De Nieuwe Stem. Jaargang 1
(1946)– [tijdschrift] Nieuwe Stem, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 503]
| |
De hondenzaak
| |
[pagina 504]
| |
en gaf zijn geweer over aan Lahani, die naar buiten kwam en de hond een kogel door de kop joeg, waarop de kinderen hem wegsleepten. Eli moest over het bloedspoor heenstappen. Thuis liet ze de honden roepen en aan de ketting leggen. Er waren er negen. Niet gewend om vast te liggen, gingen ze ontzettend te keer. Ze lagen achter Simons huis, niemand sliep die nacht. Ook Bouts niet, troostte Eli zich de volgende dag, toen ze, slaperig en nerveus, zich, met veel water uit een koele mandibak geschept, trachtte te cureren. Nog die zelfde morgen stuurde ze Simon met alle honden naar Batoe Besar, maar 's middags was hij alweer terug. Bas en Faroka, de beide beste jachthonden, hadden zich losgerukt en waren naar Way Batoe teruggelopen. Ze kwamen veilig door de kampong heen en langs Bouts huis en werden achter bij de put opnieuw vastgelegd.
's Middags lukte het Eli te slapen. 's Avonds zat ze voor en probeerde te lezen. De twee honden gingen bezeten te keer, honderd meter verder gaf Bruno het antwoord. Eli stond op en riep Simon om de honden maar voor vast te leggen. Maria was net uit de kampong thuis gekomen en vertelde, dat Watib, de grote hond van Jozef, door de politie was aangeschoten. Hij had zich de zee ingesleept, was op het grote rif neergevallen en had daar de hele middag liggen huilen tot hij met de vloed verdronken was. Jozef had met een prauw geprobeerd hem er af te halen, maar het dier had in zijn doodsangst naar hem gebeten. Eli voelde haar nerveuse angst toenemen. Ze lag in de voorgalerij in twee stoelen. De honden hadden hun koppen in haar schoot gelegd, als ze met ze sprak werden ze stil. Morgen moet ik maar naar Batoe Besar gaan, dan kan ik zelf op de honden passen, dacht ze. Als Bouts nog een van de honden te pakken krijgt, kan ik mij zelf niet meer remmen. Het is beter te vluchten. Ik weet immers toch wel dat ik bang voor Bouts ben. Ik ben bang voor dezen dronkenman, wien alle macht gegeven is. Ik vlucht naar Batoe Besar, omdat ik veiliger ben tussen mijn koelies, dan in mijn huis naast dat van den bestuursambtenaar. Ze smeet haar sigaret weg en zag op de klok dat het half elf was. In Simons huis waren de lichten uit. Ze sloeg een muskiet dood. Het was tijd om naar bed te gaan en in ieder geval waren er | |
[pagina 505]
| |
achter de klamboe geen muskieten. Ze begon te sluiten, zich dwingend niet toe te geven aan haar oncontroleerbare angst, naar de deuren te hollen en ze snel te grendelen. Ze bracht beide honden terug naar de put en maakte ze daar vast. Toen draaide ze de grote lamp uit en nam de kleine mee naar de slaapkamer. Terwijl ze zich uitkleedde, gingen de honden opnieuw wild te keer, huilend met doordringende, gerekte jammerlijke halen. Hoewel het nog heel warm was, rilde ze van nervositeit. Ze trok een kimono aan en ging naar de badkamer. Achter gekomen zag ze dat Bouts de grote lamp uit de pasangrahan (die hij altijd in zijn voorgalerij gebruikte) voor zijn keuken gehangen had. Bouts zelf kwam de goedang uit met zijn mauser in de hand. Eli bukte zich en zette haar lamp in de badkamer neer. Op dat ogenblik vielen vlak achter elkaar twee schoten. De honden bij de put naast de badkamer huilden waanzinnig. Een wilde flakkerende angst sloeg door Eli heen. Hij schiet, dacht ze, O God, nu schiet hij. Ik wist wel dat ik hem doden moest voor hij het mij zou doen. Ze zat gehurkt achter de cementenbak en huilde. Later, maar hoeveel later?, hoorde ze Bouts praten met de oppas. Ze rees met moeite overeind en leunde tegen de wand. Toen gooide ze water langs haar koortsig gloeiend gezicht. Ze begreep dat Bouts, razend geworden door het doordringende gehuil van de honden, op ze geschoten had. Ze voelde nu ook weer de beten van de muskieten en de spierpijn in haar knieën. Buiten brandde nog steeds de grote lamp. Ze zag Bruno opspringen aan zijn ketting, maar Bouts was weg. Toen kwam Raro en draaide het ventiel van de lamp open, die langzaam leeg liep. Eli zat in de donkere achtergalerij en huilde. Ze was doodmoe en bang, zonder reserve. Bouts is gek en ik word het. Natuurlijk heeft hij alleen op de honden geschoten, wat erg genoeg is. Honden die op mijn erf liggen achter mijn huis en dat met een mauser, die zo'n doordringingsvermogen heeft. Die kleine mauserkogels slaan door vier gabagabawanden heen. Ik moet wat doen. Morgen kan ik dit niet zo door laten gaan. Ze haalde haar sigaretten en stak er een op. Na een paar halen voelde ze zich iets beter. Binnen sloeg een klok elf uur. De kampong was donker. Ze dacht, misschien is de dokter nog op en kan hij | |
[pagina 506]
| |
mij een slaapmiddel geven. In ieder geval moet ik het iemand vertellen. Ze kleedde zich weer aan. Terwijl ze binnen was, begonnen de honden opnieuw te huilen. Ze nam ze mee om voor het huis vast te binden, bedacht zich toen, dat daar een enkele maal krokodillensporen gezien werden en sloot ze in de slaapkamer op. Achter het slingerende licht van haar center holde ze naar de kampong.
Soedarmo en zijn vrouw zaten in de achtergalerij. - Gelukkig dat U beiden nog wakker bent, zei ze. - Mijn man is net terug van een bevalling, zei Tjitjih. Ze presenteerde djeroek en kroepoekjes, alsof het bezoektijd was, wat kalmerend op Eli werkte. Ze knabbelden op de kroepoek en spraken over de kinderen, de Soedarmo's hadden er drie. Het werd bij twaalven. Eli zei opeens: - Ik geloof dat Bouts helemaal gek wordt. Hij heeft een uur geleden op mijn honden geschoten, die vlak achter mijn huis bij de put vast lagen. Wat doe ik tegen zo iets. - Aanklagen, zei Tjitjih fel. Darmo grinnikte. - Aanklagen, bij de inspecteur van politie, zijn ondergeschikte. Hoe is het precies gebeurd? Eli vertelde. Het maakte haar duizelig opgewonden. Zo is het ongeveer zei ze. Misschien niet helemaal precies. Ik kan mijn gedachten en angsten niet meer scheiden. Het is onuitsprekelijk vermoeiend, de hele dag je zelf te bewijzen, dat je niet gek bent. - Wat gaat U doen? - Nu nog? vroeg Soedarmo. Ze zag hen aan. Ze hadden beiden iets gretigs in hun gezichten gekregen. Hier was iemand die vechten zou en vechten kon. Van duizend beledigingen en kleineringen verwachtten ze nu een weinig voldoening. - Ja, nu nog, zei Eli. - Bouts is naar bed, nu ga ik naar Dollert toe, morgen heb ik die kans niet meer.
Ze stak de weg over. Er brandden lichten in de tangsie, maar de inspecteurswoning was geheel donker. Ze klopte aan het slaapkamerraam. - Inspecteur Dollert, ik ben Mevrouw Hilligens, het spijt mij dat | |
[pagina 507]
| |
ik U moet wakker maken, maar ik moet U noodzakelijk spreken. Dollert zei zonder verwondering: - Ik kom zo Mevrouw. Vijf minuten later draaide hij de voordeur open. Hij droeg een kleine lamp. Ze zag dat hij boven zijn pyamabroek het jasje gebruikte van zijn witte uniform. Ze kende hem nauwelijks. Hij was nog geen jaar op Hoelah, was gauw genoeg op de hoogte geweest van de situatie en had alle omgang, die zijn chef niet aangenaam was vermeden, gelijk het een tactvol ambtenaar betaamde. Zelfs voor een West-Indiër was hij heel donker en heel lang. Zijn verschijning in de bont gestreepte pyamabroek en de witte uniformjas was bijna grotesk. Eli dacht: alleen in zijn uniform durft hij mij te woord staan. Zonder dat symbool is hij hulpeloos, maar dat is hij zich niet bewust, anders had hij de moeite genomen ook een andere broek aan te trekken. - Ik wil een aanklacht indienen tegen Mijnheer Bouts. - Tegen mijnheer Bouts, herhaalde hij overrompeld. - Mijnheer Bouts heeft vannacht op de honden geschoten, die op mijn erf vast lagen. - Heeft U dat gezien en zijn daar getuigen bij geweest? - Neen, zei ze. - Laat ik U vertellen hoe het gebeurd is. Hij nodigde haar binnen, draaide de lamp hoger, wees haar een stoel en ging zelf ook zitten. Zijn gezicht bleef buiten de zwakke lichtcirkel, Eli schoof iets naar achteren, zodat hun posities gelijk werden. Ze vertelde, zich dwingend tot een zakelijk relaas. Hij hoorde aandachtig toe. Toen ze uitverteld was, zei hij: - U doet heus beter hier geen aanklacht van te maken. U heeft hem niet zien schieten en er zijn bovendien geen getuigen. Schrijft U morgen een briefje aan den heer Bouts. - Dat is uitgesloten sinds een brief ongeopend en ongelezen door hem werd teruggestuurd. - Gaat U dan zelf naar hem toe. Ze zei alleen: - Weet U werkelijk dan zo weinig van de verhoudingen op Way Batoe af? Hij antwoordde niet op de vraag, zei alleen: - Maar laat ik dan voor U naar mijnheer Bouts gaan en met hem praten. Hij boog zich een weinig naar voren. Ogen en gezicht waren als de stem vlak en zonder emotie. | |
[pagina 508]
| |
Toch haatte hij Bouts nog feller dan de dokter, wist ze instinctief. Hij is bang voor de ambtelijke verwikkelingen en zijn angst is groter dan zijn haat. Wat een pracht gelegenheid geef ik hem hier om zijn chef te attaqueren, maar hij stelt zijn conduitestaat boven die voldoening. Ze zag recht in het donkere onintelligente gelaat. Het was zonder haat en zonder angst, zwart en uitgedoofd. Ze stond op en dacht, misschien beheerst hij zich beter dan de dokter. Ze zei correct: - Ik dank U wel voor Uw aanbod, maar kan dat niet aannemen en wil U nu niet langer ophouden. Hoe laat mag ik morgen op Uw kantoor komen? - Om acht uur, Mevrouw. Hij lichtte haar bij tot de weg.
De dokter en zijn vrouw zaten als te voren. Eli kreeg stroop en kroepoek en deed uitvoerig haar verhaal. Daarna brachten ze haar samen de weg af. Voor de bocht hoorde ze René huilen, boven het janken van de honden uit. Maria zat bij het kind. Eli sprak eerst de honden toe en daarna haar zoon, slikte een slaaptablet en werd wakker toen het dag was. Ze voelde zich onhelder en bezwaard. Een grijze zee, nog een weinig nachtelijk, sloeg tegen de riffen, maar op de overzijde van de baai scheen de zon op de mangrovebossen van Way Soeroeh, die dichterbij leken en liefelijk als parkachtige bossages. Ze stond rillend en slaperig in de kille morgenwind. Hoe onaangenaam ook, alleen veel koud water kon haar weer helder maken. Ze trok haar badpak aan en huiverend, haar ogen op de zonbeschenen bossen aan de overkant liep ze op een draf naar het strand. Languit liggend, zich vastklemmend aan de rand van het rif, liet ze de golven slaap en moeiheid wegslaan. Het water van de put dat Maria daarna over haar heen goot, was ijskoud. Ze wreef zich na met de grofste handdoek en in Hajo's dikke badjas dronk ze de hete koffie en at oebie in de as gepoft en met zout bestrooid. De honden legden de koppen in haar schoot, ze deelde haar resten oebie op en streelde hun hals en rug. Toen ze merkte dat haar handen kleverig werden ontdekte ze de wond op Bas' rug, een lange streep, die gedeeltelijk alleen het haar uitgerukt had, gedeeltelijk ook het vlees bloedend had opengehaald. - Bas, zei ze verrukt, - is dit misschien een schampschot, de interessante verwonding uit alle prullerige avonturenromans. | |
[pagina 509]
| |
Ze riep er Maria bij, Simon, Bendja en Josoah, maar niemand kon uitsluitsel geven of dit nu een kogelwond was of een haal van het prikkeldraad. Ondanks dit stimuleerde de ontdekking haar nog meer dan het zeebad. Ze kleedde zich zorgvuldig als op een bootdag, met poeder en rouge en kousen aan. Ze nam Bendja mee om Bas aan de ketting vast te houden. Ze voelde zich een weinig opgewonden, helder en slagvaardig en ging strijdlustig op weg. Achter het huis van Bouts renden de tweelingen nog in hun nachtkleren met de geiten over het bleekveld. Bouts zelf stond bij de bijgebouwen en gaf hikkend over, een nerveuse kwaal van iedere morgen, waar de kampong moppen over tapte. Toen hij haar langs zag komen, ging hij het huis weer in.
De inspecteur was nog niet op kantoor, hoewel het al acht uur had geslagen. Eli deed navraag naar hem, liep de tangsie weer uit en ontmoette hem op het voorerf van het B.B.-kantoor, dat hij net verliet. Hij heeft instructies willen halen, dacht ze triomfantelijk, maar Bouts is laat en ik ben vroeger. Ze groetten elkaar en Eli zei: - Ik heb mijn hond meegebracht, die vanmorgen een wond op zijn rug vertoonde, waarvan ik graag zou willen weten of een kogel daar geschampt heeft. Wilt U misschien even kijken? De inspecteur bleef staan. - Bijt hij? - Ik heb de mensen wel horen zeggen, dat Bas de gevaarlijkste hond van de kampong is, maar ik geloof dat niet. Op drie meter afstand bleef hij staan en keek in de richting van de hond. - Bendja kan hem meenemen naar Uw kantoor, dan kunt U hem daar rustig bekijken. - Het hoeft niet, ik heb hem al gezien. Laat hem maar naar huis brengen. - Poelang sadja, BendjaGa naar voetnoot1), zei Eli laconiek. Op het grote voorplein van de tangsie stonden de oleanders meer dan drie meter hoog, overvloedig bloesemend als enorme roze bouquetten. Ze zaten tegenover elkaar in het kleine donker geteerde kantoor. Dollert presenteerde een sigaret en haalde zijn schrijfmachine. Ze zag voor het eerst dat de | |
[pagina 510]
| |
binnenzijde van zijn handen veel lichter gekleurd waren, bijna rozeachtig. Het gaf een gevoel van lichamelijk onbehagen. - Waar wordt deze aanklacht voorgebracht? - Bij de Magistraat te Way Batoe. - Maar is mijnheer Bouts dat dan niet. - Ja, dat is mijnheer Bouts. - Maar hoe kan mijnheer Bouts in een zaak optreden tegen mijnheer Bouts? Hij zag haar aan, schichtig of hij liever ontvluchten wilde, toen zei hij snel: - Er is mijnheer Bouts particulier en mijnheer Bouts de Gezaghebber. - Ja dat weet ik. Mijnheer Bouts, Hoofd van het Plaatselijk Bestuur en Magistraat, beslist dus of er rechtsingang kan worden verleend tegen den heer Bouts particulier en aangeklaagde. In hoever is dit echter mogelijk? Alleen haar ogen spotten, de stem was beheerst. De inspecteur voelde zich onrustig en zei ambtelijk strak: - Ik weet dit niet. Mijn werk bepaalt zich alleen tot het leiden van het onderzoek en het doorgeven van de stukken van den Magistraat. Hij schoof papier in de schrijfmachine en begon te tikken: - Op heden Dinsdag, den zestienden Januari negentien honderd negen en dertig, des voormiddags half negen, verscheen voor mij Eduard, Charles, Emile Dollert, inspecteur van politie eerste klas... De bekende aanhef van het procesverbaal, de officiële taal, de uniforme formulering gaven hem de ruggesteun, die bij behoefde. Eli sprak te rad en te snel, in een luchtige schertsende aanval. - Wilt U antwoorden op mijn vragen? Ze dacht, dit is de toon tegen de nette soort verdachten in gebruik. Hij tikte haar namen en geboortedatum en vroeg toen: - Hoe laat ging U gisteren naar de bijgebouwen? - Een minuut of tien over half elf. - Waar lagen de honden? - Bij de put. Hij liet haar een overzichtstekening maken van het terrein. - Waren Uw honden rustig? - Nee, juist bijzonder onrustig. Sinds mijnheer Bouts op de honden laat schieten, liggen ze vast en dat zijn ze niet gewend. | |
[pagina 511]
| |
- Uw honden mogen de buren geen overlast aandoen, daar kunt U verantwoordelijk voor gesteld worden. - Dat weet ik. Maar volgens welke verordening heeft het Hoofd van het Plaatselijk Bestuur het recht de honden neer te schieten of te laten neerschieten? Hij haalde de schouders op. - Mag mijnheer Bouts daarbij gebruik maken van een gevaarlijk vuurwapen? Vindt U het niet gevaarlijk dat in de bebouwde kom der gemeente met een mauser wordt geschoten, al is het dan een mauser van klein kaliber. Weer haalde hij de schouders op. - Mijnheer Bouts legt zijn eigen hond aan een paal vast, vermoedelijk met het voornemen om de honden die op haar afkomen neer te schieten. Aangenomen dat het Hoofd van het Plaatselijk Bestuur het recht heeft honden neer te schieten, heeft hij dan ook het recht zijn eigen hond als lokmiddel te gebruiken. En welke honden komen in aanmerking om doodgeschoten te worden? - Alle honden die loslopen. Ze zei vriendelijk: - Welke gedragslijn raadt U mij aan. Mijn honden los te laten en dan dood te laten schieten of ze vast te houden en een bekeuring te krijgen wegens burengerucht? Weer haalde hij de schouders op. Hij dacht, ik moet haar vooral niet meer aan het woord laten. Korte vragen stellen en zelf weinig zeggen, dat is het beste. Hij las de aanhef van het procesverbaal over. - Uw honden waren dus onrustig omdat ze aan de ketting lagen. Hoever schat U de plaats waar de honden lagen af van de plaats waar de heer Bouts stond? Vraag voor vraag ging het verhoor verder. Driemaal staken ze nieuwe sigaretten op. De zon rees uit boven het dak van de grote slaaploods, het licht in het kleine kantoor werd wit en schel. Aan het eind schoof Dollert zijn stoel naar achteren en zei zichtbaar opgelucht: - Weet U dat deze aanklacht zeer zwak staat, dat geen enkele officier van Justitie hierop rechtsingang zal verlenen. U heeft niet gezien dat mijnheer Bouts in Uw richting schoot. U heeft hem alleen met het geweer in de hand zien staan en de schoten gehoord. Hij kan immers best in de lucht op vleermuizen geschoten hebben. - En de wond op Bas' rug? | |
[pagina 512]
| |
- Dat is geen bewijs, die wond is niet deskundig onderzocht. - Maar U heeft hem bekeken. - Ik ben geen deskundige. - Waarom heeft U er dan de dokter niet bijgehaald? - Ook de dokter is niet deskundig! In de voorschriften staat, dat een veearts het onderzoek moet opgedragen worden. - Dat geldt vanzelfsprekend alleen voor Java. Bovendien, inzake wonden, ook bij dieren, is een dokter toch altijd meer deskundig dan de politie. Hoe voorzichtig ook geformuleerd, de opmerking was ontactvol, begreep ze, want hij herhaalde tot driemaal toe: - Dat weet ik nog zo net niet, langzaam en zeer nadrukkelijk en toen, - ik weet niets anders dan wat in mijn voorschriften staat. Ze zag hem aan. Het donkere gezicht was volkomen uitdrukkingsloos. Hij poseert met zijn domheid, dacht ze, dat is zijn enig wapen, waarmee hij mij de doortocht verspert en een aanval onmogelijk maakt. De inspecteur leunde achterover in zijn stoel. Hij voelde een zekere opluchting, die zijn uitdrukking vond in de houding van zijn hoofd. Hij was ook in het defensief, maar met de zekerheid der overwinning reeds een weinig minder op zijn hoede. Die houding werkte kalmerend op Eli's woede. Ze ging rechtop zitten, een gevoel dat Hajo inspiratie genoemd zou hebben, maakte haar woorden beslist en haar houding waardig. - Is hiermee het procesverbaal beëindigd? - U mag het overlezen. Hij draaide het laatste vel uit de schrijfmachine en reikte het haar over. Ze las. - Kan ik er nog iets aan toevoegen, vroeg ze toen. Zolang U nog niet getekend heeft ja. - Goed, wilt U er dan dit bijzetten: - Mevrouw Hilligens heeft sterk de indruk dat de heer inspecteur, mogelijk uit angst voor den heer Bouts, zijn onmiddellijke chef, haar alle verhelderende inlichtingen onthoudt en het onderzoek onvoldoende leidt. Zij concludeert dit onder meer uit de wijze waarop de heer inspecteur nalaat, ondanks haar dringend verzoek, haar bewijsmateriaal in de vorm van een wond op de rug van haar hond Bas deskundig te laten onderzoeken. | |
[pagina 513]
| |
- Wenst U er nog meer aan toe te voegen, vroeg hij de handen op de toetsen. - Dank U tot zover, antwoordde ze vriendelijk. Hij boodt haar zijn vulpen ter ondertekening aan en bracht haar het terrein over tot de poort. - Als U er nog op staat de hond door den dokter te laten onderzoeken kan dat alsnog gebeuren, zei hij plotseling. Ik zal dan de vereiste aanvraag voor U opmaken. Ze zei alleen: - Ik wil dit graag nog even in beraad houden, en ging recht door naar den dokter. - Niet verder aandringen, raadde Soedarmo. - De inspecteur is ambtelijk verplicht het door den aanklager te leveren bewijsmateriaal deskundig te laten onderzoeken. Vooral niet helpen zijn fouten weer goed te maken. |
|