De Nieuwe Stem. Algemeen onafhankelijk maandblad der jongeren
(1918-1919)– [tijdschrift] Nieuwe Stem. Algemeen onafhankelijk maandblad der jongeren, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 181]
| |
Nog eens De hel van BarbusseNatuurlijk heb ik met groote belangstelling zoo veel mogelijk alles gevolgd wat er gesproken en gezegd en geschreven is geworden van de inbeslagneming van ‘de Hel’ van H. Barbusse. Maar bevredigd heeft mij het geschrijf en gepraat van al die kunstlievende mannen niet. En 't eigenaardige en opmerkelijke van alles is, dat al die artistiek voelende mannen, die ‘de Hel’ zoo'n buitengewoon verheven kunstwerk vinden, dat juist zij die inbeslagneming niet toe hebben gejuicht, want op hun vingers konden zij toch natellen, dat 't boek nù gelezen zou worden en juist door hen, die den medicijnmeester van noode hebben.Ga naar voetnoot1) Maar inplaats daarvan, zei de een na den ander, dat er met die in beslagneming een door en door domme en onzedelijke stap is gedaan, want dat nu 't boek in handen zou komen van allerlei onreine zielen, die het boek nu willen lezen, tuk op gewaagde tafreelen. Dus de groote bewonderaars van 't ‘duistere’ en toch zoo verheven en schoon artistiek boek, dat Barbusse de wijde, wijde wereld in stuurde, dus voor een ieder bestemd had, wilden al die bewonderaars alleen maar voor een élite! van lezers hebben.... zeer zonderling.... Toen ik 't boek uitgelezen had, dacht ik, o die arme en zieke van geest, die om emoties te zoeken voor zijn ziek brein om daarmee bevrucht, een geesteskind te kunnen baren, zijn verbeelding, zijn groote schrijversgaven zoo heeft kunnen misbruiken. Hij is wel een echt kind van dezen rotten kapitalistischen tijd, hij en al zijn bewonderaars, dat hij en zij 't loonend achtten en den ziekelijken moed hadden om la bète humaine zoo te mishandelen en te verlagen. La bète humaine, de onmisbare wederhelft van l'esprit humain, daar zij beiden te zamen toch het ware echte heerlijke aardsche menschengeluk vormen. O Barbusse, Barbusse, gij hebt zeer zeker nog nooit een mensch ontmoet, die een kunstenaar, een artiest is van het menschelijk huwelijksleven, een mensch, die gezwoegd heeft en ‘sein brot mit Tränen asz’, om dat bovenmenschelijk kunstwerk te kunnen scheppen. Een levend kunstwerk, dat boven alle kunstwerken uitblinkt, omdat hier in uitgebeeld wordt het volmaakte samengaan en het in elkaar gegroeid zijn van het beest en den geest van den mensch. En al roepen al de Hel bewonderaars mij toe, hij schreef dat boek juist om zoo'n kunstwerk te helpen scheppen, dan nog zeg ik, arme zieke Barbusse, arme zieke bewonderaars van het zieke boek ‘de Hel’, ziek geesteskind van een zieken tijd. | |
[pagina 182]
| |
En dat onder de bewonderaars ook ‘De Nieuwe Stem’ was, heeft me verbaasd, want wat heeft de Nieuwe Stem, die natuurlijk een nieuwen heerlijken jongen gezonden tijd wil bezingen, te maken met een boek, waarvan de inhoud en de bedoeling zoo door en door decadent is? Iemand zei eens, dat de Nieuwe Stem, ‘neo-duf’ was met haar ‘jonge grijsaards’ en heidenpreeken en haar nieuw opgepolitoerde oudbakken levenskijk. Men moet 't haast gaan beamen, na haar bewondering voor een product uit een tijd, die onmogelijk de hare kan zijn, al zit dat product in een nog zoo kunstig, geniaal en fijn omhulsel. Dat de Nieuwe Stem geprotesteerd heeft tegen de censuur, die op volwassenen is uitgeoefend, is van zelf sprekend, maar dat 't een laas breekt voor den niet welriekenden inhoud van een boek, hoe artistiek geschreven, wekt mijn verwondering en spijt op en de glimlach van Gioconda. Die glimlach, die nooit begrepen zal worden en zoo gehaat is bij alle menschen, die zeggen dat een kunstenaar alles mag doen, zelfs een groot beest zijn als 't hem maar bevruchten zal en hij daardoor kunst zal voortbrengen. Die glimlach, die begrepen en geliefd en als een zachte aanmoediging gevoeld wordt door hen die van den kunstenaar verlangen niet alleen, dat hij in woord en penseel of wat ook een leider en voorlichter is, maar er ook naar handelt, en die niet alleen een kunstwerk kan scheppen, maar ook een die inhoud weet te geven aan zijn kunstwerk en die de menschen leidt en voorlicht naar hoogere sfeeren, waar licht en lucht, waar warmte en schoonheid is. Die zoo echt vrouwelijke glimlach van een hooge vrouw, die minachting heeft voor al wat verkrachting is van God Pan; en die toch weer zoo teeder moederlijk een ieder aanmoedigen en tot zich trekken wil om hen allen te koesteren en in te fluisteren: ‘Wilt ge gelukkig zijn hier op aarde, laat dan Pan in u huwen met het Gouden Meisje in u; weet hem vast te boeien en te klinken aan haar. Zoo gedaan, is er geen plaats voor walg of angst, voor leven of ouderdom of dood, zoo gedaan, wordt de mensch pas mensch en zal de aarde 't zoo lang begeerde paradijs zijn.’ O jongeren hebt de moed om uw lief geworden oude goden vaarwel te zeggen. Weest niet de wormen gelijk, die wroeten en kankeren in beerputten en lijken. Geeft uw heerlijke jonge krachten, uw energie aan al wat schoon en zonnig warm is. Laat uw nieuwe stem uw eigen stem zijn, zuiver en niet de nagebootste stem van een ouden godheid, laat ze zingen van een nieuw heerlijk leven. O de menschheid snakt naar levensvreugde en aardsche harmonie, en ook naar een verheven vreugde, die geen laffe angst kent voor ouderdom en dood. Berg ‘de Hel’ en dergelijke duistere kunstwerken op in uw kast met curiositeiten en daar mee uit. J. Stoop-Snouck Hurgronje. |
|