De Nieuwe Stem. Jaargang 1(1946)– [tijdschrift] Nieuwe Stem, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 89] [p. 89] Verzen door Top Naeff October De ramen rillen heel den langen dag, De kamer is zoo stil, haast zonder leven. Het is, of de oude aarde staat te beven, Ademloos wachtend den genadeslag. Ik doe mijn best een boeiend boek te lezen, De letters lees ik, mij ontgaat de zin. De stilte vol beklemming spint mij in, Schrikbeelden komen voor mij opgerezen. Nog ver is 't groot geschut - de lafaard vreest - Maar vrienden en bekenden die daar wonen, Ginds, in die al bereikte helsche zône, Zweven, in doodsnood vluchtend, voor mijn geest. Dan scheurt de lucht met knetterende slagen Een kort alarm - het is alweer voorbij. Mijn hart zingt zacht een dooden-litanei, De stilte valt nòg moeilijker te dragen. In het plantsoen de laatste herfstsering. De dagen ijlen als verwarde droomen... Wij wachten lang tot de kanonnen komen. Wordt dit de vierde overwintering? - - - - - - - - - - - - - - - Terwijl de wereld in haar puin verzinkt, En wij niet weten waar we 't zoeken moeten, Daalt van Gods troon op strompelende voeten De kleine Vrede, bloedend en verminkt. 1944 [pagina 90] [p. 90] Ja, dàn... als eenmaal de allerlaatste binnen is... Save our souls! Er kunnen nog zóó velen komen Vóór 't hart, verminkt, zich sluit om de uitgeholde droomen, Wijl niets te winnen, niets meet te verliezen is. [pagina 91] [p. 91] Appèl De wereld vrij, maar wreeder nog dan in de dagen Toen de oorlog woedde, en het groote rookgordijn Voor ons verborg de laatste waarheid: het geheim Van dood en leven, toen ons onophoud'lijk vragen Bleef onbeantwoord, en wij zelf, den kop in 't zand Gestoken, heimelijk het ongewisse loofden, Den zegen van nog niet te weten hoeveel hoofden Er straks ontbreken zouden, wie in 't vaderland Weerkeeren, wie vermist, maar nog niet opgegeven - De harten thuis als in een daaglijks nauwer strop Als hield - een voetstap in de straat! - onze adem op Wellicht op Doods registers al stond ingeschreven. Het vuren is gestaakt, slagboomen weggeruimd. Bevrijding! Hoop en vrees over de grens gevlogen! Ondraag'lijk spant het uur, nu wij verwachten mogen. Duizenden keerden reeds, geen spoor wordt er verzuimd. En nogmaals duizenden... ‘Maar 't gaat om juist dien éénen. Heeft niemand hem ontmoet? Misschien zijn naam gehoord? Aan onderstaand adres schrijf met een enkel woord’. Colonnes trekken uit om bijstand te verlenen. De dagen tellen af, gestaag, als kraal op kraal Glijdt van den rozenkrans door vingeren, die beven. Eens komt de laatste ronde, appèl op dood en leven - Maar honderden zijn immers nog in 't hospitaal! Een stem zal uit den aether nieuwe namen lezen, En zie, daarginds de buurt als voor een vorst bevlagd Nu buurmans zoon repatrieerde onverwacht. Waarom voor uwen man, uw vriend het ergst te vreezen? - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - Vorige Volgende