‘Maman!, il est des folles, des monstres femelles.... chachées.... quelque part.... elles ont tiré sur moi,’
dan houdt hij vol, met krimpend hart, sidderend van pijn:
‘Ça m'est égal!.... Pas nous, les Français, pas nous!’
En wanneer dan de laatste, de opperste smartkreet, de doodskreet de ziel verscheurt:
‘Maman! je vais mourir, elles ont tué ton fils’....
dan aarzelt even het primitieve gevoel van vergelding, de diep-verborgen zucht naar wraak snerpt z'n schreeuw van verzet:
‘Mon enfant! mon petit.... mon adoré.... mon cher petit.... pardon! alors je....’
maar rillend huivert de wijde edelmoedigheid terug voor het monsterachtige woord en werpt de blinde wereld haar sublieme grootmoedigheid in het van haat en wraakzucht verwrongen gelaat, als een vlammend verwijt:
‘Mais non! Au drapeau! Au drapeau!....’
Bedenk, dat dit glanzende woord gesproken werd door een man, wiens ene zoon zwaar gewond in een hospitaal te worstelen lag met de dood, en wiens ander kind elk ogenblik kon neerstorten onder een vijandelike kogel. En tracht u even in te denken, hoe groot een menselikheid zich hier uitsprak....
* * *
In ‘Les nouveaux contes de la Maternelle’ is regel voor regel, bladzij na bladzij ditzelfde hart aan het woord. De verhalen zijn niet realisties in de gewone zin. Sommige zijn misschien niet eens waarschijnlik te achten. Maar wat een heerlik, rotsvast vertrouwen op de almacht der Goedheid! Wat een teder geloof in de onoverwinnelikheid van het naïeve vertrouwen van een onnozel kind, in de onweerstaanbaarheid van die zoete bede om liefde en bescherming van de kleine onterfden uit de pauperbuurt! De schrikbarende vroegrijpheid van deze Parijse kleuters is ons vreemd en sommigen misschien ongeloofwaardig, maar al was ze niet meer dan een voorwendsel, dan nog was ze als zodanig bewonderenswaardig om de kracht van liefde, die ze tot ontplooiïng brengt. Het zijn allemaal kleinigheden wellicht in de grote omspanning van het geweldige leven, maar elk van deze kleinigheden wordt groot, wordt bijna verheven doordat een wijde liefde haar glans er omheen breidt als een aureool van tedere menselikheid.... Het boek is als een vraag aan je geweten: ‘ben je wel goed genoeg? heb je wel genoeg liefde?’.... Zo is het ganse oeuvre van Frapié: een beroep op je hart ten bate van hen, die lijden.... Frapié is de dichter van de meest edelmoedige, onbaatzuchtige liefde. En hij is een hardnekkig man. Hij klopt zolang aan de poorten van je geweten tot je hem verstaat en je hart openzet, wijd en verlangend....
A.M. de Jong.