De Nieuwe Stem. Algemeen onafhankelijk maandblad der jongeren
(1918-1919)– [tijdschrift] Nieuwe Stem. Algemeen onafhankelijk maandblad der jongeren, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 120]
| |
De polsslag van de tijd
| |
[pagina 121]
| |
Waren wij naïef genoeg om deze regering te beschouwen als serieus strevende naar de voltooiïng van een logies zich bewegende ontwikkeling? Misschien zijn er inderdaad zulke argeloze zielen geweest. Ze zullen nu wel genezen zijn van hun onwijsgerig vertrouwen.... In het jaar 1919, aan het slot van een der meest bewogen perioden van de wereldgeschiedenis, in een tijd, die als een stormwind over de wereld vaart en vorsten, kronen en staten wegvaagt als luttel stof; aan het begin van een nieuw tijdvak, waarin de mensen zullen opgaan naar de straling van een nieuw ideaal; in een wereld die schokt en trilt van enorme overspanning; op het moment, dat een zware dreiging dof opgromt uit de saamdrommende massa's der ‘verworpenen,’ is er in Nederland een regering onder aanvoering van een primitieve Limburgse jonker, direkte zoon van de geest der zestiende eeuwse mentaliteit, en wij zien haar angstig heen en weer lopen als een mummelend besje, dat de gevaarlike krachttoeren van een stel jonge, lachende athleten wil verhinderen.... We zien het gerimpelde, bangelik huiverende, van afgeleefdheid bibberende mensje onophoudelik bezig zich belachelik te maken; haar tandeloze kaken rammelen op mekaar en tranen van machteloosheid leken uit haar glansloze oogjes om triest te verlopen in de rimpelkanaaltjes van haar tanig vel. Goden, wat een schouwspel!.... Ze is kinds geworden en houdt haar arme, machteloze handjes in de rivier om de brede, snelle stroom te stremmen....! Onze brave, zachtzinnige regering is afkerig van geweld - zodra het van anderen komt. Ze snikt van oprechte droefheid als ze hoort van ‘een minderheid,’ die geweld wil gebruiken tegen haar meerderheid. En daarom maakt ze zich gereed, deze gevaarlike minderheid met geweld te onderdrukken. Het is echter een moeilik probleem, want de zekerheid, dat het leger zoo maar op het volk zou inslaan, in niet meer zo heel groot. En de snuggere kristelike regering, onder aanvoering van een roomse jonker uit Limburg (een landstreek, overvloeiend van zachtzinnigheid, zedelikheid en intellekt!), vindt de burgerwacht uit. Heerlike inventie! voortgekomen uit de aloude geest van vrijheid en kordaat handelen, ons Holland eigen! Zie deze legerscharen des Heren! Met de heldenmoed, druipend van hun knechtentronies, houden ze de wapens in hun niet zeer rustige handen. En het enige nuttige effekt dat we van deze ‘volksbewapening’ tot nu toe gezien hebben is een vele malen herhaald spotgelach, een moord op een niet-blind-gehoorzame echtgenote, en dreiggebaren van smokkelende regeringsgetrouwen tegen de grenskommiezen. Verheven eensgezindheid tegen het monster der revolutie, uw naam is burgerwacht en Ruys is uw profeet.... Maar wat zullen de muizen der burgerwacht doen, als de kat der revolutie eens werkelik zich geeuwend uitrekt en de nagels laat zien....? Onze edelmoedige, kristelike regering heeft ook een warme liefde voor de arme. Maar groter is haar mededogen met de beklagenswaardige rijkaard. Staat er niet geschreven dat een kameel eerder door het oog van een naald zal gaan dan dat een rijke de hemel zal erven. Als ik nou kristelik minister van financiën was, zou ik die rijke misdeelden een mooie kans geven om ook in de hemel te komen, een prachtkans, dat verzeker ik u! Ik zou de schatkist vullen met hun rampzalig goud en de hemelen zouden mij prijzen! Maar minister De Vries, een kristen toch | |
[pagina 122]
| |
van onverdachte kwaliteit, wendt krampachtige pogingen aan om de rijke in zijn staat van ongenade te bewaren en de kans van de arme op de hemel nog te vergroten, door hem tot op het hemd uit te plunderen. Wie zal de kronkelwegen des Heren en bovenal! die zijner verkleefde dienaren verstaan? De belastingideeën des heren De Vries lijken zeer werelds en zeer ouderwets-werelds van bedoeling, maar wie zal zeggen, of er niet teksten in de Bijbel voorkomen, die hem volkomen rechtvaardigen?.... Dat wij, socialisten, verworpenen des hemels en der aarde, er anders over denken, dat wij zijn plannen afschuwelik en immoreel, dat wij ze plat materialisties en zakkenrollerig vinden - moet daarin niet een aanwijzing gezocht worden, dat ze inderdaad diep en hoog en zuiver.... kristelik zijn?.... Onze verlichte twintigste-eeuws-kristelike regering is niet bang. Ze vaardigt oekasen uit, waarin ambtenaren, die zo brutaal zijn antiregeringspropaganda te voeren, met ontslag bedreigd worden. Of dat brutaal is van deze regering? Waarom? As je toch ‘de baas’ bent? As je toch de baas wilt blijven! As God nou toch eenmaal z'n zinnen er op gezet heeft, dat je de baas blijven zult! Alles wel beschouwd is een ambtenaar toch maar een half mens, en een minderwaardig soort staatsburger. Hij mist het recht tot staken, sommige categoriën mogen niet eens gemeenteraadslid zijn, hij is de dienaar van - de staat'.... nee, van meneer Ruys en consorten, die nou een blauwe maandag regeerders zijn geworden en die vandaag of morgen weer met muziek verdwijnen zullen. Eendagsgodheden, die op poene van brodeloosheid blind aanbeden moeten worden. Ruim-denkende kristenen, die als symbool en scepter de gouden domper voeren, het instrument van de zwarte reaktie, die geen licht duldt, die modderen wil in 't pikkedonker. Die misbruik maakt van haar haar door het volk toevertrouwde macht om dat volk te verdommen en individuen, die niet voor haar op de knieën liggen, te verdrukken en te vertrappen. Die een sfeer wil scheppen, waarin de vrije gedachte verstikken moet, waarin niets meer leeft dan de antieke, verrimpelde mummie-ideaaltjes van afgetakelde, uitgebluste geesten, waarin de slaafse gehoorzaamheid en de onderworpen vrees alleen welig gedijen. In het jaar 1919, na de orkaan van de wereldoorlog.... Jawel!.... Natuurlik maken ook het onderwijs en de onderwijzers, vooral deze soort, die staatszorg eisen, een voorwerp van hoge genegenheid dezer zwaar-kristelike regering uit. Minister de Visser, dominée van beroep, heeft dit belangrijke onderdeel der volksgemeenschap voor zijn rekening genomen.... Tientallen van jaren hebben de onderwijzers geklaagd en gekankerd over hun bedroevende toestand. Minister De Visser zou met één slag aan alle misère een einde maken en de onderwijzers eindelik eens uitheffen boven de bedruktheid van zware financiële zorg, die hun leven vergalde, hun werklust doodde, hun energiesloopte. En hij is gekomen met een ontwerp, dat een kaakslag is voor de onderwijzers, een hoon voor hun stand, een schaterlach voor him eisen. En hij heeft het nonchalant verdedigd met te zeggen, dat die onderwijzers toch eigenlik niet zo heel veel soeps zijn, dat hun opleiding nou toch niet van dien aard is, nietwaar?.... Als een dominee en een rechterlik ambtenaar schandelik betaald worden, waar halen dan de onderwijzers de belachelike moed vandaan te eisen, dat zìj, juist zìj behoorlik gehonoreerd zullen worden?... | |
[pagina 123]
| |
Minister de Visser rekent met de guldens van 1913. En zegt dan, dat er een groote vooruitgang is. Ook dit is Jezuïtisme, al zijn het woorden van een dominee. De onderwijzers, die b.v. in Amsterdam voor de oorlog f 1950 salaris hadden zullen het nu moeten doen met f 2600. En niemand, ook de heer De Visser niet, zal durven beweren, dat deze f 2600 meer koopwaarde hebben of krijgen zullen dan f 1500 van voor 1914. Een achteruitgang dus van meer dan 25%. En een onderwijzer, die onder de nieuwe wet twintig jaar zal zijn eer hij de school binnenkomt, en dus een opleiding achter de rug moet hebben van acht jaar, zal in een grote stad de kolossale som verdienen van f 930, dat is nog geen f 18 per week. Iedereen, die zijn kinderen voor het onderwijs laat opleiden zonder kapitalist te zijn, zal opgesloten dienen te worden in Meerenberg of een soortgelijke nuttige inrichting. De bizondere onderwijzers zullen meer ‘mogen’ verdienen, want het is aan groepen van ‘personen’ niet verboden, geld bijeen te brengen voor de eeuwige hongerlijers die men onderwijzers noemt, maar de gemeenten mogen niets doen voor hun openbaar personeel. Dat noemen ze in kristelike kringen met een grijns: ‘gelijkstelling’.... Minister de Visser is een revolutionair. Hij vergrijpt zich aan verordeningen, die op volkomen wettige wijze tot stand zijn gekomen en maakt misbruik van zijn ministersambt om de bestaande wet te verkrachten door een nieuwe. Wanneer een socialist iets dergelijks zou aanbevelen, zou men de waakhonden van de burgerwachten tegen hem ophitsen. Nu een kristelike minister het doet is het geoorloofd, aanbevelenswaardig, volkomen in overeenstemming met de ordonnantiën Gods. Het is zelfs democraties, want een schijnheilige Kamer-meerderheid geeft haar sanctie aan de onwettige daad en ziedaar - de eerbied voor de polsslag van de tijd!.... En zo zal men verder kunnen genieten van het schouwspel, onderwijzers te zien bukken onder de last van allerbekrompenste omstandigheden; z'n vrouw te zien sloven en zwoegen om het gezien zo'n beetje bij mekaar te houden; hem zien les geven 's avonds en 's morgens om wat bij te verdienen, hem zien solliciteren naar alle mogelike bijbaantjes, die hem elk stukje van z'n frisheid en werkkracht roven, waaraan de school zo onbeperkt behoefte heeft! In plaats van liefde voor z'n mooi beroep zal hij een afkeer gaan koesteren voor het ‘vak,’ dat hem niet eens brood geeft en toch zoveel van hem eist. Hij zal een stille woede in zich waarnemen tegen z'n ouders, die zo krankzinnig waren, hem naar de normaalschool te sturen en tegen de regeerders, die hem honend in z'n ellendige omstandigheden lieten, die hem voor de gek hielden met praatjes en schijnverbeteringen, die millioenen na millioenen versmeten aan nutteloze en gevaarlike militaire dwaasheden, die hem onbeschoftheid gaven toen hij waardering vroeg.... tegen die bekrompen, schriele, kortzichtige partijregeerders zal een haat groeien in hem, die hem eindelik brengen zal waar hij hoort: in het grote rooie leger tegen de reaktie, de domper en de brandkast.... Wat zou een kristen ook veel geld uitgeven voor onderwijs? Wat heeft ie aan een ontwikkeld, verlicht, goed opgevoed volk? Zouden ze maar niet opstandig worden en hun brave overheden wegjagen om zelf beter te regeren? Zei de prediker niet reeds: ‘Want in veel wijsheids is veel | |
[pagina 124]
| |
verdriets, ende die wetenschap vermeerdert, die vermeerdert smarte’?Ga naar voetnoot1) Hou ze dom, en doe dat op sluwe wijze. Maar wij, die geen Kristenen zijn, wij, die mensen zijn, wij zeggen: ‘Schande over een land, dat zo zijn onderwijs verwaarloost en z'n onderwijzers hoont; schande over een regering, die met deze regeling durfde komen; schande over een meerderheid, die een dergelijke verachtelikheid tot wet helpt maken!’
En nu! Nu is het in Nederland gebeurd, dat het sombere boek van Barbusse, ‘De Hel,’ een boek van zeer wijde strekking en van zeer zuivere en grote menselikheid, in beslag genomen werd op grond van art. 240 van het W.v.S. ‘Pornografie!’ O, het is niet flink gebeurd. Men is niet gekomen met een edikt voor het hele land. Blijkbaar (of schijnbaar) is er een procureur-generaal of een andere groot-mogol van een of andere erge hoge raad, op z'n eigen houtje aan 't overwegen gegaan en toen aan 't inbeslagnemen, hier en daar. Maar de regering heeft deze nette meneer niet met een stevige schop onder z'n broek uit wandelen gestuurd en dus zijn daad met haar autoriteit gedekt. Het is een beetje ontstellend. Je moet je zo langzamerhand wel een beetje gaan schamen, dat je Nederlander bent. Wat moet dat nou eigenlik? En waar halen die meneeren de brutaliteit vandaan om op deze manier voor zedenpolitie te spelen? Waar elders dan in een katoliek blad en door een Jezuïet, is beweerd, dat ‘l'Enfer’ een onzedelik boek was? Is een Jezuït in eens de opperste rechter geworden in zake van kunst? Zola was, volgens de roomse moraal, een duivel in mensengedaante, maar buiten de kerk is er niemand, die zijn werk pornografie durft noemen. Nu is er Barbusse en we hebben een kristelike regering, met een roomse jonker aan 't hoofd. En zij heeft de moed, in te grijpen in de litteratuur en een groots kunstwerk voor onzedelik te verklaren. Regeren de Jezuïeten? Een poosje geleden had een Rooms blad de merkwaardige moed een lans te breken voor.... gewetensvrijheid!! Natuurlik bedoelde ze daar haar eigen gewetensvrijheid mee, niet die van anderen.... De inbeslagname van ‘De Hel’ zal opnieuw de Nederlandse naam in het buitenland tot een aanfluiting maken. Het is een van de schandelikste, belachelikste daden van smerige vervolgingswaanzin, die ik ken. Van de kleinste politiek ook èn van een verregaande, ongehoorde aanmatiging. Om van de weinig verheven domheid en bekrompenheid maar niet te spreken. De psychiese gesteldheid bij het ondergaan van het sexuele leven, de geweldige teleurstelling en inzinking, die het uitleven van z'n sexuele driften na zich sleept is zeker in niet geringe mate een gevolg van de kerkelik-kristelike taktiek van geheimzinnigheid en zonde-noemen wat doodnatuurlik is. Deze wonderlike, onnatuurlike houding van de psyche tegenover het lichaam is het onderwerp van Barbusse's hel. Het is een boek, dat overvloeit van medelijden, dat rilt van smart onder de kwellingen die de mens zonder schuld ondergaat, dat weent van eenzaamheid onder de schijnbaar innigste versmelting. Barbusse is een van die zeld- | |
[pagina 125]
| |
zame mensen, die de moed hebben, hun gedachten geheel uit te spreken en die daarom voor de wereld staan in een zeer ongunstige positie. Want de wereld, die nog grotendeels een wereld van Beerebroucken en procureurgeneraals is, ziet haar diepste, geheimste gedachten en driften liever niet veruiterlikt, en wie haar toch de spiegel voorhoudt, dien noemt zij een ploert en een zedeloos individu. We kennen Barbusse uit ‘Le Feu’ en ‘Clarté’ en we weten dat hij is ‘een halluciné de la vérite,’ een die de waarheid spreken moèt, krachtens zijn natuur, zijn voorbeschikking. En in de wereld der duisternis is een drager des lichts een misdadiger. En daarom is ‘De Hel’ in beslag genomen als pornografie! De kunstenaar is dus niet veilig meer voor de kristelikheid van een toevallige regering. Niet de buitenlandse en dus zeker niet de binnenlandse. Wij zullen er ons op hebben voor te bereiden, dat onze regering zal bepalen welke schrijvers wel, en welke schrijvers niet gelezen mogen worden. We zullen in ons vrije landje dus moeten dulden een censuur, een zwarte censuur van bekrompenen en ziellozen. We willen ons niet verdiepen in de gedachtebroeiïng van de meneer, die onder het lezen van ‘De Hel’ tot de konklusie gekomen is, dat dit boek verboden moest worden als pornografie. Hij is een geest- en zielsverwant van juffrouw Marie Koenen, die we een der vorige maanden het genoegen hadden te signaleren. De schoonheid van het diepe en duistere boek is niet tot zijn door sexuele nervositeit vergiftigde geest doorgedrongen en de naaktheid van de feiten heeft voor hem beslist.... De dompers! De domme modderaars! Als ze door de uitgever betaald waren, hadden ze geen doelmatiger reklame kunnen verzinnen!.... In Amsterdam, waar het boek niet in beslag genomen werd, waar de inhoud dus blijkbaar niet zedenbedervend werken kan, verkocht mijn boekhandelaar alleen de eerste dag na de sensationele inbeslagneming over de twee honderd exemplaren van ‘De Hel.’ Ik juich dat niet toe, want ik' weet, dat het boek nu in vele verkeerde handen is gekomen, in handen, waarvoor de schrijver het nooit bestemd had. Dank zij de stompzinnige regeringsdaad gaat het boek nu van hand tot hand in kringetjes, die kleverig van vuiligheid zijn, ook zonder de morele zorgen van een kristelik kabinet.... Enkele weken geleden werd Willem Kloos gehuldigd door de regering, met een medalje en een jaargeld. Het scheen een lichtpunt van vrijzinnige opvatting! En nu dit! Deze smerige aanval op een groot kunstwerk uit de wereldlitteratuur... * * *
Nog nooit heb ik iets gezien, dat zo stuitend brutaal en tegelijkertijd - zo belachelik naïef was als het optreden van dit kabinet. Er is een grote, zoete troost: elke nieuwe daad van deze mensen is een nieuwe ondergraving van hun eigen positie. Ze zijn niet slimmer dan hun kollega's in Parijs en ze zullen geen ander lot ondergaan. Ze zaaien verbittering tegen hun eigen onmenskundige systemen en welig zal deze verbittering opschieten. Wij zullen het plantje verzorgen en het besproeien met de vruchtbare dauw van onze voorlichting. En het plantje zal een boom worden, die hen over het hoofd groeit en waarvan de vruchten ons in de schoot zullen vallen....
25 Mei 1919. Amsterdam. |
|