De Nieuwe Stem. Jaargang 1
(1946)– [tijdschrift] Nieuwe Stem, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 732]
| ||||||||||||||
Verbond van wetenschappelijke onderzoekersReeds lang en in het bijzonder tijdens en kort na de tweede wereldoorlog bestond in vele wetenschappelijke kringen in Nederland de behoefte aan een ‘verbond’, dat zich ten doel stelt tot de oplossing van het probleem ‘Wetenschap en Maatschappij’ zoveel bij te dragen als door onderling samenwerken in het vermogen der wetenschappelijke onderzoekers ligt. Na een uitgebreid contact tussen onderzoekers van practisch alle wetenschappelijke richtingen, zowel uit universitaire kringen als uit de industrie, is op 13 Juli 1946 te Utrecht opgericht het ‘Verbond van Wetenschappelijke Onderzoekers’ op basis van de volgende beginselverklaring, waarin is getracht alle gecorreleerde aspecten van de doelstelling weer te geven:
| ||||||||||||||
[pagina 733]
| ||||||||||||||
Uit de beginselverklaring blijkt, dat het Verbond een geheel complex van doelstellingen heeft en zich niet tot een streven in engere zin beperkt. Het ware bijvoorbeeld ook denkbaar, dat het doelmatiger zou zijn verschillende organisaties en vereenigingen op te richten, die zich ieder slechts een bepaald onderdeel van de beginselverklaring tot doel stellen. Dat deze laatste werkwijze niet gekozen is, is een gevolg van het feit, dat de verschillende doelstellingen, hoe weinig zij misschien op het eerste gezicht verwant schijnen, toch zó nauw met elkaar verbonden zijn, dat als men tracht een vraagstuk, dat met een der doelstellingen verband houdt, op te lossen, dit slechts mogelijk blijkt indien men ook voor de andere met de beginselverklaring samenhangende problemen een oplossing vindt. Het bindende element is steeds, dat al deze vraagstukken onderdelen zijn van het grote probleem ‘Verhouding van Wetenschap en Maatschappij’. Zo is bijvoorbeeld enerzijds het belang van het wetenschappelijk onderzoek voor de samenleving mede afhankelijk van het verantwoordelijkheidsgevoel van den onderzoeker en de ontwikkeling van het wetenschappelijk onderzoek, terwijl anderzijds de normen voor de economische positie van de onderzoekers gedragen worden door de plaats, die het wetenschappelijk onderzoek in de samenleving inneemt. Dat het Verbond onderzoekers van alle wetenschappelijke richtingen moet verenigen, is wel duidelijk, daar door de doelstellingen de ondeelbaarheid van de wetenschap zo sterk op de voorgrond treedt. Vele deskundigen schrijven - en onzes inziens terecht - een groot deel van de problemen van onze tijd toe aan de onevenwichtige ontwikkeling van de verschillende takken van wetenschap. Het is daarom noodzakelijk dat het Verbond binnen het kader van ‘de grootst mogelijke ontplooiing van het wetenschappelijk onderzoek’ de samenwerking tussen de onderzoekers van de verschillende wetenschappelijke richtingen krachtig tracht te bevorderen. In dit verband moet vooral veel verwacht worden van een samenwerking van de A- met de B-faculteiten. Terwijl namelijk enerzijds door de snelle ontwikkeling van de exacte wetenschappen de onderzoekers der B-faculteiten zich bewust geworden zijn van de grote mogelijkheden en gevaren, welke deze ontwikkeling voor de samenleving heeft, zijn juist de onderzoekers van de A-faculteiten door hun opleiding en positie in staat om te bewerkstelligen, dat de grote potentiele macht, die de exacte wetenschappen bevatten, ook inderdaad en alleen ten goede wordt gebruikt. | ||||||||||||||
2De oprichting van het V.W.O. was reeds voorafgegaan door het stichten van dergelijke organisaties in verschillende andere landen en zal zeker ook door het oprichten van nieuwe organisaties in het buitenland nog worden gevolgd. Het V.W.O. is spontaan ontstaan omdat de onder- | ||||||||||||||
[pagina 734]
| ||||||||||||||
zoekers in Nederland er rijp voor waren. Toen de eerste contacten tussen de initiatiefnemers werden opgenomen, was hun namelijk over de ontwikkeling in het buitenland nog niets bekend. Wel heeft men later de andere organisaties bestudeerd en hierdoor veel geleerd - zonder nochtans in ‘copieren’ te vervallen - terwijl er reeds een begin is gemaakt met de samenwerking tussen deze organisaties en het V.W.O., welke van zoveel belang moet worden geacht. Op 20 en 21 Juli j.l. is er namelijk in Engeland een conferentie gehouden onder auspicien van de Association of Scientific Workers, waarop aanwezig waren vertegenwoordigers van de Amerikaanse, Australische, Britse, Canadese en Zuid-Afrikaanse Association of Scientific Workers; van de betreffende organisatie in China en van de Association de Travailleurs Scientifiques (Frankrijk); verder van de Institution of Professional Civil Servants en de Association of University Teachers (Groot-Brittannië); het V.W.O.; de wetenschappelijke afdeling van de Unie van Poolse Docenten; de Federation of American Scientists en waarnemers van België, Tchecho-Slowakije, Denemarken, India, Noorwegen, Republikeins Spanje en van de Natural Sciences Section van de Unesco. Delegaties van de New-Zeeland A.Sc. W., de Unie van Instellingen van Hoger Onderwijs (U.S.S.R.), van de Vereniging tot Herstel der Wetenschap (Griekenland) en van de Union of Office and Professional Workers of America (Scientific Section) waren uitgenodigd, doch konden niet aanwezig zijn. Op deze conferentie heeft men opgericht de World Federation of Scientific Workers (W.F.Sc.W.), waarbij de Vice-Voorzitter van het V.W.O., Prof. Dr. L. Rosenfeld, in het hoofdbestuur werd gekozen, dat als volgt is samengesteld:
Niet alleen echter zal het V.W.O. samenwerken met soortgelijke orga- | ||||||||||||||
[pagina 735]
| ||||||||||||||
nisaties in het buitenland, maar ook zoekt het nauwe samenwerking in Nederland, o.a. met de wetenschappelijke verenigingen, waarmede reeds een begin is gemaakt. Het V.W.O. wil echter geen federatie van dergelijke verenigingen zijn, daar dit wegens de ongelijksoortigheid van de wetenschappelijke verenigingen en het Verbond is uitgesloten en daar het lidmaatschap van het V.W.O. een persoonlijk getuigenis dient te zijn. Uit dien hoofde kunnen ook alleen natuurlijke personen tot het lidmaatschap worden toegelaten. Het Verbond kent gewone-, student- en ereleden. Gewone leden kunnen zij zijn, die het doctoraal of daarmede gelijk te stellen examen hebben afgelegd en bovendien door hun functie aan instellingen van hoger onderwijs, bij de industrie of anderszins, als wetenschappelijke onderzoekers in de ruimste zin des woords zijn te beschouwen. Ook bestaat de mogelijkheid hen, die één der bovenstaande examens niet hebben afgelegd, doch die door hun werkzaamheid en ervaring gelijkgesteld kunnen worden met bovengenoemde categorie en die door hun belangstelling voor de wetenschap en de samenleving instemmen met het doel van het Verbond, als lid toe te laten. Studentleden kunnen zij zijn, die een opleiding genieten aan een instelling voor hoger onderwijs. Hieronder volgen nog enige programmapunten van het V.W.O., die reeds bij de oprichtingsvergadering als urgent werden gezien:
| ||||||||||||||
4
| ||||||||||||||
[pagina 736]
| ||||||||||||||
Het algemeen bestuur werd op de oprichtingsvergadering als volgt samengesteld:
| ||||||||||||||
[binnenkant achterplat]
| ||||||||||||||
Aan dit nummer werkten mee:
|
|