eventueel uit deze overeenkomst voortvloeiend conflict, dat niet door onderling overleg kan worden opgelost. In dat geval zal bij overeenkomst of door de president van het internationale hof van justitie een voorzitter van andere nationaliteit met beslissende stem worden benoemd.
De Verenigde Staten van Indonesië zullen voor de Indonesiërs geen bewoonbaar huis blijken, indien het niet op een democratisch fundament is opgetrokken. Hierin wordt voorzien door art. 2: de Verenigde Staten van Indonesië vormen een souvereine democratische staat. De waarborg hiervoor staat in art. 10 sub e: het statuut van de Nederlands-Indonesische Unie zal o.m. bevatten
| |
| |
de verzekering in beide delen van de Unie van de fundamentele en menselijke vrijheden, waarnaar ook het Handvest der Verenigde Naties verwijst.
Uiteraard bevat een basis-accoord slechts de hoofdlijnen waarlangs verdere besprekingen zich dienen te bewegen en laat dus vele vragen onbeantwoord. Toch kunnen wij niet nalaten hier enkele van deze vragen te noemen. Aan wie zijn de gemeenschappelijke Unie-organen verantwoordelijk? Bij dit staatsrechtelijke novum is een orgaan, dat de wetgevende en de uitvoerende macht in zich verenigt niet ondenkbaar. De belangstellende jurist zal er onmiddellijk de vraag aan toevoegen, hoe de verhouding zal zijn tussen de landsparlementen en het Unie-orgaan en in het bijzonder hoe de conflictenregeling er uit zal zien. Een andere belangrijke vraag betreft het bestuur over de gebieden van de Verenigde Staten van Indonesië buiten de Republiek. Wij weten alleen, dat de koloniale status van die gebieden is opgeheven en dat zij democratische staten zullen zijn. Opmerkingswaardig is, dat de overeenkomst wel spreekt van de hoofdplaats, maar niet van het staatshoofd van de Verenigde Staten van Indonesië.
In het bovenstaande hebben wij getracht na te gaan tot hoe ver de gelijkberechtiging van de Republiek gaat en hoe groot haar autonomie is. Beiden gaan ver, doch zijn niet volledig. Wat de laatste betreft, volledige gelijkberechtiging en deelgenootschap in de zaken, de Unie betreffende, sluiten trouwens volledige autonomie der delen uit, want over en weer hebben de afzonderlijke delen zeggenschap in elkaars gemeenschappelijke zaken, die diep kunnen ingrijpen in de respectievelijke binnenlandse aangelegenheden. Denk aan het buitenlandse beleid en de economie.
Formeel en materieel heeft Nederland een voorsprong. Formeel door Nederlands grotere invloed op de niet-republikeinse gebieden, waarmee de Republiek verbonden wordt, welke invloed onvermijdelijk in de Republiek voelbaar zal zijn. Materieel, en dit is van zeer groot belang, omdat Indonesië in velerlei opzicht bij Nederland ten achter staat. De gelijkberechtiging zal pas geheel tot haar recht komen, indien beide partijen gelijkwaardig zijn. En dit zijn Nederland en Indonesië niet. Het blijkt vooral uit de economische clausule van de basis-overeenkomst. De republikeinse delegatie heeft te Linggadjati moeten afzien van het oor- | |
| |
spronkelijke voornemen van de Republiek om de gewichtige bedrijven vergaand te nationaliseren. In de politieke verklaring van 1 November 1945 staat dat alle eigendommen van vreemdelingen, met uitzondering van die welke voor ons land nodig zijn om door de staat zelf geëxploiteerd te worden, aan de rechthebbenden zullen worden teruggegeven, terwijl die welke door de staat in beslag worden genomen op de meest billijke wijze zullen worden vergoed. In October j.l. nog verklaarde de minister van economische zaken Darmawan Mangoenkoesoemo in een interview met Associated Press: ‘Wij zijn van plan, de mijnbouw, de petroleum- en de tinwinning, de suiker- zout- en tabaksproductie, benevens de openbare nutsbedrijven, zoals electriciteits- en spoorwegondernemingen, de telegraaf en telefonie te nationaliseren.’ Blijkbaar is dit te hoog gegrepen, want in Linggadjati heeft de Republiek de verplichting op zich moeten nemen om alle goederen en rechten van niet-Indonesiërs, voor zover deze worden uitgeoefend op republikeins gebied onverkort aan de rechthebbenden terug te geven.
Hier schuilt een groot gevaar voor de werkelijke vrijheid van Indonesië. Hoe gemakkelijk is het immers om met economische middelen de politieke invloed van het buitenland, en niet alleen van Nederland, in Indonesië te laten binnensluipen. Toch hebben wij met het aanvaarden van het nieuwe bestel grotere kansen om ons door middel van politieke rechten hiertegen te wapenen dan onder het oude koloniale regiem. Het politieke eigen-meesterschap, dat dank zij de uitdrukkelijke waarborgen ten aanzien van de democratie versterkt zal kunnen worden door de mogelijkheid tot een sterke groei van het nationale bewustzijn en door een levendige politieke werkzaamheid in het hele gebied van de Verenigde Staten van Indonesië, zal straks een niet te onderschatten hulpmiddel zijn om de buitenlandse economische exploitatie binnen redelijke proporties te houden en de rijkdommen des lands meer aan ons eigen volk te doen toevloeien. In een vrij Indonesië zal bovendien onze eigen economische activiteit krachtiger kunnen groeien, vooral wanneer onze regering blijft vasthouden aan de socialistische tendenzen van haar beleid.
Zeer terecht wordt opgemerkt, dat de waarde van Linggadjati ligt in de uitvoering van het accoord en in de eerlijkheid van beide partijen. Men beschuldige ons niet te gauw van een teveel aan
| |
| |
zelfvertrouwen en van mindere appreciatie van de goede trouw van de verdragspartner, wanneer wij onze ongerustheid uitspreken ten aanzien van wat Nederland straks van Linggadjati zal maken. Het is een feit en wij mogen het niet verdoezelen, dat de zwakkere partij in deze overeenkomst meer reden tot bezorgdheid heeft dan de sterkere. Tenzij de sterkere door een zo groot idealisme en een zo grote zelfbeperking wordt geleid, dat hij weerstand kan bieden aan de vele verleidingen, die Linggadjati hem biedt.
Wanneer wij deze basis-overeenkomst zien tegen de achtergrond van de na-oorlogse ontwikkeling in Nederland, dan worden wij er niet geruster op. Het is ook ons, Indonesiërs, niet ontgaan, dat van de goede voornemens, die men in Nederland ten tijde van bezetting en onvrijheid heeft gekoesterd weinig is terecht gekomen. Het is verbijsterend te weten, hoe groot het aantal is van hen, die zich tegen de overeenkomst keren. Zij zijn waarachtig niet allemaal koloniale kapitalisten! Zeker, de meerderheid van het Nederlandse volk zal een vrij Indonesië gunstig gezind zijn, doch ongelukkigerwijze gingen dezen niet graag naar Indonesië en koloniale ambtenaren en ondernemerspersoneel worden niet uit hen gerecruteerd. Zal het in de toekomst zo blijven? De Republiek en de Verenigde Staten van Indonesië hebben een schrijnend tekort aan geschoolde krachten en het past in de geest van de overeenkomst dat Nederland het aangewezen land is, dat Indonesië hierin hulp verleent. Daarom is in art. 10 sub d voorgeschreven een regeling betreffende de bijstand, die het Koninkrijk der Nederlanden zal verlenen aan de Verenigde Staten van Indonesië, zolang deze niet of onvoldoende over eigen organen beschikken. Wij hopen, dat de Indonesische regering zich de vrijheid kan voorbehouden om een selectie toe te passen bij de personeelsvoorziening door Nederland. Wij hebben goede hoop, dat een democratische Verenigde Staten van Indonesië een grotere aantrekkingskracht zal bieden aan jonge vooruitstrevende Nederlanders.
Ook straks, wanneer, naar wij hopen, Linggadjati door Nederland en Indonesië zal zijn aanvaard, zal de strijd bij de verdere besprekingen voortduren. En evenals tevoren zullen wij ons vertrouwen blijven stellen in de goede trouw van onze Nederlandse vrienden.
Leiden, 10 December 1946
|
|