[Brief]
Amsterdam, 29 Julie 1919.
Beste Koos,
Ik heb het handschrift van je artiekel over ‘De waanzinnige Waereld’ van die ijverige meneer E. van Dieren, Arts (de lust bekruipt me om die twee laatste woorden aan mekaar te schrijven!) gelezen. God kerel, Koos, wat ben jij toch een kolossaal serieus mens. Onbegrijpelik!.... Ik neem je je artiekel kwalik, daar!
Dat heerlike boek van deze kluchtige kapitalistenflikluizer (o god, wat een geniale mop!) heeft me een Dierlike lachstuip bezorgd. Daar wordt veel te weinig gelachen onder ons, schrikbarend ernstige bespiegelaars. En daar komt nu een vermomde Uilenspiegel, een eerste rangs karakterloos-komiek, en jij gaat 'em uitschelden! Dat is niet aardig van je, werkelik. Het is zo Rabelaisiaans nonsensiaal, en jij wordt boos! Niet doen, kerel, neem de grappenmaker niet serieus, straks ontpopt ie zich als een grollende propagandist voor het bolsjewisme.... Hahaha! de lach zit me nog in m'n kaken en jij zou me willen wijsmaken, dat deze piramidale meneer ha!.... E.... ho!.... van.... hi.... Dieren.... hè hè.... Arts.... hohoho!.... dit alles serieus meent!!.. Neem me niet kwalik, maar dat is me.... hahahaha!.... onmogelik.... Dan zou ie een verschijnsel zijn, meneer, iets als een klassieke Laplander of een plattelandse Patagoniër....
O god o god, Koos, wat heb ik een pijn in m'n zij van die meer dan waanzinnige waaaareld van die dierenarts - zie je, daar heb je 't geduvel al! - ik heb in geen tijden zo gelachen!.... Ik had je willen voorstellen het in ‘De Nieuwe Stem’ als feuilleton af te drukken (met toestemming van de arts comica natuurlik) onder de titel: ‘De kneuterige lachspiegel’ en het soldatenmotto: ‘Je lacht je rot!’.... en nou ga jij het volernstig kapotslaan!.... Eeuwig jammer!....
Maar, heus, Koos, zou het boek soms - god bewaar me, wat een idee! - zou je denken, dat het boek inderdaad bedoeld was als ernstig?.. Au!.... zie je wel, daar begint m'n lever al weer te schudden en m'n middenrif te schokken.... o lieve hemel hou me vast, of ik lach me een driedubbel ongeluk.... Maar, Koos, zou je heus denken?.... Nee toch, kerel.... ja, zeg je? Je verzekert 'et me? Met de hand op 'et hart? Is 't verdomd?.... (o, pardon.... ik dacht, dat we allebei nog in uniform waren!)
Maar zeg, waar zou jij dan denken, dat die duizendvoudig ingewikkelde mummie vandaan kwam? Hij zegt, dat ie arts is in Amsterdam, maar dàt is natuurelik wèl een mop!.... Ik hel over tot de mening,