De Nieuwe Stem. Jaargang 1
(1946)– [tijdschrift] Nieuwe Stem, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 157]
| |
Arbeidsvermogen van bewegingUw leden strekken zich in boomen
eindelijk uit.
Gij gaat in paarden vooruit
en kunt overal komen.
Uw stilte is toegenomen
met dit nieuwe geluid.
Wees voorzichtig, woorden, en wacht
tot alles volkomen sluit.
Deze materie is nog te zacht
voor de verbeeldingskracht.
| |
SextantMet de sextant van mijn gevoel,
(de stethoscoop van mijn verstand)
kan ik uw ligging nog bepalen
in de bewustelooze dalen
achter mijn denken, in een land
waarom de zee van het vergeten spoelt.
| |
[pagina 158]
| |
DossierIn mijn geheugenoverzichten
moet een staat verscholen liggen-
van uw toestand op het oogenblik.
Om alles beslissend door te lezen
is het noodig niets te wezen
dan een accountant, scherp en strikt.
| |
KlankbordTegen het klankbord van de nacht
bewegen nog uw woorden.
Al wat gij hebt gezegd
is blijven leven in accoorden,
die ik alleen in donker tref,
wanneer de stilten hooren,
die tusschen ons staan opgericht.
| |
AfspraakDe zomeravond en de dood zijn in de kamer
en ik ben diep gerust om dit.
Ik lig terzijde op mijn bed en adem
en langzaam nemen wij de dingen in bezit.
Hierop alleen blijven de oogen open:
of een van buitenaf de ramen vindt,
die zich zou voegen bij dit samenwonen,
alsof het afgesproken werd.
| |
[pagina 159]
| |
DualisGij kunt u nimmer overgeven
aan de verstomming, in mijn stem
staan uw stembanden aangedreven
van een aanhoudend jubelen.
Binnen elkander uitgebreid
ben ik de twee van ons voorheen,
verdubbeld tot een nieuw geheel:
leven en dood gelijkertijd.
| |
TransmissieStemmen, die in mijn bloed beginnen,
maken zich er uit los
om in de dunne zenuwen te zingen.
O gelukzaligheid, dien jubel af te dwingen
van knoop tot knoop, totdat hij zwevend wordt,
om ergens tegen haar te trillen,
die dan weer levend wordt.
| |
DrachtEr is een mensch in mij geweest,
en nu beweegt een doode zich
van strottenhoofd tot middenrif
en vindt een weg naar hiel en wreef;
stijgt in het ruggemerg omhoog;
hartkleppen laten uit en in
wat voortaan zonder ziel of zin
moet circuleeren in een boog
binnen het wezen dat ik ben,
als ik niet wederbaren kan
wat eenmaal buiten mij bewoog,
Dit is er de potentie van,
o lied, dat nimmer loog.
| |
[pagina 160]
| |
HechtingDe engelen hebben zich aan u gehecht
en gij zijt bijna onvindbaar meer.
De groote perspectieven van weleer
staan in mijn oogen, leeg en recht.
Blauwe zoeklichten van de ziel bij nacht
schuiven hun cirkel het geheugen door:
vleugels bewegen in het witte spoor;
overal is het vol van uw gezicht.
| |
OogstDat nimmermeer de dag ontvonke:
de nacht hangt vol met trossen donker.
O blauwe druiven van de dood,
tot in mijn handen neergezonken.
| |
BloeiIk bloei van binnen met de dood tot bloem,
wiedend het andere kruid, dat ik verdoem.
Ik voed haar met mijzelve, eenmaal zal
een graf met bloemen bloeien zonder tal.
|
|