De Nieuwe Stem. Algemeen onafhankelijk maandblad der jongeren
(1918-1919)– [tijdschrift] Nieuwe Stem. Algemeen onafhankelijk maandblad der jongeren, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 306]
| |
Louis Couperus. Die Komödianten. Einzig berechtigte Ubersetzung von Else Orten. München, Georg Müller. Preis kartoniert 10 Mark.Keert de tijd van Ebers en Eckstein terug, toen de Duitse lezer romans las om zich zonder de inspannnig van een ernstige studie vertrouwd te maken met het leven in het oude Egypte en Rome? Anders kan ik mij niet voorstellen, waarom men juist deze kultuurgeschiedkundige taferelen uit de tijd van Domitianus uit het Hollands in het Duits vertaalde. Couperus, in het jaar 1861 in Den Haag geboren, is ook een jongere tijdgenoot van Ebers en Eckstein. Zijn palet vertoont weliswaar ietwat krachtiger kleuren, maar overigens is het dezelfde geschiedenis als met de Duitse vertegenwoordigers van de antikwariese roman. De hele vertelling heeft slechts dit ene doel: de lezer op aangename wijze aanschouwelik onderwijs in geschiedenis te geven. Hetzelfde alzo, wat een mensenleeftijd vroeger, alleen wat schoolmeesterachtiger, de Leipziger professor Wilhelm August Bekker met zijn ‘Gallus’ heeft nagestreefd. Deze keer zal het Romeinse Theaterleven aan het eind van de eerste eeuw na Kristus ons getoond worden. Ook hier is de op zichzelf nog al armoedige vertelling van de schone tweelingen, die in de theatertroep des heren Directeuren de verliefde rollen spelen, niet meer dan de rode draad, waaraan Couperus zelfgenoegzaam de paarlen rijgt van zijn oudheidkundige wetenschap over toneel en toneelspelers in het oude Rome. Al het overige, van de perverse dames van het keizerlike huis af, tot de bonte litteratorenwereld rond Tacitus, Plinius, Suetonius en Martialis, ja, zelfs de onheilspellende gestalte van keizer Domitianus, is slechts lege opsmuk. Maar hebben wij dan ten minste een echt zedenbeeld uit het Rome van Domitianus? Wie Petronius gelezen heeft, zal de beide knapen van de Hollander niet meer dan een medelijdend glimlachje wijden. In de hel van het keizerlike Rome, waar Eros en Priapus den toon aangaven, ging het niet zo zoet toe als in deze latijns aangestreken Hollandse theesalon. Edgar Steiger. * * *
Het is een beetje pijnlik voor je Hollands gevoel van eigenwaarde, een landgenoot, wat zeg ik, een hooggeacht, sterker, een beroemd landgenoot op deze kalme, hautaine manier te zien platslaan. Zo ongeveer als een vervelende jongen, die nou eindelik eens een pak voor z'n billen | |
[pagina 307]
| |
moet hebben en het dan ook krijgt, zonder veel vertoon van heftigheid, maar raak, degelik. Het Hollandse, beschaafde en vooral ontwikkelde publiek deelt in deze welverdiende afstraffing. Het slikt niet alleen blindelings alles wat de elegante heer Couperus het belieft voor te zetten, het likt hem zelfs met hemels rollende ogen de gelakstiefelde hielen, prijst hem groot, verdraagt zijn malle aanstellerij, z'n grove overdrijving, z'n salonfähige onbeschoftheden en het verheft zijn meest onbeduidende verzinseltjes tot de hoogste kunst.... En àls er dan in het buitenland eens een Hollands boek vertaald moet worden, neemt de ongetwijfeld hoog ontwikkelde en verfijnde Fräulein Else Orten een werk van de slappe, verwijfde en door bloemzoete dames verafgode kleine Louis, waar zoveel over gesproken en - gekwijld wordt, en zet dat het buitenland voor, waarschijnlik als het beste, wat het hedendaagse Nederland op litterair gebied te schenken heeft. Het is beschamend, diep en ellendig beschamend, dat in deze tijd een man, die doet wat ‘een mensenleeftijd geleden’ een gemummificeerde Duitse professor ook deed, en die daarbij wat raffinement ontleent aan diepere mensen (als Pierre Louys), door het beschaafde Holland zodanig vereerd wordt, dat de echo er van in het buitenland doorklinkt. Het illustreert echter op verrassende wijze niet meer of minder dan de kortzichtige harteloosheid, de dorheid des gemoeds, de leegheidvan-ziel van een bourgeois-publiek, dat in een tijd van bloed en tranen, van omwentelingsdrang en innerlike stormen als nooit over de wereld stond, behagen schept in de fraaie praatjes van een even lege, harteloze en protsige poseur, die een laf en decadent genoegen vindt in het bedenken van verdachte verhoudingen, in lichtelik ‘gewaagde’ toespelingen, en een toneeldecor van suikergoedkleurtjes. In een periode, die van de kunstenaar vraagt een sterke hand, een groot en hevig-kloppend hart, een heroïese onversaagdheid, een onbuigzame energie om het geweldige gebeuren en de wijde idealen van zijn tijd samen te smeden tot een werk van tragiese pracht, in die periode werd aan het buitenland, als specimen van Hollandse, veel bewonderde litteratuur, gepresenteerd de ‘roman’ ‘De Komedianten’, van Louis Couperus.... het fatje, dat niet ‘lezen’ kan, als er niet een orchidee en een zijde-omkapt lampje voor zijn zoetig tronietje staan te kwijnen.... We boffen wel met de eer van deze vertaling!.... A.M. |
|