De Nieuwe Stem. Jaargang 2
(1947)– [tijdschrift] Nieuwe Stem, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 1]
| |
Linggadjati
| |
[pagina 2]
| |
de basis-overeenkomst is een staatkundige prestatie van de eerste orde. Degenen, die smalen, dat de Commissie Generaal niet anders heeft gedaan dan toegeven aan de meest extreme eisen van nationalistische zijde, bewijzen hiermede hun volkomen onkunde, hun volledig gebrek aan begrip van de werkelijke verhoudingen op Java en Sumatra. De bij vele Hollanders levende voorstelling is, dat de Republiek een concentratie is van de meest extreme elementen van de Javaanse en Sumatraanse wereld, die terreur oefenen over de grote massa der bevolking, welke de Nederlanders wèl goed gezind is, en als zij haar stem kon laten horen, niets liever zou willen dan weer onder Nederlands bestuur komen. De werkelijkheid is daarentegen, dat het bewuste deel van de Javaanse en Sumatraanse bevolking - of men de ogen richt op de godsdienstige leiders, de half-ontwikkelde stand van mantri's en klerken, de feodale adel of de gestudeerde bovenlaag - op weinig betekenende uitzonderingen na fel republikeins is, en voor een belangrijk deel veel verder zou willen gaan in de afwijzing van samenwerking met Nederland dan de regering der Repoeblik. De sluiting van de basis-overeenkomst is voor de Indonesische delegatie een even grote waag, als voor de Commissie Generaal - de elementen die haar van ‘landverraad’ beschuldigen zijn even sterk als de overeenkomstige krachten in Nederland. De instemming met de Verenigde Staten van Indonesië, waarvan de Republiek een deel zal uitmaken, en met een Unie onder de Nederlandse Kroon, zijn van Indonesische kant, psychologisch bezien, concessies, die het voor hun regering uiterst moeilijk zullen maken zich tegenover de diverse anti-Nederlandse of meer algemeen anti-Westerse stromingen te handhaven. Ook het verwijt dat Nederland deze beslissing slechts zou nemen onder buitenlandse druk, en dat het een kiezen is van de weg van de minste weerstand, snijdt geen hout. Ir. Schermerhorn heeft in blauwdruk gebracht een project voor een constructie, die bestand zou zijn tegen de tand des tijds. Terecht is hij ervan uitgegaan, dat een staatkundig gebouw, dat Nederland èn Indonesië omvat, slechts dan weer en wind zou kunnen verdragen, wanneer de nationalistische storm uit Oost-Azië volledig zou zijn opgevangen. Een bevrediging van nationalistische verlangens voor langere duur is de enige waarborg voor een samenwonen binnen één staatkundig | |
[pagina 3]
| |
gebouw op zodanige voet dat men tezamen kan proberen een huishouding op te zetten, zonder dat een der partijen doorlopend door het verlangen naar nòg groter vrijheid wordt afgeleid. Geheel afgezien van buitenlandse invloeden was het scheppen van een verhouding, die het vrijheidssentiment zó bevredigt, dat de ontwikkelde Indonesiër aan andere dingen dan aan vrijheid kan gaan denken, op den duur de enige mogelijkheid voor Nederland om in de Oost-Aziatische ontwikkeling mee te blijven doen. De in andere opzichten zo betreurenswaardige gang van zaken direct na de Japanse capitulatie heeft er toe bijgedragen, Nederland tenslotte bewust een keuze te laten doen, die de enige was welke voor een iets langere toekomst een hartelijke samenwerking tussen Nederlanders en Indonesiërs mogelijk maakt. Terecht heeft de Commissie Generaal er ook van afgezien door een ‘overgangsperiode’ met optie-vrijheid aan het eind, zoals zij het uitdrukt, een tijdbom te plaatsen onder het op te richten bouwwerk. Ruiken de nationalisten nòg grotere vrijheid in het verschiet, dan wordt weer alle aandacht op dàt moment en op dàt desideratum afgeleid, - en dan kan van economische en sociale opbouw weer niets komen. En zo zien wij, dat Ir. Schermerhorn zijn staatkundig ideaal van nuchterheid geleid door verbeeldingskracht in practijk heeft kunnen brengen. Men voelt de vraag in zich opkomen of deze in Nederland zo zeldzame gave van staatkundige constructieve bekwaamheid niet in verband staat met de natuurwetenschappelijke opleiding van den voorzitter der Commissie Generaal - of er na de débâcle over de gehele wereld van het regeren door klassiek opgeleide juristen niet alle reden is om de leiding der politieke zaken aan technici toe te vertrouwen - maar, kijkt men wat verder, dan ziet men dat ook onder de Nederlandse technici de politieke bouwers en figuren die sociaal begrip bezitten, uiterst schaars zijn - aan de opleiding van technici ontbreekt evenzeer sociologische scholing als aan de opleiding van juristen de ontwikkeling van de zin voor ordening en voor de sociale consequenties van de vooruitgang der techniek. Het zou trouwens onbillijk zijn, alle eer van het werk der Commissie Generaal uitsluitend op rekening te schrijven van den voorzitter - en even onbillijk zou het zijn, alle eer van de basis- | |
[pagina 4]
| |
overeenkomst uitsluitend op rekening te schrijven van de Commissie Generaal. Ook de Indonesische delegatie verdient alle lof voor het prachtige werk door haar geleverd, en verslagen van welingelichte zijde van het werk der Indonesiërs doen onze bewondering voor figuren als Sjahrir en Sjarifoedin en evenzeer voor de andere leden der Indonesische delegatie stijgen. De grote eerlijkheid welke de besprekingen van beide zijden heeft gekenmerkt, doet de oppervlakkige gelijkenis van de huidige toestand met de Compagniestijd, toen eveneens telkens weer tussen Nederlanders en Indonesiërs onder oorlogsbedreiging werd onderhandeld, volkomen op de achtergrond komen. Linggadjati is niet een overeenkomst als een van die vele contracten met Indonesische vorsten uit de 17de en 18de eeuw, waarbij de partijen trachtten elkander doorlopend te slim af te wezen. Dat wil zeggen: voorzover het gaat om de bedoelingen van de onderhandelaars zelf. Richten wij onze blik naar de talrijke andere krachten, die in deze Indonesische kwestie een rol spelen, dan mogen wij ons vertrouwen in de waarachtigheid van goede bedoelingen en de oprechtheid van toezeggingen bepaald niet hoog stellen. En dan vervalt elke reden voor het optimisme, dat men op grond van mijn éloges op de basis-overeenkomst van zo even mocht verwachten. Lukt het de Commissie Generaal een overeenkomst te sluiten, dan beginnen pas de grote moeilijkheden, schreef ik in ‘De laatste kans’. Deze voorspelling is ten volle bewaarheid - er behoefde trouwens weinig fantasie toe, om deze voorspelling te kunnen doen. Had de wapenstilstand, onmiddellijk na het sluiten, een uitgesproken appaiserende werking, kwamen verschillende fronten tot rust, verliep de overname van de Engelsen van het commando in Palembang tegen de verwachting zonder incidenten van betekenis, werd de watertoevoer van Soerabaja door de Republiek geregeld - sedertdien worden de incidenten weer steeds talrijker, de verliescijfers van de Nederlandse strijdkrachten krijgen weer een onrustbarend karakter, op allerlei fronten vinden weer schermutselingen en gevechten plaats. Trouwens de Commissie Generaal had niet anders verwacht dan dat de wapenstilstand slechts tijdelijke verlichting zou brengen, voldoende om de sfeer voor het totstandbrengen der overeenkomst te scheppen. En het is nog zeer de vraag, of na de definitieve ondertekening der overeenkomst men | |
[pagina 5]
| |
er in zal slagen de strijd definitief tot een einde te brengen. De actie van de tegenstanders van Linggadjati is in de afgelopen weken van dien aard geweest, dat men sterk mag betwijfelen, of aan een te goeder trouw uitvoeren der overeenkomst door de Nederlandse autoriteiten, ambtenaren en militairen in Indonesië, valt te denken. Een overeenkomstige twijfel is gerechtvaardigd ten opzichte van de Indonesische instanties, gezien de reacties in Indonesische legerkringen en de houding van een partij als de Masjoemi. Naast de buitenlandse krachten, die de totstandkoming der overeenkomst toejuichen, zijn er stellig ook, die haar ten zeerste betreuren - er zijn verschillende kapers op de kust, die liever een volledig vrij Indonesië hadden gezien, en de Nederlandse vinger in de pap een belemmering achten voor hun commerciële of imperialistische belangen. Deze krachten zullen blijven wroeten om de samenwerking tussen Nederland en Indonesië toch nog te torpederen. Van Nederlandse zijde zullen er zeker voorstanders van Linggadjati zijn, die er voordeel in zien door een ruim gebaar de buitenlandse aandacht van Indonesië af te wenden, en daarna door een saboteren der overeenkomst op goedkoper wijze hun doel te bereiken dan zij het nú met een koloniale oorlog zouden kunnen klaarspelen. Een belangrijk deel van het Nederlandse zakenleven is zózeer gekant tegen Linggadjati, dat de kans bestaat dat men van verdere investeringen in Indonesië zal afzien - en ook daarmee is het doel van Linggadjati getorpedeerd. Eveneens, wanneer Nederlandse krachten zich door het lawaai om Linggadjati van een werkkring in Indonesië op grote schaal zouden laten afschrikken. Mocht het Nederlandse zakenleven wèl in Indonesië geïnteresseerd blijven, mocht de Partij van de Vrijheid straks tot andere gedachten komen, dan is het gevaar weer aanwezig dat de basis-overeenkomst zou leiden tot een verhouding die Nederlands economisch overwicht zózeer bevestigt, dat Indonesië voor een ontplooiing van economische vrijheid niet voldoende speelruimte krijgt. Het politieke vraagstuk was zó primair, dat de economische vraagstukken in de basis-overeenkomst terecht vrijwel geheel buiten beschouwing zijn gelaten. Maar het grote gevaar ontstaat daardoor dat de uitbouw der overeenkomst in economische zin en de uitvoering daarvan | |
[pagina 6]
| |
Indonesië in een positie zal brengen, welke haar politieke vrijheid laat verwerven ten koste van de zo gewenste vrije ontplooiing der economische krachten. En ook het besef van gemis van economische vrijheid zal het nieuwe bouwwerk spoedig ondermijnen. Ook van Indonesische zijde bestaan geen voldoende waarborgen voor een verdere arbeid in de geest van Linggadjati. Wie zegt, dat de Republiek niet op een gegeven moment overstag gaat en de overeengekomen structuur tóch afwijst? Wie waarborgt dat allerlei instanties zich aan de overeenkomst zullen houden? Dit ligt niet aan Linggadjati. Linggadjati was onder deze omstandigheden het enig bereikbare, dat nog enige kans gaf op een verder samengaan. Maar dit samengaan is uiterst moeilijk, als de stuurlieden, Schermerhorn en Sjahrir, elkaar elk van hun boot uit de hand reiken, terwijl de roeiers in beide boten proberen elk een tegenovergestelde kant uit te roeien, of elkaar zelfs nu en dan pogen te rammen. Schermerhorn en Sjahrir vertegenwoordigen elk in hun land vrijwel de uiterste vleugel, de groepen die het meest naar samenwerking haken. Maar beiden hebben te maken met volkeren waarbij de gemiddelde zin voor samenwerking veel geringer is dan de hunne. De stuurlieden weten wat zij willen; dat geeft hoop. Zij sturen beiden naar hetzelfde doel. Er zijn nog steeds omstandigheden die de recalcitrante roeiers dwingen, in hun koers niet te ver van de stuurlieden af te wijken. Nederland heeft nog altijd de kans te tonen dat het in staat is op de prikkel der historie te reageren. De Commissie Generaal heeft een prachtig voorbeeld gegeven. Maar het is een uiterst gevaarlijke situatie waarin men nog lange tijd, als het op zijn best loopt, telkens weer zal moeten zeggen: Nederland hééft nog een kans. Dat men dit nú nog mag zeggen, dat de Nederlandse partijen en groeperingen elkaar nog over een overeenkomst en de uitvoering daarvan in de haren kúnnen zitten, is de winst van Linggadjati.
Leiden, 20 December 1946 |
|